Hieronder mijn opiniebijdrage in het Dagblad van het Noorden van vrijdag 31 juli 2019 " Kernenergie, de minste der kwaden"

Opiniebijdrage Kernenergie DvhN 2 augustus 2019

Onderstaand een nadere toelichting 

De relatieve (on)veiligheid van kernenergie

Tegenstanders beroepen zich het meest op de onveiligheid van kernenergie. Nu bergt elke energiedrager veiligheidsrisico’s voor de mens met zich mee, dus ook kernenergie. De risico's zijn echter moeilijk vergelijkbaar.

Bij het aspect veiligheid denken we aan de impact van rampen, zoals van een ongeluk met een kerncentrale en rampen die als gevolg van de opwarming van de aarde te verwachten zijn, zoals hittegolven, bosbranden en overstromingen. Verder rekenen we ook de impact van ongelukken bij de winning, het transport en de toepassing van de onderscheiden energiebronnen mee.

Beginnen we met de (on) veiligheid van kernenergie. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw heerste er veel optimisme over de toekomst van kernenergie. Een van de redenen dat het Nederlandse aardgas tegen relatief lage prijzen naar het buitenland geëxporteerd werd was dat men dacht dat kernenergie de toekomst had en men mogelijk met het aardgas zou blijven zitten.

Maar toen kwam in 1986 de ramp met de kernreactor in Tsjernobyl, die tot een grote schrikreactie in de hele wereld en vooral in Europa leidde. Zo werd er gewaarschuwd dat je maar liever geen groenten van de open grond kon eten. In het rapport van de RIVM van 10-8-2016 genaamd ”30 jaar Tsjernobyl" wordt echter geconcludeerd: “Uiteindelijk hebben wij in Nederland een kleine extra stralingsdosis ontvangen in 1986 en 1987, ongeveer 1% meer dan normaal. De gezondheidseffecten hiervan waren verwaarloosbaar”

Intussen lijkt de opinie weer naar het andere uiterste te gaan. Zo heeft de nieuwe president van de Oekraïene, Zelensky, in zijn beleidsvoorstellen opgenomen om van Tsjernobyl een pretpark te maken. Alsof alle slachtoffers van de bij de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki vrijgekomen straling, die vele jaren na de ontploffing nog zijn omgekomen vergeten zijn. Maar de straling die bij een atoombomexplosie vrijkomt is ook vele malen groter dan bij een ongeluk met een kernreactor te verwachten is. Overigens stelt het RIVM in het zelfde rapport dat het overgrote deel van de slachtoffers van een kernbom niet valt door straling, maar door de explosie.

 

Fukushima

De ramp met de reactor in Fukushima in 2011 heeft aan slachtoffers van de daaraan voorafgaande aardbeving en tsunami aan ongeveer 19000 mensen het leven gekost. Maar tot op heden is niemand aan de gevolgen van de straling vanuit de beschadigde kerncentrale overleden. Wel heeft de evacuatie van bijna 100.000 mensen uit de omgeving van de centrale slachtoffers geëist. Bijvoorbeeld doordat mensen uit intensivecare-verblijven moesten worden gehaald en patiënten uit verpleeghuizen. Verder waren er gevallen van suïcide. Volgens de meest conservatieve schatting heeft die evacuatie 150 levens geëist. In een studie van de Universiteit van Stanford wordt een aantal van 600 genoemd, wat wordt vergeleken met mogelijk 30 slachtoffers die mogelijk zouden zijn bezweken aan straling als ze niet geëvacueerd zouden zijn.

De straling rond Fukushima bleef relatief laag. Volgens de WHO was het eerste jaar niet meer dan 50 millisievert te verwachten, zelfs in de meest getroffen locaties en tot 10 millisievert in de andere omliggende gebieden. De vraag is dus of de evacuatie wel wijs geweest is.

 

Theorie van de Hormese

In dit verband is de discussie over het effect van een beetje straling op de menselijke gezondheid interessant. Er zijn wetenschappers die stellen dat een beetje straling het weerstandsvermogen zou stimuleren en versterken. Een autoriteit betreffende deze theorie van de Hormese is Edward Calabrese van de Universiteit van Massachusetts. Hij en andere wetenschappers vinden het heersende risicomodel te pessimistisch en wijzen op gebieden waar de globale achtergrondstraling veel hoger is dan gemiddeld, terwijl daar in bijvoorbeeld de Guarapari streek in Brazilië en rond de radioactieve bronnen in Ramsar (Iran) geen indicaties zijn van een verhoogde kans op kanker. Maar de “sceptische meerderheid” van wetenschappers wijst er op dat kankerstatistieken bij lage doseringen notoir onbetrouwbaar zijn. Om meer uitsluitsel te krijgen zouden additionele biologische experimenten nodig zijn, zegt bijvoorbeeld de Duitse onderzoeker Rühm.

In Nederland is de theorie van de hormese ook bediscussieerd. In 2007 heeft de Nederlandse Gezondheidsraad als haar standpunt verwoord: “Een stimulerend hersteleffect (hormese) van lage doses ioniserende straling wordt momenteel niet algemeen aanvaard, ook niet door de commissie”. Het door voorstanders aangevoerde argument dat mensen in gebieden met een hoge achtergrondstraling minder kanker zouden krijgen wordt verworpen met de overweging dat mensen in zulke gebieden niet oud genoeg worden om kanker te krijgen.

De vraag naar aanleiding van deze discussie is of er wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar de mate waarin in het gebied rondom Tsjernobyl het percentage kankergevallen per 100.000 inwoners significant afwijkt van dat in vergelijkbare gebieden buiten deze zone. In een overview van de WHO uit 2006 “Health effects of the Chernobyl accident: an overview” [6]is daarover het volgende te lezen. Het aantal gevallen van schildklierkanker is onder kinderen en adolescenten ten tijde van de ramp sterk toegenomen. In heel Belarus, Oekraïne en de Russische Federatie gaat het om 5000 gevallen. Gelukkig is de behandeling daarvan effectief gebleken. De getroffen personen moeten alleen wel de rest van hun leven medicijnen gebruiken als gevolg van hun aangetaste schildklierfunctie. Een beperkt aantal helpers -134 volgens de WHO- hebben tijdens de opruimwerkzaamheden een zeer hoge stralingsdoses opgelopen. Van deze 134 helpers zijn er in dat zelfde jaar 28 bezweken. Daarna is er ook nog een aantal van hen aan kanker overleden, maar hierbij kon niet worden vastgesteld of dat een uitgesteld gevolg van opgelopen straling was.

Belangrijk is vervolgens het gezondheidseffect op lange termijn. De WHO geeft aan dat er veel discussie bestaat over het effect van lagere stralingsdoses (<100 Msv) , maar ook dat haar Expert Group heeft geconcludeerd dat er meer dan 4000 doden door kanker zouden zijn gevallen onder de meest blootgestelde groepen van in totaal 626.000 personen. Aangezien de kankersterfte onder normale omstandigheden op 120.000 mag worden gesteld zou het aantal doden door straling de totale sterfte aan kanker met 3 à 4% verhoogd hebben. Wordt een nog groter gebied beschouwd, waar het radioactieve caesium is neergeslagen en waar de straling niet veel hoger is dan de natuurlijke achtergrondstraling, dan zou het om een percentage van 0,6% gaan. Buiten dit gebied is een statistische invloed niet meer vast te stellen. Tot zover de bevindingen van de WHO.

Als we dit aantal dodelijke slachtoffers van meer dan 4000 vergelijken met die van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki in 1945, maar ook met grote natuurrampen sindsdien dan is het ongeluk met de centrale van Tsjernobyl eerder als een ernstig ongeluk te beschouwen dan als een ramp voor de mensheid.

 

Probleem van het kernafval

Dan het probleem van het kernafval. Tegenstanders wijzen er op dat dit nog duizenden jaren gevaarlijk blijft waarmee we ons verre nageslacht niet mogen opzadelen. Voorstanders wijzen er op dat er in de meer dan halve eeuw dat kernenergie wordt toegepaast nog nooit een ongeluk met de opslag van radioactief afval is gebeurd en dat je het doordat het zo geconcentreerd is- alle kernafval van de Verenigde Staten past op de oppervlakte van één voetbalveld - goed onder controle kunt houden. We hebben het dan over bovengrondse opslag. Een alternatief is ondergrondse opslag. Over de veiligheid hievan op lange termijn is de wetenschap nog verdeeld. Momenteel onderzoekt Finland de mogelijkheid om in geologisch zeer stabiele rotsformaties diep ondergronds het hoogradioactieve afval op te slaan, waar het dan 100000 jaar veilig voor de omgeving zou zijn. Denkbaar is dat in het kader van Europese samenwerking ook andere landen daar hun afval zouden kunnen opslaan. Een andere optie is de bovengrondse opslag continueren in de veronderstelling dat zich binnen afzienbare tijd een technische  doorbraak voordoet die het probleem tot een aanvaardbare dimensie terugbrengt. Intussen is het afvalprobleem een belangrijke reden om de ontwikkeling van  door thorium in plaats van uranium gevoede kerncentrales op te voeren, waarbij het probleem van de radio-activiteit vrijwel niet meer speelt. 

 

De risico's van andere energiebronnen en van opwarming

Ter vergelijking kunnen we onder meer de slachtoffers van de kolenwinning noemen.  Alleen al in China vielen in de kolenmijnen in 1998 7423 doden vielen, volgens de ILO. [7]Over het aantal slachtoffers van door de klimaatopwarming veroorzaakte hittegolven lopen de cijfers sterk uiteen. De hittegolf in 2003 zou in heel Europa volgens de Volkskrant van 23 maart 2017  70.000 slachtoffers geëist hebben. En toen was het nog op geen stukken na zo warm als het de zomer van 2019 geweest is. Alleen was men er bij die zomer beter op voorbereid. Maar het wordt nog erger volgens de klimatologen. Volgens ons eigen KNMI moeten we nu al rekening houden met een hittegolf van rond de 40 graden om het andere jaar. En dan hebben we de overstromingen en verdroging van uitgestrekte gebieden en de migratiestromen die dat tot gevolg zal hebben nog niet eens meegewogen. Daarvoor zijn echter nog helemaal geen integrale risico-analyses opgemaakt. Er is echter niet veel fantasie voor nodig om te mogen veronderstellen dat deze het bestaan van tientallen miljoenen aardbewoners bedreigen. 

Kortom, de toepassing van kernenergie is weliswaar niet risicovrij, maar steekt uitermate gunstig af ten opzichte van haar sterkste economische concurrent, kolen en helemaal tegen nietsdoen. Zelfs energiesystemen op basis van zon en wind zijn niet 100% milievriendelijk. 

Milieuaspecten zonnepanelen

Een probleem van zonnepanelen is voorlopig dat ze nog moeilijk volledig te recyclen zijn en dat door de grote verspreiding ervan bij de afvalverwerking gemakkelijk zware gevaarlijke metalen, zoals cadmium en chroom in het milieu terecht kunnen komen. Maar op de website van een groot internationaal afvalverwerkingsbedrijf, Veolia, wordt dan weer geclaimd dat zij zonnepanelen volledig kan recyclen. 

Een uitgebreide verhandeling over de milieuaspecten van zonnepanelen is te lezen in Powerswitch van Oneworld[1]. Aan dit artikel hebben wetenschappers van de Universiteit van Utrecht en DSM meegewerkt. Hierin wordt ook ingegaan op de beschuldiging van niet-duurzaamheid. Verwezen wordt naar de regelgeving van de EU , die het gebruik van lood en cadmium beoogt te beperken. Maar dat impliceert dat deze zware metalen er wel in voorkomen. Overigens geldt dat niet voor alle zonnepanelen, maar die zijn wel duurder. De verplichting bestaat overigens wel om de zware metalen er bij recycling.Maar recycling is momenteel nog een probleem. DSM is er mee bezig om hier een oplossing voor te vinden. Vooralsnog zijn zonnepanelen dus nog niet geheel onschuldig qua milieubelasting. 

 

Voor-en nadelen van waterkracht

Een in ons land niet spelend maar elders wel voorkomend dilemma is de keuze tussen waterkrachtcentrales en kerncentrales. Waterkrachtcentrales produceren in het algemeen relatief goedkope elektriciteit. Maar ze leggen ook veel beslag op landoppervlak dat niet meer gebruikt kan worden voor bewoning en landbouw. Daartegenover staat dat een stuwdam mogelijkheden tot flowcontrole, irrigatie en drinkwateropslag biedt. Dat levert in economische termen het vraagstuk van de gemeenschappelijke kosten op, wat maakt dat je moeilijk een specifieke kostprijs aan de opgewekte elektriciteit kunt toerekenen. Een groot voordeel van waterkrachtcentrales annex stuwmeer is dat ze extreem flexibel zijn qua output.

Aan de kostenzijde zijn echter, afgezien van het landverlies, meer malse posten op te voeren. In een stuk van Down to Earth Magazine [2] staat dat stuwmeren een bron van methaanuitstoot vormen als gevolg van de vorming van micro-organismen. Hierbij wordt verwezen naar een studie van de Washington State University. Deze zou hebben berekend dat een van de grootste stuwmeren van Brazilië meer methaan zou uitstoten dan het hele gebied van Sao Paulo. Een nadeel is verder dat rivieren als gevolg van de dammen geen slib meer naar zee voeren. Een potentieel risico is een damdoorbraak. Toevallig dat dit nu net speelt in de buurt van Manchester. Vraag daarbij is of de klimaatverandering dit risico niet vergroot, omdat ze gepaard gaat met lokaal extreme neerslag op hogere breedten. Een sociaal probleem is natuurlijk ook dat mensen huis en haard moeten verlaten.kerktoren Graun De voordelen tegen de nadelen afwegend is de vraag of kencentrales in veel gevallen geen betere oplossing zijn dan het bouwen van nog meeer waterkrachtcentrales. In Nederland is dit echter geen dilemma, omdat hier nauwelijks waterkracht voorhanden is.

Ruimtelijke ordening

Een dilemma waar Nederland wel mee zit is de ruimtelijke ordening rondom de energievoorziening. In dit opzicht lijkt kernenergie in het voordeel boven de hernieuwbare energiebronnen wind en zon. Qua oppervlakte vraagt een kerncentrale maar een kleine fractie van het oppervlak dat windparken en zonne-akkers nodig hebben. Volgens Shellensberger[3] . vraagt een zonneboerderij 5000 keer zo veel land als een kerncentrale. Dat land moet in het dichtbevolkte Nederland dan aan andere bestemmingen worden onttrokken. Het zelfde geldt voor windmolens. In Nederland wordt nu op enkele plaatsen al bos gekapt om plaats te kunnen maken voor windmolens. Het verwondert dan ook niet dat op verscheidene plaatsen waar windmolen gepland zijn de bevolking in het geweer komt . Het Nimby (not in my backyard) effect doet zich trouwens ook sterk in Duitsland voor, reden waarom het met de Energiewende daar veel minder hard gaat als gepland. Verder wordt tegen zonneakkers aangevoerd dat ze tal van in de grond levende organismen en dieren die daarvan leven vernietigen.

Een nog wat onduidelijk aspect is wat kerncentrales en renewables aan transportfaciliteiten vergen. Vraag hier is of bij geconcentreerde elektriciteitsopwekking, zoals bij de inzet van kerncentrales, de impact op het landschappelijk aanzien niet minder groot is dan bij de sterk decentrale opwekking middels windparken en zonneakkers.

De kosten van kernenergie

In het Financieele Dagblad van 8 november 2018 stelt de voormalig ceo van Delta nv Zeeland, Peter Boerma , dat een nieuwe tweede kerncentrale € 8-10 miljard zou kosten. In 2010 zou dat nog € 4-5 miljard geweest zijn. Laatstgenoemd bedrag was net zo veel als de subsidie voor het eerste grote windpark op zee, maar de energieopbrengst van zo’n kerncentrale zou vijf keer zo groot geweest zijn als die van het windpark, wat veel meer CO2 bespaard zou hebben. Doch ook bij een kostprijs van 8-10 miljard zou een kerncentrale nog steeds goedkoper zijn dan wind als rekening wordt gehouden met de leverings(on)zekerheid en CO2 reductie.

Voor een goede vergelijking zouden we overigens we de totale kWh productie gedurende de levensduur van zo’n kerncentrales moeten vergelijken met die van een windpark. De levensduur van een kerncentrale mag op tenminste 60 jaar gesteld worden, die van een windpark op zee op hoogstens dertig jaar. Nederlands enige commerciële kerncentrale, die van Borssele, is in 1973 in bedrijf gekomen en zou tot 2034 in bedrijf kunnen blijven. Dat is dus 60 jaar. Volgens de NRG zijn de meeste lichtwaterreactoren ontworpen voor een periode van 40 jaar. Het is nog niet duidelijk of de levensduur kan worden opgerekt tot 60 of zelfs 80 jaar. De NRG is een internationaal opererende organisatie die onderzoek en consultancy met betrekking tot kernenergie doet en veel voor overheden werkzaam is.

 In 2013 is al een vergelijking gemaakt in het rapport Climate Change and Nuclear Power van de IAEA (International Atomic Energy Agency) ,[4]  volgens welk  de kosten van kernenergie variëren tussen de 2 ct bij een rente van 5% en 11 cent per kWh bij een rente van 10%. De kWh kostprijs van windenergie varieert van 4 ct tot 17 ct. De conclusie hier was dus dat windenergie aanzienlijk duurder is dan kernenergie. Bovendien is bij windenergie nog geen rekening gehouden met de veel mindere leveringszekerheid.

Deze uitkomsten uit 2013 golden bij een aanzienlijk hogere rente dan thans. Omdat de kosten van kernenergie veel rentegevoeliger zijn dan van windparken, door de grotere kapitaalintensiteit van kerncentrales, zou het kostenvoordeel van een kerncentrale bij de tegenwoordig extreem lage rente nog groter zijn. (Omgekeerd zijn de kosten van windenergie de afgelopen jaar ook gedaald)

Des te merkwaardiger is het dan ook dat de schattingen van de kosten van de inmiddels geplande kerncentrale in Zuid-West Engeland bij een intussen veel lagere rente dan 5% veel hoger uitkomen, d.w.z. op ongeveer 11ct/kWh en daarmee iets duurder uit zou komen dan windenergie op windrijke locaties. Dit betreft echter kostprijzen af locatie. Daarbij moeten eventuele accommodatiekosten worden geteld, die bij windstroom hoger zullen zijn dan bij kernstroom. Omdat die integrale kostenvergelijking niet gemaakt is bestaat  er dus vooralsnog geen uitsluitsel over welke van de twee beschouwde energiebronnen de goedkoopste elektriciteit levert.

Om niettemin toch enige indicatie te krijgen van de werkelijk in rekening gebrachte kosten kunnen we de Eurostat statistieken raadplegen. Deze geven zowel de breakdown van de stroomopwekking per EU lidstaat naar energiebron als de stroomprijzen voor de consument en de industrie. Bovendien is dit ook nog eens per jaar vermeld. We kunnen hieruit bijvoorbeeld afleiden of en in hoeverre de Energiewende in Duitsland, waarbij sinds 2011 kernenergie wordt uitgefaseerd, waartegenover veel is geïnvesteerd in zon en wind tot een relatieve verhoging of verlaging van de stroomprijs ten opzichte van andere EU lidstaten met een andere energiemix heeft geleid.

Uit Eurostat van de EU zijn zowel de energiemix als de stroomprijzen in de EU in 2010-2018 van een aantal lidstaten met relatief veel kernenergie resp. veel renewable energie tegenover elkaar te zetten. Daaruit blijkt dat de  landen met het hoogste aandeel kernenergie dooreengenomen de laagste stroomprijzen hebben. Het verschil tussen de vijf landen met een relatief hoog percentage kernenergie (gemiddeld 48%) kwam op een gemiddelde stroomprijs voor huishoudens van 18,6 ct /kWh, terwijl de landen met het hoogste aandeel renewables (gemiddeld 41% incl. waterkracht) huishoudens gemiddeld 24,5 ct/kWh lieten betalen. Hoewel de stroomprijzen niet alleen bepaald worden door de opwekkosten, maar ook door overheidsbeleid beïnvloed kunnen worden is de uitkomst in ieder geval een indicatie dat kernenergie minder kost dan de renewables. Hierbij laten we nog in het midden of bij de kosten van wind en zon de kosten van de daarbij noodzakelijke standby-units meegerekend zijn.

Volgens een mededeling van de EU waren in de tweede helft de stroomprijzen voor huishoudelijke verbruikers met 30 cent per kWh in Denemarken en Duitsland, de landen met relatief veel zon- en windenergie- het hoogst en voor niet-huishoudelijke verbruikers waren ze in Duitsland (15,0 en Italië, 14,2 ct/kWh het hoogst. In 2010 lagen de prijzen in Duitsland op 23,8 ct/kWh t.o.v. 16,7 ct/KWh voor de EU , dus  43 % hoger. In 2017 lagen de prijzen op respectievelijk 30,5 en 20,5 ct/kWh, dus 49% hoger dan het EU gemiddelde.

 

De Energiewende van Duitsland

Sindsdien heeft Duitsland alleen al in de laatste vijf jaar 160 miljard Euro in de Energiewende geïnvesteerd. Ondanks deze mega-inspanning is de CO2 emissie van Duitsland in de periode 2010-2017 met slechts 3,2% afgenomen, aanzienlijk lager dan gemiddeld in de EU -8,8% - en is de gemiddelde stroomprijs voor huishoudens ten opzichte van het EU met 6% geëscaleerd. De verklaring is dat tegelijk een aantal kernreactoren buiten gebruik is gesteld, waardoor meer stroom met fossiele  energiedragers  moest worden opgewekt. De daling van de stroomproductie door kernenergie kon namelijk niet worden opgevangen door de uitbreiding van wind- en zonnestroom.

Bij de daling van de CO2 emissie van Duitsland ten opzicht van de EU is echter wel een belangrijke kanttekening te maken. Het totale primaire energieverbruik van een land en daarmee de CO2 emissie is afhankelijk van de het bruto binnenlands product, het BBP (of in het Engels het GDP). Een land met meer BNP-groei zal ook harder qua energieverbruik groeien. Volgens een Belgisch studie[5] zou de elasticiteit van het primaire energieverbruik ongeveer 0,8 bedragen, hetgeen betekent dat een groei van het BBP met 1% een toename van het primaire energieverbruik met 0,8% met zich mee brengt.  Volgens EU statistieken heeft Duitsland in de periode 2007-2017 een wat hogere gemiddelde groei in het BBP dan de EU als geheel ondergaan, namelijk van 1,2% ten opzichte van 0,8%. gemiddeld per jaar  Over de periode van 2010-2017 zou dit dan ongeveer 0,8 x 7x 0,4% = 2,2% betekenen.

Hiermee is dus een groot deel van de relatief geringe emissiedaling van Duitsland weliswaar verklaard, maar wat blijft is dat Duitsland in deze periode enorme bedragen in de Energiewende heeft geïnvesteerd. Wat dit betreft kan verwezen worden naar een uitermate kritisch artikel in Der Spiegel online van 15 mei 2019. Hierin wordt gemeld dat het Duitse Federale Hof van Auditors , te vergelijken met onze Algemene Rekenkamer, de kosten van de Energiewende in de vijf afgelopen jaren op € 160 miljard heeft becijferd. Volgens de president van dit hof, Kay Scheller, staan deze kosten in extreme disproportie tot de resultaten. 

In dit licht lijkt het door de Amerikaanse publicist Michael Shellensberger in zijn eerder dit jaar gegeven interview tegenover RTLZ  genoemde bedrag van € 580 miljard over de hele voorafgaande periode niet onrealistisch. Volgens Shellensberger zou Duitsland, als het dit bedrag in kerncentrales zou hebben geïnvesteerd nu al helemaal emissievrij geweest zijn. Ook Der Spiegel meent dat Duitsland acht jaar geleden een grote vergissing heeft gemaakt door het einde van het nucleaire tijdperk in te luiden. Zie  https://www.spiegel.de/international/germany/german-failure-on-the-road-to-a-renewable-future-a-1266586.html

Zijn zon en wind een haalbaar alternatief voor kernenergie?                                                                                                                                                                 De grote vraag is intussen of we het misschien alleen met zon, wind en biomassa kunnen redden. Frans Rooijers van het Centrum voor Energiebesparing in Delft denkt van niet. Tenminste niet met zon en wind alleen. Hierin is hij niet de enige.[8] Anderzijds laten wetenschappers weten dat de kosten van kernenergie drastisch naar beneden moeten om te voorkomen dat kernenergie als een nachtkaars uitgaat.[9] In dit artikel in de Ingenieur wordt de Amerikaanse hoogleraar aan het MIT Buongiomo , tevens directeur van het Center for Advanced Nuclear Energy Systems geciteerd. Enerzijds toont deze een grafisch overzicht waaruit blijkt dat een combinatie met een hoog aandeel kernenergie de optimale mix qua opwekcapaciteit oplevert. Het probleem met wind en zon is dat je dit met een hele hoge capaciteit moet opstellen in relatie tot hun opgewekte stroom. Uitgaande van een verregaande CO2 reductie, dus met veel wind en zon, is er zonder kernenergie een vijf keer zo grote capaciteit nodig dan met kernenergie.

Maar doordat de bouwkosten van kerncentrales in het Westen veel te hoog zijn kan kernenergie niet meer concurreren met andere aanbodbronnen. De reden hiervan is dat de industrie in het Westen de kennis kwijt is geraakt om nog efficiënt een kerncentrale te bouwen. Dit in tegenstelling tot landen als China, India en Zuid Korea waar kernenergie nog wel concurrerend is. De reden volgens Buongiomo dat de industrie het verleerd is om kerncentrales te bouwen is dat er een generatie lang geen kerncentrales meer gebouwd zijn in het Westen. Maar ook een reden is dat renewables als wind en zon zwaar gesubsidieerd worden en kernenergie niet. Daartegenover is er nog steeds geen adequate CO2 heffing, die fossiel opgewekte stroom een stuk duurder zou maken. Bij fossiel gestookte centrales worden de externe kosten niet in de kostprijs opgenomen, maar afgewenteld op toekomstige generaties.

Willen we de doelstelling van Parijs halen en in 2050 tenminste 95% emissiereductie t.o.v. 1990 bereiken dan moet de CO2 heffing zo hoog worden dat fossiel gestookte centrales op hun beurt onrendabel worden. Over de CO2 heffing en de voorwaarden waaronder die zou moeten gaan functioneren binnenkort meer in dit transitieblog

Daarnaast zal de rentabiliteit van kerncentrales aanmerkelijk kunnen toenemen als het plan van de nieuwe EU voorzitster Ursula von der Leijen doorgaat en er een EU klimaatbank wordt opgericht. Deze kan bij de anno 2019 extreem lage rente van -0,5%, waartegen de Duitse federale staat op lange termijn geld kan lenen bedraagt, tegen een fractie van het renteniveau uit het verleden- doorgaans werd gerekend met een rente van 5%- lenen.  Daarbij zou volgens deskundigen een moderne centrale in plaats van in 40 jaar waarmee voor de bestaande lichtwaterreactoren gerekend wordt in 80 jaar te hoeven worden afgeschreven. Dit is althans de mening van professor Kloosterman van de TU Delft.

Overigens is er nog wel een kanttekening te plaatsen bij de stellingname dat kerncentrales niet meer kunnen concurreren. Dat blijkt namelijk niet uit het rapport van het IAEA volgens een publicatie op een overheidssite.[10] De uitkomst hiervan is dat kernenergie iets duurder dan windenergie, gewonnen op windrijke plaatsen, zou zijn, namelijk kernenergie 11 ct/kWh en wind 10 ct/kWh. Dat was echter 5 jaar geleden. Inmiddels is de rente gedaald zoals genoemd van de 5% waarmee toen gerekend is tot misschien 1% of zelfs minder, waartegen de Staat nu zou kunnen lenen.

Als het desondanks dan zo is dat commerciële partijen niet geïnteresseerd zouden zijn in de bouw van nieuwe kerncentrales dan moeten we ons afvragen welke daarvoor hun overwegingen zijn. Het zou heel goed kunnen dat ze hoge rendementseisen stellen, omdat ze overheden als tegenpartij hebben. In dat geval valt niet in te zien waarom de Staat niet tot aanbesteding overgaat en dus zelf aandeelhouder wordt. Zouden de EU-regels dat verhinderen dan moet onderzocht worden of dan de Nederlandse Staat, net als in Frankrijk, niet de grootste aandeelhouder kan worden. In Frankrijk is de Staat voor 83,66% eigenaar van Electricité de France. De Nederlandse Staat kan momenteel lenen tegen een negatieve rente van 0,5%. Het lijkt dus een uitgelezen moment om nu de investeringsbeslissing voor de bouw van een of meer kerncentrales in ons land te bouwen.

 

Kosten en baten van de standby-functie                                                                                                                                         Sinds het rapport van de IAEA uit 2014 zijn de kosten van windenergien op zee verder gedaald. Het gaat hierbij echter steeds om de opwekkosten an sich, maar niet om de kosten af klant. Het afnamepatroon van huishoudelijke en industriële verbruikers wijkt echter sterk af van het opwekpatroon van windmolens respectievelijk kerncentrales. Het grote voordeel van moderne kerncentrales is dat zij tamelijk makkelijk afgestemd kunnen worden op het vraagpatroon. Bij windmolens is dat veel moeilijker.

Voor een eerlijke kostenvergelijking moeten daarom ook alle kosten van inpassing worden meegenomen. Het gaat om de kosten die de afnemer uiteindelijk in rekening worden gebracht. Bij een kerncentrale bestaat de keus tussen het accommoderen in de vorm van aanpassing van het opwekniveau en het permanent op vollast draaien, waarbij de stroom die de markt niet vraagt wordt gebruikt voor de productie van waterstofgas. Meestal 's-nachts dus. In dat geval kan een kerncentrale ongeveer 8000 uren per jaar stroom produceren, wat omgerekend per kWh de goedkoopste stroom oplevert. Een windturbine kan daartegenover op vollastbasis maar ongeveer 2000 uur draaien, omdat het lang niet altijd voldoende waait. Daarbij is het dan ook nog zo dat een deel van de tijd dat een windturbine wel draait er geen markt voor de geleverde stroom is. Die tijd kan dan ook benut worden om waterstofgas te produceren. Maar door het grote verschil in mogelijke draaiuren is het potentieel van een kerncentrale om waterstofgas te produceren veel groter is dan van een vergelijkbaar opgesteld vermogen aan windturbines. Dit op zich is al een voordeel van een kerncentrale, omdat met het waterstofgas de verwarmingsmarkt veel beter bediend kan worden dan warmtepompen en waarschijnlijk ook goedkoper dan warmtenetten.

Conclusie

Vooralsnog ziet het er dan ook naar uit dat vandaag te bouwen kerncentrales een kostenvoordeel hebben op hun concurrenten. Enerzijds ten opzichte van fossiel gestookte centrales, als die geconfronteerd worden met een CO2 heffing en anderzijds ook ten opzichte van duurzame energiebronnen vanwege de extreem lage rente en lagere standby kosten.

zie ook Alleen internationale CO2 -heffing is effectief

voetnoten

[1]https://www.oneworld.nl/powerswitch/hoe-duurzaam-zijn-zonnepanelen-nu-eigenlijk/

[2] https://downtoearthmagazine.nl/stuwdammen-verwijderde-dam-is-begin-iets-moois/

[3] Interview in uitzending van RTLZ

[4] Zie http://www.energieoverheid.nl/2014/06/06/kernenergie-de-goedkoopste-vorm-van-elektriciteit/?doing_wp_cron=1548429505.6892089843750000000000

[5] https://books.google.nl/books?id=UfD3XVvFf8QC&pg=PA175&lpg=PA175&dq=correlatie+gdp+en+energieverbruik&source=bl&ots=NI_qiZukEa&sig=ACfU3U0GIBSqa6RtHTz1a8-ZzM3ASGVHjw&hl=nl&sa=X&ved=2ahUKEwi25q76ne7jAhWSGuwKHaa7AgAQ6AEwBHoECAoQAQ#v=onepage&q=correlatie%20gdp%20en%20energieverbruik&f=false

[6] https://www.who.int/ionizing_radiation/chernobyl/backgrounder/en/

[7] https://www.volkskrant.nl/economie/vier-doden-per-miljoen-ton-steenkool-mag~bbc3f4b1/

[8] https://www.fluxenergie.nl/met-alleen-zon-en-wind-gaan-we-het-niet-redden/

[9] https://www.deingenieur.nl/artikel/kernenergie-is-te-duur

[10] https://www.energieoverheid.nl/2014/06/06/kernenergie-de-goedkoopste-vorm-van-elektriciteit/