Vroeger, als wij onze oom en tante in de voorvaderlijke boerderij op Eexterveenschekanaal bezochten, hing daar altijd een sabel aan de schouw. Die was volgens de familieoverlevering van mijn betovergrootvader geweest. Hij was er mee uit Rusland teruggekeerd, toen hij in 1812 als eerste dienstplichtige in onze familie met Napoleon mee moest op diens Russische veldtocht en als een van de zeer weinigen de verschrikkingen daar had overleefd. Zoals de overtocht over de Berezina, waar een van de fraaie schoolplaten op de lagere school blijvend aan herinnerde. Ik doel op de plaat met als onderschrift “Hollandse infanterie bij de bruggen over de Berezina”. Garde dHonneur

 

Die sabel was natuurlijk wel eens onderwerp van gesprek en dan hoorde ik over hoe betovergrootvader indertijd was terug gekomen. Er werd verteld dat hij met een eigen paard zou zijn meegegaan. Dat zou betekenen dat hij officier zou zijn geweest. Tijdens de terugtocht zou hij zijn paard echter aan een Franse officier hebben moeten afstaan. Hij zou vervolgens zijn achter gebleven in Duitsland, na zich eerst in een schoorsteen te hebben verstopt. Daarna was hij naar zijn woonplaats Coevorden gelopen. De neef met wie hij de hele tocht had meegemaakt en die het ook had overleefd zou echter in Heidelberg zijn achter gebleven en daar later een apotheek zijn begonnen. Tijdens een van onze vakanties is mijn vader in Heidelberg nog op zoek geweest naar een apotheek met de naam Lambers. Zonder resultaat overigens.


Toen ik een paar jaar geleden op mijn website familieverhalen begon te plaatsen kreeg ik van verre verwanten echter ook een andere versie van de terugkeer van betovergrootvader toegestuurd.

Volgens deze versie zou hij vanuit Vilnius in Litouwen- waar de Russen het Napoleontische leger een vernietigende laatste slag hadden toegebracht- naar Riga zijn getrokken. Tijdens die laatste slag zou Jan zich met nog twee anderen in een bos hebben verstopt, dus eigenlijk gedeserteerd zijn. Jan zou vervolgens met een van hen vanuit de haven van Riga met een Gronings koopvaardijschip naar Groningen zijn gevaren. De derde persoon, afkomstig uit Meppen (Dld), zou zijn terug gelopen. Jan zou met deze laatste nog altijd contact hebben gehouden.

Dat waren twee versies die elk een heel verschillend licht wierpen op betovergrootvaders terugtocht. Voor mij was reden mij nader te verdiepen in deze familiegeschiedenis.

Allereerst de vraag hoe de situatie in die tijd in ons land was.

Het was Napoleon die in 1810 een einde maakte aan het koninkrijk Holland, dat vanaf 1806 onder het bewind van zijn broer Lodewijk had gestaan. Hij lijfde ons land in bij Frankrijk. Daarna voerde hij hier de dienstplicht in, die nog niet eerder in Europa had bestaan en hier tot grote commotie leidde. Maar om dat te kunnen doen moest hij eerst de burgerlijke stand invoeren. Dank zij die burgerlijke stand kon de Franse bezetter complete lichtingen jonge mannen oproepen. Dat leidde tot een Nederlands contingent van 28000 man, waarvan er 15000 deel zouden gaan uitmaken van het “Grande Armee” waarmee keizer Napoleon op 24 juni 1812 Rusland binnen trok. Het was volgens historici met zijn bijna 700.000 man het grootste leger dat ooit te velde was getrokken.

Schoolplaat Berezina

Het werd echter ook de grootste slachting ooit, want er waren na afloop amper 20.000 overlevenden. Van de 15000 Nederlanders kwamen er maar een paar honderd , totaal berooid, weer terug.

Waaronder dus mijn betovergrootvader met als gevolg dat ik dit verhaal, meer dan tweehonderd jaar later, heb kunnen schrijven.

Over die dienstplicht las ik dat voor de veldtocht van 1812 de lichtingen 1788 t/m 1791 waren opgeroepen. Maar mijn betovergrootvader was pas 28 augustus 1793 geboren. Dus hij behoorde niet tot de opgeroepen lichtingen. Dat was vreemd. Nu zou het in theorie echter kunnen dat hij als remplaçant, d.w.z. als vervanger, was gegaan. In die tijd kon je namelijk de dienstplicht nog overdragen aan iemand anders. Meestal waren dat armoedzaaiers, die voor een bedrag van soms maar f 250 voor jou de dienstplicht, die toen voor drie jaar was, vervulden. Maar de vader van betovergrootvader behoorde als medicijnarts van het garnizoen Coevorden tot de gegoede burgerij, zodat Jan dat geld niet nodig had. En verder was de burgerij in die tijd al lang niet meer zo fransgezind als ze bij de komst van de Fransen in 1795 voor een niet gering deel geweest was, zodat een aanmelding als vrijwilliger wel heel onwaarschijnlijk was. Die afnemende fransgezindheid kwam vooral door de zware belastingen die de Fransen oplegden en door de gevolgen van de blokkade van Engeland die de Nederlandse handel zwaar trof.

Om deze redenen is het dan ook zeer twijfelachtig of betovergrootvader aan de veldtocht van 1812 heeft meegedaan.

Mijn twijfel werd nog versterkt door de nogal ongeloofwaardige verhalen over zijn terugkeer. Dat geldt vooral het verhaal over zijn terugtocht vanuit Vilnius. Stel je voor. Je overleeft ternauwernood de slachting en dan? Kregen ze hulp van bewoners? Vilnius ligt in Litouwen en de Litouwers hadden de Fransen eerder als bevrijders van de Russische knoet gezien. Zouden die dan de Nederlandse deserteurs wel zo welgezind geweest zijn? En afgezien hiervan, hoe kon Jan zich verstaanbaar maken? Hij moet dan al iemand zijn tegen gekomen die hem welgezind was en ook nog Nederlands kon verstaan en spreken om hem de weg naar Riga te wijzen, dat 260 km van Vilnius verwijderd lag. Verder is het raar dat hij met een neef zou zijn geweest die op de terugweg in Heidelberg zou zijn achtergebleven. Van Vilnius via Heidelberg naar Coevorden lopen is immers wel heel ver om. Bij terugkeer via Riga komt Heidelberg natuurlijk helemaal niet im Frage. Het verbaasde me dan ook niet dat ik in mijn genealogische nasporingen niks van een neef heb kunnen vinden, noch van vaderszijde, noch van moeders kant.

Anderzijds ontdekte ik uit dat onderzoek wel dat er in Heidelberg tot op de dag van vandaag Lambersen wonen, al is het nog niet zeker of hiermee stamverwantschap bestaat. Maar het maakt de eerste versie van betovergrootvaders terugkeer wel een stuk aannemelijker dan de tweede. Een DNA test zou hier uitsluitsel kunnen geven.

Echter, de Heidelbergroute strookt bepaald niet met het verloop van de terugtocht van de Grande Armee. Die eindigde immers met de nederlaag in Vilnius, veel noordelijker en dat is een historisch vaststaand feit.

Concluderend, samen met de discrepantie tussen de opgeroepen lichtingen en Jans geboortejaar maakt dat wat mij betreft de twijfel compleet over Jans deelname aan de veldtocht van 1812.

Maar pas toen een andere nakomeling van mijn betovergrootvader Jan reageerde op mijn twijfels viel het kwartje definitief. Hij zond mij namelijk de fotokopie van de in het frans geschreven “uitnodiging” van de sous prefect van het Arrondissement Assen aan Jean Lambers uit Coevorden om toe te treden tot de Garde d’Honneurs. Aha.

 

Wie en wat waren de Gardes d’Honneurs?

Toen het Grande Armee van Napoleon in Rusland meer dan gedecimeerd was kreeg Napoleon grote behoefte aan nieuw kanonnenvlees. Omdat hij vooral een groot tekort aan cavalerie had besloot hij om naast nieuwe dienstplichtigen van lage rang nu ook de zonen van de elite aan te pakken. Voorheen kon deze groep immers tegen betaling hun dienstplicht door iemand anders laten vervullen. Maar voor de zogenaamde gardes d’honneurs was het niet toegestaan een vervanger te sturen. Bovendien moesten zij ook nog eens hun eigen uitmonstering betalen, waaronder dus een paard, want zo kwam Napoleon aan zijn extra cavalerie. Voor de bekostiging van uniformen moest een bepaald bedrag betaald worden, dat in een fonds kwam waarmee de inkopen gefinancierd werden. Die kosten verschilden trouwens nogal per departement en konden flink in de papieren lopen. Het departement Friesland stelde deze kosten op 700 francs wat omgerekend naar valuta van nu ongeveer € 2500 zou zijn. Het departement Zuiderzee eiste echter bijna het dubbele daarvan. De kosten van de sabel kwamen hier later nog bij.  

De invoering leidde dan ook tot hevige protesten onder de betrokken bevolkingsgroep. Op alle mogelijke manieren werd getracht onder een uitzending uit te komen . Ik citeer: “Menige familie probeerde met niet of onjuist invullen van de gegevens de zaken te saboteren of te traineren. Alles werd in de strijd geworpen: onderduiken, het uitstellen van de betaling van de kosten, het voorwenden van gebreken of ziektes tot en met het botweg weigeren. Niets mocht baten. Onder dreigementen van repercussies op familieleden, verbeurdverklaring van goederen, het gevang of van het inkwartieren van troepen van de Franse bezetter, gingen de meeste families overstag.”[1]

Uiteindelijk zijn volgens de keizerlijke administratie 435 Nederlandse gardes d’honneurs in dienst getreden, waarvan 112 vrijwilligers. Het ging daarbij om contingenten uit de departementen van Groningen, Friesland, Overijssel , Gelderland, de Zuiderzee Holland en Zeeland. Drenthe en dus Coevorden ressorteerden toen onder het departement Groningen of wel het Departement van de Wester Eems, zoals uit de uitnodiging aan Jan Lambers blijkt.

Hoewel het zogenaamd om een erekorps ging waarvoor je uitverkoren werd bezag de burgerij in werkelijkheid de gardisten als een soort gijzelaars, die onder Frans militaire gezag werden geplaatst om de nog weinig fransgezinde elite in toom te houden.

De uitnodiging was een uitvloeisel van per departement opgestelde staat van de belastingplichtigen, die voor een bepaald vermogen waren aangeslagen. Hiervoor werd een voor die tijd griezelig uitgebreid 12 koloms kasboek gebruikt, waarin alle mogelijke gegevens over de aangeslagenen vermeld werden. Zoals inkomen, lengte, lichamelijke gebreken. Uit de staat waarin mijn betovergrootvader vermeld staat is af te leiden dat hij 1.66 meter groot was. Dat komt ons nu erg klein voor. Ik ben als zijn nakomeling maar liefst 15 cm groter. Toch was hij in zijn tijd nog behoorlijk uit de kluiten gewassen. De gemiddelde lengte van dienstplichtigen bedroeg in het jaar 1800 namelijk 1.63 m.

Overzicht in het Frans en het Nederlands betreffende de gegevens van vader en zoon Jan Lambers

Numéro d’ordre général 1 Algemeen volgnummer 119  
Noms 2 Naam Lambers  
Prénom Voornaam Jean  
Titres et décorations 4 Titels en onderscheidingen    
Fonctions, professions ou emploi au moment actuel 5 Funkties, beroepen of betrekkingen op dit ogenblik

Ancien conducteur de 2e classe d’artillerie en genie en 1799

Oud opzichter der 2e klasse van het geschut en bouwkunde in 1799

Epoque et lieu de naissance 6 Tijdstip (datum) en plaats geboorte 8 février 1754 8 februari 1754
Domicile ou résidence actuelle 7 Huidige woonplaats of adres Coevorden Coevorden
Marié veuf ou célibataire 8 Getrouwd, weduwenaar of ongehuwd Marié Getrouwd

Vervolgens kregen de vaders van zonen in de dienstplichtige leeftijd een “uitnodiging “ voor hun zonen om zich op een zeker tijdstip op een bepaalde plaats te melden, met medeneming van een paard. In Drenthe zouden dat er in totaal 121 geweest zijn, waarvan 9-10 in Coevorden, de woonplaats van mijn betovergrootvader, waar zijn vader zoals gemeld medicijnarts was van het garnizoen in die plaats. Coevorden was vanouds een vestingplaats.

Die 121 zijn in verhouding tot het totaal vanuit Nederland aantal uitgezonden gardisten natuurlijk erg veel. Het departement Wester Ems en zeker het arrondissement Assen zal zeker niet ongeveer een kwart van het landelijk totaal geleverd hebben. Zoveel meer welvarend dan elders zal de bevolking hier in die tijd zeker niet geweest zijn. Dit duidt er op dat een groot deel van de “genodigden” uiteindelijk niet is uitgezonden. Mogelijk was dat het resultaat van het genoemde verzet tegen de maatregel. Het is daarom een interessante vraag waarom betovergrootvader als een van de weinigen dan wel gegaan is. Misschien moeten we de reden daarvan zoeken in de positie van zijn vader. Die was immers medicijnaarts van het garnizoen Coevorden en dat zal wel onder Frans bevel gestaan hebben. Wellicht behoorde hij ook tot de patriottisch gezinden, wat een gedeelte van de verklaring van het percentage van 25 % vrijwilligers kan zijn geweest. Maar zoals gezegd, dat waren er in 1813 niet veel meer.

De uitnodiging aan Jan Lambers is gedateerd op 13 mei 1813. Het is wel aardig om te zien in welke hoffelijke taal de geadresseerden van toen werden aangesproken. Dat gebeurde in het Frans. Immers, Nederland was ingelijfd bij Frankrijk. De Franse tekst is door een ver familielid van mij in hedendaags Nederlands vertaald.

”Departement van de Wester-Eems no. 1 Arrondissement van Assen Assen den 13 Meij 1813 De Onder-Prefekt aan: Den Hr. J. Lambers, gedesigneerd garde dhonneur te Coevorden.

Mijnheer, Ik heb de eer U te verzoeken, om op aanstaande woensdag den 26 dezer, des morgens 10 Uren, U te Assen in het gemeentehuis te willen begeven ten einde de Kleermaker en Schoenmaker, welke uit Groningen ten dien einde gezonden worden, U de maat van de Garde de honneurs mon(s)tering en laarzen, zullen kunnen nemen.

Ik heb de eer U van mijn bijzondere achting te verzekeren.

(ondertekening zeer goed leesbaar:)

Hofstede.

 

De veldtocht van betovergrootvader Jan Lambers

De belangrijkste vraag is hierna hoe het betovergrootvader na zijn indiensttreding is vergaan.

In de genoemde informatie wordt gemeld dat er vier mogelijke bestemmingen voor de gardisten waren. Dit waren de garnizoenen in Tours, Versailles, Lyon en Metz.

In de weinige in omloop zijnde verhalen van gardisten uit onze omgeving komen Tours en Metz het meest voor.

De vraag is nu of betovergrootvader eerst naar Tours is getrokken en vandaar naar Metz of rechtstreeks en ook hoe. Uit een nagelaten zakboekje van een plaatsgenoot, Dubbeld Hemsing, zou er individueel gereisd zijn. Sommige gardisten lieten zich zelfs vergezellen door een knecht die voor hun paard moest zorgen. De gardisten moesten onderweg voor hun eigen logies zorgen, zoals in het zakboekje beschreven wordt. Maar vanuit het departement Amsterdam waar rond 1 juli 1913 151 gardisten vertrokken ging het collectief. Ik citeer: Bij vertrek kregen de gardes d’honneur strikte instructies mee: na het vroege appèl is er inspectie van de paarden om vervolgens onderweg stapvoets te rijden. ’s Avonds moesten zij gezamenlijk en ordelijk de stad van verblijf binnen rijden. Daar werden op de markt de verblijfplaatsen voor overnachting bij de inwoners ter plekke voor een ieder bekend gemaakt. Tot ver in België was het onderkomen gastvrij en goed. De gardisten hingen tijdens de heenreis ter plekke wat rond, bezochten culturele monumenten, de kroeg of een vrouw.”[2]

 

De Volkerenslag bij Leipzig

Uiteindelijk moesten allen echter naar Metz, dat de uitvalsbasis was voor de nieuw te leveren slag tegen de Russen, Pruisen en Oostenrijkers in wat de Volkerenslag zou gaan heten. Deze duurde van 16 tot 19 oktober 1813 en speelde zich zowel bij Dresden als bij Leipzig af. De Volkerenslag was na de veldtocht van 1812 de grootste militaire veldslag van de Napoleontische oorlogen. Vijfhonderdduizend militairen namen er aan deel waarvan er tijdens wat later het “grote sterven” genoemd er naar schatting 100.000 sneuvelden.

Hier zouden echter geen gardisten bij geweest zijn, omdat Napoleon deze in reserve had gehouden. Hij had namelijk geen vertrouwen in deze “runderen” zoals hij ze noemde . In de achterhoedegevechten, bij Hanau, dicht bij Frankfurt zijn echter wel enkele gardisten gesneuveld.

Naar hoe het betovergrootvader hierbij vergaan is kunnen we op basis van de beschrijvingen van andere gardisten zoals Dubbeld Hemsing slechts gissen.

Deze vermeldt namelijk het voorval dat ook in ons familieverhaal voorkomt, namelijk dat hem zijn paard door Franse officieren werd afgenomen. Dit gebeurde tijdens de terugtocht van het Franse leger na de nederlaag in de Volkerenslag en na de capitulatie van het Franse leger op 11 november 1813. Hemsing meldt namelijk dat hij op 3 december in Offenbach de opdracht kreeg om zich bij de andere Nederlandse gardisten in Frankweiler te melden. Daar schrijft hij”: ”Bij onze aankomst in dat dorp vervoegden zich direct enige Franse officieren bij onze paarden om daar een keuze uit te doen.”

Betovergrootvader kwam ook zonder paard weerom. Maar dat wil nog niet zeggen dat hij ook in Frankweiler geweest is. Na de capitulatie werden alle overgebleven militairen van het Franse leger, dus ook de Nederlandse gardes d’honneur door de geallieerden gevangen genomen. In de toen heersende chaos wisten sommige Hollandse gardisten te ontvluchten. Een verslag meldt dat op 28 december 1813 een vijftal weer het eigen land heeft weten te bereiken. Maar Dubbeld Hemsing was daar niet bij, want die kwam pas in mei van het volgende jaar weer thuis. Dat is overigens vreemd want de achtergebleven gardisten werden begin januari 1814 door de geallieerden vrijgelaten en konden na verkrijging van de nodige paspoorten van de lokale autoriteiten en geldwissels van thuis weer huiswaarts keren.

Hemsing maakt blijkens zijn zakboekje echter nog een aantal vreemde omzwervingen in Frankrijk alvorens in mei van 1814, nog steeds niet platzak, huis en haard in Coevorden weer te bereiken.

Hoe en wanneer betovergrootvader is thuisgekomen blijft echter nog onbekend.

Het feit dat hij in Heidelberg zou zijn geweest, dat een honderd kilometer ten zuiden van Offenbach ligt maakt het wel waarschijnlijk dat hij hem ook gedrost heeft.

Wanneer en hoe hij vanuit Heidelberg ten slotte dan weer in Coevorden is gekomen blijft vooralsnog echter duister. Moest hij lopen en had hij contact met zijn ouders en hebben die hem wissels gestuurd, zodat hij de periode van terugkeer kon doorkomen, we weten het niet.

En toen hij dan weer terug was , heeft hij toen wel over zijn belevenissen willen praten? Want het is natuurlijk best gek dat zijn nakomelingen altijd in de veronderstelling hebben verkeerd dat hij mee naar Rusland is geweest. Had hij misschien zulke traumatische ervaringen opgedaan dat hij na terugkeer het daar niet met een of meer van zijn acht kinderen over heeft willen hebben?

Maar waarschijnlijk heeft hij toch wel iets verteld aan zijn zoon Hendrik, want een achterkleinzoon van deze Hendrik, een Jan Steenbergen, heeft gemeld dat Jan met een eigen paard meeging als officier , maar dat hij zijn paard moest afstaan aan een Franse officier.

Het zakboekje van Dubbeld Hemsing geeft ook niet veel uitsluitsel over het verloop van Jan zijn tocht. Ook de heenreis biedt weinig aanknopingspunten. Zo vermeldt Dubbeld Hemsing in zijn zakboekje ten aanzien van zijn pleisterplaatsen alleen dat hij op 12 oktober in een schuit over de Main naar Frankfurt is getrokken. Daarna doet hij Offenbach aan. De volgende genoteerde datum is 19 oktober als hij in Dietzenbach verblijft, dat dicht bij Offenbach ligt.

Nu ligt Offenbach nog een aardig eindje van Leipzig. Volgens de hedendaagse Michelin routeplanner is dat een kleine 400 km. De wegen van toen zullen minder in een rechte lijn verlopen hebben dan nu. En dan nog. Vier honderd kilometer leg je zelfs met een paard niet in vier dagen af. En op de laatste dag van de Volkerenslag was hij niet in Leipzig, maar 400 km daar vandaan.

Hoewel het wel duidelijk is dat de bedoeling indertijd geweest is dat de Nederlandse garde d’honneurs zich bij het Franse leger in de Volkerenslag zouden gaan voegen, zijn de gardisten uit Coevorden deze dans naar alle waarschijnlijkheid ontsprongen. Blijkbaar is het met die Gardes d’Honneurs nogal een ongeorganiseerde toestand geweest. Hun inzet lijkt dan ook marginaal te zijn geweest. De reden daarvan was vermoedelijk dat de Fransen niet al te veel vertrouwen hadden in de weerbaarheid van deze gardisten. Want waren het niet grotendeels gewone boerenpummels die met hun knol maar zonder enige militaire geoefendheid moesten opdraven? Of sterker nog , niet eens in het bezit van een paard geweest waren. En als cavalerist moest je in de eerste plaats toch een volleerd ruiter zijn en dat ben je niet zo maar. Terwijl uit beschrijvingen van de latere slag bij Waterloo blijkt hoe belangrijk de cavalerie in die tijd nog was. “De scherpschutters en infanterie in colonne en linie waren nogal kwetsbaar voor charges van de cavalerie. Gewapend met sabels, lansen en karabijnen kon die dood en verderf zaaien door dwars door de linies te rijden en iedereen neer te maaien. Daarom was er nog een belangrijke infanterieformatie: het carré. Hierbij stelde de infanterie zich op in een vierkant, met de geweren naar buiten gericht. Het was voor cavaleristen erg onaantrekkelijk om zich in de resulterende haag van bajonetten te storten.”

De cavalerie werd dus vooral ingezet voor onverwachte snelle aanvallen. Dat vergde dus ook een behoorlijke training. Over de training van de gardisten heb ik echter niets kunnen vinden.

Dus wat was van dit erekorps in militair opzicht te verwachten? Blijkbaar niet veel want Napoleon beschrijft deze “runderen” als totaal ongeschikt om te vechten en stelt ze bij de Volkerenslag daarom als reserve-eenheid op, waardoor er voor zover bekend geen slachtoffers onder de gardisten vallen.

Het lijkt ook dat er veel te weinig tijd is geweest voor een behoorlijke training. De Nederlandse gardisten werden immers ergens in april 1813 opgeroepen. En dan moesten ze eerst nog naar een van de Franse garnizoenen reizen, hetzij individueel hetzij in groepsverband. Die van Amsterdam vertrokken in mei 1813 en kwamen in Metz terecht. In “Brieven uit Napoleon garde d’honneur “ is daar meer over te lezen.

Het was ook al hoogst vreemd dat velen van hen individueel de reis naar hun bestemming ondernamen en zelf onderweg voor logies en voeding moesten zorgen. In ieder geval gold dat voor Dubbeld Hemsing en dus waarschijnlijk ook voor mijn betovergrootvader die uit de zelfde plaats kwam.

Er blijven dus nog wel wat vragen over de lotgevallen van onze gardes d’honneurs.

 

Maar nu die sabel.

Een ding was nu zeker. Met die sabel kan betovergrootvader zeker nooit een kozak een oor of meer hebben afgeslagen. Mijn neef had mij inmiddels ook al gemeld dat hij zich altijd verbaasd had dat er op de sabel 1813 stond gegraveerd en niet 1812. Althans hij meende zich te herinneren dat het 1813 was. Als dat zo was riep dat zeker twijfel op of betovergrootvader wel ooit de Berezina was overgestoken en met zijn sabel de kozakken van zich af had moeten slaan.

Reden om die sabel toch eens aan een onderzoekje te onderwerpen. Dus ik mail mijn nicht of zij wat foto’s van die sabel wil maken en de lengte wil opmeten. En ja hoor, ik krijg een paar goed gelukte foto’s en de opgegeven lengte van 70 cm. En er stonden een aantal cijfers op. Dat was mooi.

Die foto’s stuurde ik op naar het Legermuseum in Delft met de vraag wat de status van deze sabel was en of deze mee geweest zou kunnen zijn met d tocht naar Rusland in 1812.

Het ontnuchterende antwoord kwam al na een paar dagen. Volgens het Legermuseum in Delft, ging het om een infanteriesabel. Maar onze betovergrootvader behoorde als garde d’honneur toch tot de cavalerie? Dan had hij een cavaleriesabel moeten hebben en die zijn een stuk langer dan een infanteriesabel.

sabel integraal 2

Verder was op de onderste foto duidelijk te zien, onze ogen draaien ons geen rad voor,  dat er geen 1813 in gegraveerd staat, maar 1819. Nou, dat is helemaal vreemd, want toen was de garde d'honneur al lang opgeheven. De Franse tijd lag al achter ons, want Napoleon was definitief verslagen bij Waterloo en toefde in 1819 al vier jaar op Sint Helena.

Met name deze ontdekking was de reden om deze foto's , vergezeld van een paar vragen voor te leggen aan het Legermuseum in Delft. Het antwoord kwam al de tweede dag en luidde als volgt:


Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Subject: Legermuseum.nl: Antwoord op uw vraag [003133]
Date: Fri, 16 Oct 2009 15:47:07 +0200

U stelde de volgende vraag: Wat is de betekenis van de twee getallen op de sabel ( zie bijlage)?

Antwoord:

Geachte mijnheer Lambers,

Hartelijk dank voor uw vraag.

Volgens conservator Mathieu Willemsen is het een infanteriesabel no.1 (model 1819). Dit impliceert dat deze sabel onmogelijk als Garde d'Honneur kan zijn gedragen tijdens de Napoleontische tijd. Het jaartal 1819 zal slaan op de datum dat het wapen in gebruik is genomen bij het leger. 

In de hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd,

Met vr. groet,

Tristan Broos

Collectie Informatie Centrum

Een ontluisterende boodschap 

Met dit antwoord moeten wij nazaten het helaas doen. Het is niet anders. Daarbij zijn er nog twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat Jan is teruggekomen zonder sabel. In dat geval zou het verhaal kunnen kloppen dat hij, om aan zijn vijanden te ontkomen, zich in een schoorsteen verstopt zou hebben, nadat hij eerder zijn paard al had moeten afstaan, en daarna naar Coevorden zou zijn terug gelopen. Daarbij zou zijn sabel in de schoorsteen kunnen zijn achtergebleven of op andere wijze van Jan los zijn gekomen.

De tweede mogelijkheid is dat hij wel met sabel is thuis gekomen, maar deze daarop heeft moeten inleveren. Het antwoord weten we niet. Na de capitulatie van Napoleon zijn de gardisten door de geallieerden gevangen genomen. Aannemelijk is dat zij daarbij hun wapens hebben moeten afstaan. Alleen degenen die gedeserteerd zijn zouden hun wapens nog bij zich gehad kunnen hebben. Of betovergrootvader bij die groep behoord heeft is echter niet te achterhalen. Op ons verzoek aan het legermuseum hoe het indertijd met de inlevering van wapens ging hebben wij geen verdere reactie gekregen.

Maar wel zoveel is zeker dat de sabel die nu al bijna twee honderd jaar door de familie gekoesterd wordt nooit in welke napoleontische oorlog is gebruikt, noch aan de Berezina, noch in de Volkerenslag bij Leipzig. Het enige slachtoffer dat deze sabel ooit gemaakt heeft is waarschijnlijk de broer van eigenaar Gezienus Margus, die ' s-avonds laat op het erf zijn broer voor een inbreker aanzag en hem een houw zou hebben verkocht, voor hij er achter kwam dat het zijn broer was.

Het meest waarschijnlijk is dat betovergrootvader op zekere dag, jaren nadat hij was teruggekeerd van zijn  tocht als garde d'honneur, ergens tegen een sabel aanliep die veel leek op de sabel die hij gedragen had en dat hij toen als herinnering aan zijn avonturen als garde d'honneur, van welke aard die avonturen dan ook maar geweest mogen zijn, die sabel gekocht heeft of misschien wel gekregen. Een waardevolle aanwinst was het echter niet, want vandaag de dag wordt een soortgelijke sabel op internet aangeboden voor € 69,95.

Die sabel heeft echter lange tijd een illusie in stand gehouden. Namelijk dat onze betovergrootvader het hem toch maar gepresteerd heeft om de veldtocht van 1812, waar maar een paar honderd van de 15000 Nederlandse dienstplichtigen van zijn teruggekeerd, te overleven en nog wel in zo'n goede fysieke en psychische conditie dat hij een groot gezin met acht kinderen kon stichten en deze van een behoorlijk bestaan wist te voorzien. Kortom, als nazaten mochten we blij zijn dat wij ook van zijn genen hebben mogen profiteren.

Het is jammer dat het met onze betovergrootvader allemaal wat minder heldhaftig is verlopen als wij het ons verbeeld hebben. Hoewel, wat hij tijdens zijn diensttijd als garde d’honneur wel heeft meegemaakt, weten we niet en kan wel de reden geweest zijn dat wij het complete verhaal nooit geweten hebben.

In de genealogie maakt alles weten dus ook niet altijd gelukkig. Toch geeft het wel voldoening dat we nu meer onderscheid hebben kunnen maken tussen Dichtung und Wahrheit.

Mogelijk zullen we nog wat dichter bij de waarheid komen bij lezing van het boek van W.F.Lichtenauers boek “De Nederlanders in Napoleons Garde d’Honneur”

Jan Lambers 


 


[1] Verslag van Desiree Crommelin ( de nakomeling van een garde d’honneur) in Ons Amsterdam, maart 2007

[2] Zie 1