De lotgevallen van onze betovergrootvader Jan Lambers

Inleiding

Onze betovergrootvader Jan Lambers[1] geboren op 10 augustus 1793, is een van onze meest interessante voorouders. Interessant omdat wat we van hem weten nogal tot de verbeelding spreekt. Hij zou namelijk als 19 jarige met Napoleon mee naar Rusland zijn geweest. Een sabel die mee terug gekomen is zou daar nog steeds het tastbare bewijs van zijn.

Toen ik mij onlangs ging verdiepen in hoe dit allemaal zou zijn verlopen kwam ik echter nogal wat ongerijmdheden tegen. Nader onderzoek leverde vervolgens op dat betovergrootvader naar alle waarschijnlijkheid nooit in Rusland is geweest, maar waarschijnlijk wel een jaar later in Duitsland is geweest en dan niet als dienstplichtige of vrijwilliger, maar als garde d’honneur. Daarmee kan een deel van het overleverde verhaal echter nog wel juist zijn.

In onderstaand verhaal wordt dit nader uit de doeken gedaan.

De overlevering van de tocht naar Rusland zoals wij die kenden

Tot voor kort wisten wij niet beter of onze betovergrootvader Jan Lambers is in 1812, samen met een neef, mee getrokken met de “Grande Armee” van keizer Napoleon naar Rusland, vanwaar hij op bijna miraculeuze wijze zou zijn teruggekeerd. Immers van de naar schatting 15000 Nederlanders die op basis van de door de Fransen hier ingevoerde dienstplicht onder Franse wapenen moesten dienen, keerden er niet meer dan enkele honderden, als bedelaars, terug.

Als tastbaar bewijs van zijn tocht getuigt de sabel die mee terug gekomen is en thans in het bezit is van de nazaten van zijn zoon Gezienus Margus. Ook de neef zou de tocht overleefd hebben, maar op de terugweg in Heidelberg zijn achtergebleven en daar een apotheek zijn begonnen.

Er zijn verschillende overleveringen over hoe de tocht zou zijn verlopen en dan vooral de terugkeer. Een daarvan is dat Jan met een eigen paard zou zijn meegegaan. Reden waarom hij officier zou zijn geweest. Tijdens de terugtocht zou hij zijn paard aan een Franse officier hebben moeten afstaan. Hij is toen achtergebleven in Duitsland, zou zich in een schoorsteen hebben verstopt en daarna weer naar Coevorden zijn terug gegaan.

Volgens een andere overlevering zou hij vanuit Wilna naar Riga zijn getrokken. Toen de Russen het Napoleontische leger bij Wilna aanvielen, zou Jan met nog twee anderen zich in het bos hebben verstopt (in de sneeuw) en zouden ze daarna alle drie gedeserteerd zijn. Jan zou toen, met een ander, vanuit de haven van Riga met een Gronings koopvaardijschip naar Groningen zijn gevaren. De derde persoon, afkomstig uit Meppen (Dld) is teruggelopen. Jan zou met deze laatste nog altijd contact hebben gehouden.

De twijfels over de deelname van Jan aan deze tocht

Vooral deze laatste overlevering leek me toch wat ongeloofwaardig. De afstand Vilna (Vilnius) Riga is 262 km. De vraag is of de Litouwers Nederlandse deserteurs vriendelijk gezind waren, want zij beschouwden de Russen als hun vijanden. En hoe kon Jan weten dat hij naar Riga zou moeten en dan nog, hoe kon hij zich verstaanbaar maken?

Het is ook onwaarschijnlijk dat hij tijdens de tocht in het gezelschap van zijn neef zou blijven. Die neef komt in deze overlevering niet voor, terwijl het wel zeker is dat er een neef mee was, want er blijkt zich inderdaad een Lambers in Heidelberg te hebben gevestigd[2]. Vraag is alleen waarom die neef niet mee terug gegaan is. Misschien had hij zoals in die Duitse Schlager "sein Herz in Heidelberg verloren". Dat zou heel goed kunnen, want hij heeft daar dus nakomelingen gekregen.

Maar Heidelberg ligt wel erg ver ten zuiden van de vermoedelijke route bij terugkeer vanuit Vilnius, waar het debacle met de Grande Armee eindigde, naar Noord-Nederland.

Even in het kort iets over die verschrikkelijke tocht waarvan wij steeds gedacht hebben dat onze betovergrootvader daar ook aan meegedaan heeft. Uit de Kroniek van Nederland van Agon Elsevier staat over de veldtocht van 1812 het volgende:

…. Aan de zo rampzalig verlopen Russische veldtocht nam ook een contingent van ongeveer 15000 Nederlanders deel. Tezamen vormden deze Hollandse militairen, die in het kader van de lichting 1788-1791 waren opgeroepen, het vierde regiment huzaren, het derde regiment grenadiers, het tweede regiment lansiers, het 33e regiment lichte infanterie en het 123e, 124e,125e en 126 e regiment infanterie van linie….”

Uit dit stukje blijkt dat krachtens de in 1810 ingevoerde dienstplicht alleen de lichtingen 1788 t/m 1791 zijn opgeroepen. Maar Jan behoorde tot de lichting 1793. Wat betekent dit?

Is hij nou voor zijn nummer gegaan of als vrijwilliger? In dat laatste geval zou hij misschien als remplaçant voor iemand anders zijn gegaan. Maar remplaçanten waren in het algemeen mensen die uit armoede de dienstplicht van een ander overnamen. Was het gezin Lambers dan zo arm dat er bijverdiend moest worden? Dat is niet waarschijnlijk want Jan’s vader was vanaf 1788 geneesheer van Coevorden, zoals uit diens overlijdensadvertentie blijkt. Zie afbeelding.

Zou zoon Jan dan misschien door idealisme zijn gedreven? In ieder geval was een deel van het volk, de patriotten , de fransen toegedaan. Zij zagen hen als de brengers van de verlichtingsidealen van de Franse revolutie. En had niet Beethoven zijn derde symfonie, de Eroïca oorspronkelijk aan Napoleon willen opdragen? Totdat hij hoorde dat Napoleon zichzelf tot keizer had gekroond. Toen sloeg zijn bewondering om in toorn en veranderde hij de opdracht. Dat was in 1806. Het is niet erg waarschijnlijk dat er in 1811 nog veel mensen in Nederland waren die enthousiast waren over Napoleon, want men had hier behoorlijk te lijden van het Continentaal Stelsel, dat Napoleon tegen Engeland had ingesteld. En deze tiran had Europa in een niet aflatende reeks van oorlogen gestort.

Maar er kunnen toch best nog bewonderaars van Napoleon zijn geweest. Napoleon is altijd een historische, controversiële figuur gebleven. Ook ver na zijn dood heeft hij nog bewonderaars gehouden. Zoals Heinrich Heine die het beroemde gedicht van de Zwei Grenadiere schreef dat door Schumann en door Wagner op muziek gezet is. Mijn vader heeft het meermalen voorgedragen en op de piano gespeeld.

Wat ook niet onbelangrijk geweest zal zijn is dat Coevorden een garnizoensstad was en dat vader Jan Lambers hier chirurgijn-majoor was. Hij was dus legerarts. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de keuring van de soldaten.

En dan komt de tamelijk populaire koning Lodewijk in Coevorden op bezoek. Dat was in maart 1809. De straten waren geboend, de wegen hersteld, een ereboog opgericht. De koning beloofde Coevorden dat Coevorden weer een vestingplaats van de eerste rang zou worden en hij gaf 1000 gulden voor het weeshuis. Het is niet uitgesloten dat de voormalige chirurgijn-majoor van het garnizoen en inmiddels geneesheer van Coevorden ook bij de ontvangst aanwezig was. Misschien heeft hij de koning zelfs wel een moment gesproken. En wie weet heeft hij toen wel een belofte gedaan.

Betovergrootvader Jan als mogelijke garde d’honneur

Ook mogelijk is dat zoon Jan is voorgedragen voor het Garde d’Honneur. Daar konden jongeren van gegoede families in opgenomen worden. Als je daarvoor vervolgens voor werd aangewezen kon je dat niet overdragen. Deze militairen waren dan ook vaak te paard en volgens de overlevering zou Jan te paard zijn vertrokken. Gelukkig zijn er van de deelnemers aan het Garde d’Honneur per provincie lijsten bewaard gebleven. Allemaal in het Frans opgemaakt. Het was immers de Franse tijd.

Toen Napoleon eenmaal aan de macht was stelde hij zijn broer Lodewijk Napoleon als koning aan van Nederland. Daarmee was ons land een vazalstaat van Frankrijk geworden. Omdat Napoleon niet erg te spreken was over het bewind van zijn broer, lijfde hij in 1810 ons land in bij het Verenigde Keizerrijk. Drie jaar lang maakte Frankrijk hier dus volledig de dienst uit. Het was een arme tijd. Nederland moest honderdduizenden Franse soldaten onderhouden die Napoleon hier heen stuurde om weer op verhaal te komen. Bovendien trof het Continentaal Stelsel, de door Frankrijk ingestelde blokkade tegen Engeland, het vanouds sterk handel drijvende Nederland zwaar. De verpaupering nam snel toe en daarom vonden velen de inlijving bij Frankrijk aanvankelijk niet eens zo’n slecht idee.

Maar dat enthousiasme keerde snel, want reeds in 1810 werd de conscriptie, de dienstplicht, ingevoerd en na een paar jaar werden er in totaal al 28.000 dienstplichtigen opgeroepen. De dienstplicht was toen echter nog afkoopbaar. Mensen uit hogere klassen namen vaak een remplaçant, dat was iemand die voor een bedrag van drie-tot tienduizend gulden de dienstplicht bereid was over te nemen. In een uitzending van Onvoltooid Verleden Tijd wordt overigens een geval genoemd van f 250.[3]

De conscriptie betrof in eerste instantie de lichting 1788. Die dienstplicht begon met een publieke mededeling eind 1811 dat alle jongemannen geboren op of na 1 januari 1788 aangemeld moesten worden en moesten opkomen voor een keuring. In principe kwam iedereen in aanmerking tenzij hij bijvoorbeeld de enige zoon was en voor een moeder die weduwe was moest zorgen. Ook degenen die al getrouwd waren voor 1811 werden vrijgesteld. De conscriptie hield in dat men een soldaat moest leveren. Dat betekende dat je ook iemand als plaatsvervanger kon laten gaan. Daarvoor werden dan doorgaans contracten gesloten. Het is niet te achterhalen of betovergrootvader Lambers die met Napoleon mee naar Rusland is getrokken zo’n remplaçant was. Dat zou immers kunnen want hij behoorde niet tot de lichting 1788, maar van die van 1793. Meestal waren het echter armoedzaaiers of avonturiers die zich voor remplaçant leenden.

overl.adv Jan

 

Waarschijnlijk behoorde Jan echter noch tot de eerste noch tot de laatste categorie. Vader Jan was medicijnarts was en later zelfs heelmeester, zoals blijkt uit de door zijn weduwe Aaltien Schutstal geplaatste overlijdensadvertentie.

 

afbeelding De overlijdensadvertentie van Jan Lambers in 1818

 

 

 

Er zijn echter geen bronnen waaruit blijkt dat de conscriptie later is uitgebreid tot jongere lichtingen en dat op een goede dag Jan dus ook een oproep voor militaire dienst kan hebben ontvangen. De lichtingen die voor Rusland werden opgeroepen waren die van 1788 t/m 1791. Gelet op zijn geboortedatum, 10 augustus 1793 was hij daar dus niet bij. Het 125 e regiment waarin veel noorderlingen zaten vertrok op 28 juni 1812 uit Groningen, op weg naar Tilsit waar men zich bij de achterhoede van de Grande Armee zou aansluiten.

Het heeft weinig zin deze Nederlanders op hun reis te volgen, want het gaat om onze betovergrootvader en die is daar niet bij geweest.

Want wat is tijdens ons onderzoek gebleken?

Het historische bewijs: Jan was garde d’honneur

Dank zij Robert Hofstee, de echtgenoot van Ansje Martha Hillegonda, nazaat van betovergrootvader Jan, kwam er een oude oproep van de sous prefect van het arrondissement Assen boven water, waarin een Jean Lambers vriendelijk doch dringend werd uitgenodigd zich in Groningen te komen melden als garde d’honneur voor zijn uitmonstering. Hieronder de overgenomen tekst in cursief, zowel in het Nederlands als in het Frans. Oficieel was Nederland toen tweetalig.

De in het Frans gestelde oproep van de sous -prefect aan Jan of Jean Lambers te Coevorden, is gedateerd 13 juni 1813. In deze oproep wordt verwezen naar de staat van de maires (burgemeesters) van Drenthe van de in aanmerking komende Drentse jongemannen voor de Garde d’Honneur.

Het is wel aardig om te zien in welke hoffelijke taal de geadresseerden van toen werden aangesproken. Vandaar hieronder de door Robert Hofstee bewerkte teksten in het Nederlands en het Frans.

”Departement van de Wester-Eems no. 1 Arrondissement van Assen Assen den 13 Meij 1813 De Onder-Prefekt aan: Den Hr. J. Lambers, gedesigneerd garde dhonneur te Coevorden.

Mijnheer, Ik heb de eer U te verzoeken, om op aanstaande woensdag den 26 dezer, des morgens 10 Uren, U te Assen in het gemeentehuis te vervoegen ten einde de Kleermaker en Schoenmaker, welke uit Groningen ten dien einde gezonden worden U de maat van de Garde de honneurs mon(s)tering en laarzen, zullen kunnen nemen. Ik heb de eer U van mijn bijzondere achting te verzekeren. (ondertekening zeer goed leesbaar:)Hofstede.

 Departement de LEms Occidental no. 14. Arrondissement dAssen

Assen 15 Juin 1813

Le Sous-Préfect à Monsieur Lambers (Jean) à Assen Coevorden.

Monsieur, Je reçois a linstant même linvitation de Mr. Le Préfet, de vous prévenir quel est indispensable que vous vous rendiez jeudi 17 Juin à Groningen, ou vous vous présenterez à Mr. le Commandant du Département qui vous indiquera pour le lendemain, lheure et le lieu auxquels vous aurez à sans réuni pour recevant votre cheval et vos effets à habilement, dequipement et dharnachement. Je vous invite, Monsieur, à vous conformer à ce dispositions. Jailhonneur de vous saluer très affectionnément. (ondertekening zeer goed leesbaar :) Hofstede.

Oproep Sous-prefect 

 

Afbeelding 2b, de authentieke brief van de onder prefect van het Arrondissement Assen

 

Een nog fraaiere transcriptie van zo’n soort oproep is te vinden in de genealogie van de Wilde, die via bijgaande link is te lezen.

Blijkens dit overzicht dat wij in het Drents Archief hebben kunnen achterhalen ging het om 121 mannen, waarvan een kleine tien man uit Coevorden. Alles was in het Frans opgemaakt en gaf in een groot aantal kolommen de kwalificaties van zowel de vader als de zoon aan.

Robert Hofstee heeft het geschreven Frans vertaald en overzichtelijk samengebracht in onderstaand overzicht.  

 

 

 

 

 

Overzicht in het Frans en het Nederlands betreffende de gegevens van vader en zoon Jan Lambers

Numéro d’ordre général 1

Algemeen volgnummer

119

 

Noms 2

Naam

Lambers

 

Prénom

Voornaam

Jean

 

Titres et décorations 4

Titels en onderscheidingen

   

Fonctions, professions ou emploi au moment actuel 5

Funkties, beroepen of betrekkingen op dit ogenblik

Ancien conducteur de 2e classe d’artillerie en genie en 1799

Oud opzichter der 2e klasse van het geschut en bouwkunde in 1799

Epoque et lieu de naissance 6

Tijdstip (datum) en plaats geboorte

8 février 1754

8 februari 1754

Domicile ou résidence actuelle 7

Huidige woonplaats of adres

Coevorden

Coevorden

Marié veuf ou célibataire 8

Getrouwd, weduwenaar of ongehuwd

Marié

Getrouwd

Nombre d’enfants: garçon/filles 9/10

Aantal kinderen: zonen/dochters

2/1

2 zonen/1 dochter

Fortunes et revenus 11

Vermogen door salaris/inkomsten/rente

500

500 (er wordt niet aangegeven of het hier om Florins gaat of Francs)

Indications de la taille, et de l’aptitude au service militaire 12

Opmerkingen betreffende lengte en de geschiktheid voor de militaire dienst

Son âge avance [lerend?] impropre au [ver ?] [?ree]

Is zijn leeftijd vooruit, [heeft geen last van wormen ?] {Minimum lengte destijds was 1.54 m.; geen vermelding van zijn lengte dus > 1.54 m.}

       

Nom en prenoms

Naam en voornaam

Lambers Jean

Lambers Jean (vermeld als zoon vallend in de leeftijdsklasse)

Epoque et lieu de naissance 14

Tijdstip (datum) en plaats geboorte

11 aout 1793 en Coevorden

11 augustus 1793 te Coevorden

Fonctions, professions ou emploi au moment actuel 15

Funkties, beroepen of betrekkingen op dit ogenblik

   

Leur taille, et leur aptitude au service militaire 16

Zijn lengte en zijn geschiktheid voor de militaire dienst

Très apte au service

Zeer geschikt voor de dienst

La convenance de les appeler à concourir à la formation du contingent et motifs de cette convenance 17

Reden om bij te dragen aan de vorming van het gewenste quorum

Le [convien] en [act] de la faire concouris à la formation du contingent n’étant marié ni ayant un etat

Enige woorden moeilijk te begrijpen; kortweg: “Reden niet getrouwd en geen positie hebbend”

Des individus reconnus susceptibles de concourir 18

Erkende personen om bij te dragen

   

Des désignations ou du concours à la dépense 19

Aanduidingen of steun aan de uitgaven

   

Des individu non susceptible de concourir ni par eux, ni par leurs fils, petit fils ou neveux, ni par leur fortune 20

Personen die geen bijdrage kunnen leveren, noch door hun zonen, kleinkinderen , neven of vermogen.

Blijkbaar slaan de nummers 18 t/m 20 op het niet kunnen bekostigen van uitrustingsuitgaven.

 

Observations et renseignements sur la considération personnelle, sur celle de la famille, sur son influence, ses opinions politique &c. &c. 21

Opmerkingen en inlichtingen over de persoonlijke beweeg-redenen, die van zijn gezin, zijn invloed en zijn politieke opvattingen.

L’autre fils n’est age que de 12 ans

Het andere kind heeft niet [de juiste] leeftijd ; slechts 12 jaar.

Numero d’ordre general 1

Algemeen volgnumer

7

 

Noms

Naam

Lambers

 

Prenom

Voornaam

Jan

 

Titres et decorations

Titels en onderscheidingen

   

Epoque et lieu de naissance 14

Tijdstip (datum) en plaats geboorte

11 aout 1793 en Coevorden

11 augustus 1793 te Coevorden

Domicile ou résidence actuelle 7

Huidige woonplaats of adres

Coevorden

Coevorden

Marié veuf ou célibataire 8

Getrouwd, weduwenaar of ongehuwd

Celibataire

Ongetrouwd

Nombre d’enfants: garçon/filles 9/10

Aantal kinderen: zonen/dochters

   

Fortunes en revenus 11

Vermogen door salaris/inkomsten/rente

800 francs

800 frank

Indications de la taille, et de l’aptitude au service militaire 12

Opmerkingen betreffende lengte en de geschiktheid voor de militaire dienst

1 metre 660 mill.

1,66 meter

 

Lijst van de maireDaarnaast hebben we een lijst kunnen opdiepen van de in Drenthe "uitgenodigde" zonen van welgestelde Drentse ingezeten, alsmede van  de door hen te ondertekende verklaring van  vrijwillige toetreding.

Département de L’Ems-Occidental

Arrondissement d’Assen. Nr.1 er

Liste Générale par Sections des personnes appelées a concourir a la formation des Régiment de Gardes d’honneur , en vertu des articles 15 et 16 du Décret impérial, du 5 avril 1813.

Departement van de westelijke Eems. Arrondissement van Assen . Nummer 1.

Algemene lijst van groepen personen bestemd om tot de vorming van het Regiment van Erewachten bij te dragen, uit hoofde van de artikelen 15 en 16 van het keizerlijke Besluit van 5 april 1813.

J’ai engagé volontairement pour servir dans les Garde d’honneur a condition d’etre équipée au [frein?] d’autres.

Ik heb mij vrijwillig verplicht om in de Erewacht te dienen op voorwaarde op de [kosten] van anderen uitgerust te worden.

Het handgeschreven Frans was moeilijk te ontcijferen. Maar dank zij de transcriptie van Robert Hofstee wordt er veel duidelijk. In de eerste plaats dat Jean Lambers onze betovergrootvader is, want zijn geboortedatum is de zelfde als die wij hebben. Jean Lambers is dus gewoon Jan Lambers. Of de gemeente er in het kader van de verfransing al Jean van gemaakt hebben of dat zijn ouders hem ook al hernaamd hadden is niet duidelijk. Wel duidelijk is dat vader Lambers tot de welgestelde burgers van Coevorden moet hebben behoord. Hij wordt namelijk aangeslagen voor 500 guldens (hoewel de munteenheid niet wordt genoemd zullen het wel guldens zijn) , waarbij in het midden blijft of dat om de waarde van zijn bezit (fortune) gaat of om de hoogte van zijn inkomen (revenu).

De meeste andere welgestelden worden overigens nog hoger aangeslagen. Velen staan genoteerd voor 1000 gulden of hoger. Jan Lambers behoort dus niet tot de allerrijksten. Dat zou ook vragen opgeroepen hebben over hoe hij daar achtereenvolgens als chirurgijn-majoor, die verantwoordelijk was voor onder meer de keuring van militairen en als plaatselijk heelmeester aan gekomen zou zijn.

De kans lijkt hierbij ook niet gering dat hij al flink van zijn ouders geërfd had. Want zijn vader was immers in staat geweest om zijn zoon vroeg te laten studeren en moet dus ook wel over bezit of een behoorlijk inkomen beschikt hebben. Misschien dat zijn grootmoeder die kleermaakster was nog voor extra inkomen heeft kunnen zorgen, wie weet.

Maar ook de uitgezondene zoon Jan blijkt al over een aardig inkomen, van 800 francs te beschikken. De bron daarvan wordt jammer genoeg niet genoemd.

Verder is het voor onze generatiegenoten interessant te lezen dat onze betovergrootvader voor ons doen maar een klein ventje geweest is. Hij zou 1.66 meter geweest zijn. Toch was dat voor zijn tijd helemaal niet zo klein. Zo blijkt uit historische reeksen dat de gemiddelde lengte van dienstplichtigen van 20 jaar nog in 1863 maar 163 cm was en in 1893 168 cm.

Betovergrootvader Jan was dus met zijn 1.66 meter een redelijk uit de kluiten gewassen jongeling.

Betovergrootvader dus niet in Rusland geweest

Met de ontdekking van deze oproep is het bewijs geleverd dat betovergrootvader niet mee geweest kan zijn met Napoleon naar Rusland. Want als je op 16 juni 1813 een oproep krijgt om garde d’honneur te worden dan kun je niet de tocht van 1812 hebben meegemaakt. De stumpers die dat hadden overleefd waren toen nog niet eens allemaal terug.

Het zou erg vreemd geweest zijn als Jan mee naar Rusland had gemoeten. Want toen de Nederlanders zich daarvoor in Groningen moesten verzamelen voor de mars door Duitsland naar Tilsit in het tegenwoordige Litouwen, was Jan nog geen 19 jaar. En nogmaals, volgens historische bronnen zouden alleen de lichtingen 1788-1791 uit hoofde van de dienstplicht zijn opgeroepen. Jan was van 10 augustus 1793.

Maar waar komen dan die verhalen afkomstig van onze grootouders dan vandaan? Die hadden het toch uit de eerste hand? Heeft hij zijn kinderen en kleinkinderen dan sprookjes verteld? Dat verhaal dat hij zich in een schoorsteen verstopt zou hebben leek mij al niet zo waarschijnlijk, want dat lijkt in het bezit van een sabel knap ongemakkelijk.

Ik heb het mijn moeder nog eens nagevraagd, want die heeft mijn grootouders goed gekend, of zij wel eens iets over die tocht gehoord had. Maar volgens haar werd er eigenlijk nooit over gesproken. Nu heeft mijn grootvader zijn grootvader nooit gekend, want hij werd zeven jaar later geboren na het overlijden van betovergrootvader. Dat laatste was in 1861. Van zijn grootvader kon hij dus niets weten, maar wel natuurlijk van zijn vader, Gezienus Margus. Maar dat was dan al weer uit de tweede hand. Er was slechts één kleinzoon aan wie betovergrootvader zijn belevenissen had kunnen vertellen, dat was de zoon van Hendrik en Aaltien Schirring, Hendrik Cornelis, maar die was in het jaar van overlijden van zijn grootvader nog maar drie jaar.

Zoals hierboven al geopperd kan Jan zich in 1812 mogelijk als vrijwilliger hebben aangemeld. Niets is onmogelijk. Uiteindelijk had zijn vader een hoge functie bekleed in het garnizoen van Coevorden.

Misschien waren Jan’s ouders ook wel overtuigde patriotten. Ze waren getrouwd in het jaar van de Franse revolutie, 1789. Ze behoorden in ieder geval tot de gegoede burgerij en uit die gelederen kwamen de meeste patriotten voort. Dat waren vaak liberalen avant la lettre, die de macht met de regentenkliek rondom de stadhouder op zijn minst wilden delen en Frankrijk als het land van de verlichting en vooruitgang zagen. De Bataafsche republiek heeft dan ook heel wat modernisering in Nederland tot stand gebracht. Daar kwam nog bij dat de boeren in het noorden van het land het aanvankelijk heel goed hadden.

Maar de vele oorlogen die Frankrijk tegen de reactionaire machten in Europa meende te moeten voeren en die ons land vrijwel tot een economisch bankroet voerden temperden het aanvankelijk enthousiasme snel.

In het boek ”10.000 Jaar Geschiedenis der Nederlanden” lezen wij op pagina 282 dat er begin 1813 in ons land al veel wrok jegens de Fransen heerste. Toen Frankrijk bekend maakte dat alle mannen tussen de twintig en de zestig jaar zich moesten melden voor de samenstelling van een nationale garde van 80.000 man die de Nederlandse kusten zou gaan verdedigen, brak er zelfs een opstand uit. ”Die opstand groeide later uit tot een breed nationaal verzet. Ook de hogere klassen kwamen in het geweer toen de regering in april de oprichting van de Gardes d’Honneur bekend maakte: een erecorps waarin de dienstplicht niet afkoopbaar was. ”

De kans dat Jan zich voor die tijd op de een of andere wijze als vrijwilliger zou hebben gemeld en in die hoedanigheid mee gegaan zou zijn met de Grande Armee mogen we daarom wel uitsluiten.

Trouwens, toen hij zijn oproep voor de Garde d’Honneur kreeg, op 16 juni 1813, zou hij misschien nog niet eens terug zijn geweest van zijn tocht naar Rusland, als hij daar geweest was. En als hij op tijd was teruggekeerd dan zou hij zeker waarschijnlijk zowel om fysieke als om psychologische redenen niet in aanmerking gekomen zijn om ”uitverkoren” te worden om als garde d’honneur de grote keizer nogmaals te dienen.

 

Wat was en deed de Garde d’honneur?

Daarvoor moeten we opnieuw even een stukje geschiedenis terughalen.

Na de inlijving van de Bataafsche Republiek bij Frankrijk, in 1810, werd de dienstplicht ingevoerd. Die hield in dat alle mannen die de leeftijd van twintig hadden bereikt dienstplichtig waren. Er vervulden ongeveer 28.000 Nederlanders in de periode 1811-13 hun dienstplicht in het Franse leger. De helft hiervan maakte deel uit van het Grande Armee dat met Napoleon meeging naar Rusland.

Maar deze werden geformeerd uit de geboortelichtingen 1788-1791. Jan was van 1793, dus viel hier gelukkig buiten. De dienstplicht was toen echter nog afkoopbaar. Mensen uit hogere klassen namen een remplaçant, dat was iemand die voor een bedrag van drie-tot tienduizend gulden de dienstplicht bereid was over te nemen.

Jan ging na zijn oproep om als garde d’honneur te dienen naar Groningen mogen we aannemen. De vraag is nu wat er vervolgens gebeurde. Is hij ook werkelijk vertrokken en waar heen dan en met welke opdracht? Gelukkig zijn er veel meer verhalen van garde d’honneurs die hun avonturen hebben kunnen navertellen dan de overlevenden van 1812.

Een aantal daarvan, onder andere ook een van een Pieter van Vollenhoven.

zijn te vinden op http://www.egodocument.net/egodocumententot1814-4.html

 

Het zakboekje van Dubbeld Hemsing van der Scheer

Verder wordt in de Encyclopedie Drenthe on line melding gemaakt van een Dubbeld Hemsing van der Scheer, van wie zijn reisverslag als garde d'honneur bewaard is. Dit is interessant omdat deze net als onze betovergrootvader vanuit Coevorden in 1813 als Garde d'honneur is opgeroepen en na terugkeer uit Leipzig bij zijn vader in Coevorden zou zijn teruggekeerd en daar een bekende Drentse schrijver en uitgever is geworden. Deze moet onze betovergrootvader welhaast gekend hebben.

Dit verhaal is te vinden in het Archief van der Scheer in het DA (Drents Archief) . Het gaat hierbij om een zakboekje 1813,1814, een journaal 1813,1814, een afstandstabel en een verhaal van D.H. van der Scheer over zijn lotgevallen als garde d’honneur 1813,1814.

Uit dit zakboekje blijkt dat hij deel uitmaakte van het 3e regiment, 5e escadron 5e comp. op zijn reis van Groningen naar Tours den 30 juni 1813 en vervolgens naar Duitsland en weer terug naar Frankrijk en ten slotte weer naar Nederland. Vrijwel alle andere beschrijvingen reppen trouwens van een vertrek naar Metz. Dat was de dichtst bij de Duitse grens gelegen Franse stad. Men ging dus niet rechtstreeks vanuit Groningen naar Leipzig.

Het zakboekje geeft een paar aardige details. Hij vertrok op 30 juni uit Groningen en via Helpman , Haren de Punt ging het naar Assen. Op 1 juli ging hij via Smilde, Dwingelo naar Ruinerwold, waar hij gelogeerd heeft bij de heer Willingen.

Hieruit blijkt al meteen dat hij hoogstwaarschijnlijk de reis in zijn eentje maakte. Noch in zijn zakboekje, noch in zijn wat uitvoeriger beschrijvingen maakt hij ergens gewag van een of meer reiskameraden. De dagen daarna ging het naar Zwolle, Apeldoorn, Elst en Nijmegen.

Op 12 juli komt hij in Tilburg aan. Het is dus duidelijk dat hij in de richting van Frankrijk trekt. Op 20 juli komt jij aan in Mons of Valenciennes, waar hij in een hotel logeert.

Kortom, je krijgt bepaald niet de indruk dat hij een militair marsbevel opvolgt, maar dat het om een reis gaat waarvan het einddoel niet geheel helder is. Dat vermeldt hij ook niet. Dat blijft zo tot zijn terugkeer. De beschrijving is een aaneenschakeling van routes en de logeeraccommodaties die hij onderweg aandoet. En passant beschrijft hij ook nog wel eens een stad, als ware hij een toerist avant la lettre. Het is een tamelijk luxe reis. Hij overnacht veel bij particulieren, waarover hij in het algemeen heel tevreden is, behalve dan in Duitsland. Op 29 juli houdt hij in Saint Denis een rustdag. Daarna gaat het via onder meer Rambouillet.

Ik citeer: ”na dat wij drie dagen in de logementen te Souard hadden doorgebragt zijn wij naar het Clooster …. heengetrokken en daar onze intrek genomen in het klooster.” Hier heeft de schrijver het voor het eerst over ”wij”, maar dit kan ook de pluralis majestatis geweest zijn.

Kennelijk verblijft hij hier langere tijd. Pas op 31 augustus namelijk beschrijft hij de tocht van Amboises naar Blois. De plaatsnaam Tours, waar hij eigenlijk heen zou, ben ik niet tegen gekomen. Vervolgens gaat het dan richting Duitsland. Op 11 september is hij Troyes en op 21 september komt hij in Metz aan. Van deze stad is hij tamelijk onder de indruk.

In Metz heeft hij weer ”zeer goet gelogeert. Metz is eene groote en zeer levendige plaats en overtreft vele Fransche steden…” Op 20 september wordt Saarbrucken vermeld en op 28 september Kaiserslautern. Hier heeft hij bij een boer geslapen waar hij zeer vriendelijk is ontvangen. Op 12 oktober gaat hij bij Glortheim (?)in een schuit over de Main naar Frankfort en op die zelfde dag naar Offenbach, vlak bij Frankfort. In Offenbach schrijft hij dat hij gelogeerd heeft bij een Jood, die hem vriendelijk onthaalt en waar hij voor het eerst in veertien dagen weer eens op een bed slaapt. De 19e oktober staat Dietzenbach in zijn zakboekje. Dit plaatsje ligt vlak onder Offenbach. Hij blijft de daaropvolgende paar weken wat heen en weer trekken naar Offenbach en Frankfort.

Nu moeten we weten dat de Drievolkerenslag bij Leipzig plaatsvond op 16-18 oktober 1813. Maar over enige vorm van contact met een vijand wordt in dit zakboekje geen gewag gemaakt. Het lijkt er op alsof hij ook toen nog steeds solitair reisde.  Dit roept natuurlijk wel de nodige vragen op. Wellicht dat in de militaire archieven in Den Haag hierover meer te vinden is.

Op 3 december kreeg hij in Offenbach opdracht om zich naar Frankweiler (een plaatsje in Rheinland Pfalz ?) bij de andere Hollanders te begeven. Dan beschrijft hij het verlies van zijn paard. ”Bij onze aankomst in dat dorp vervoegden zich direct enige Franse … bij onze paarden om daar een keuze uit te doen.”

Daarop moest hij te voet verder. Van Frankweiler zou hij naar Albertville gegaan zijn Op 19 december was hij in Nancy. En op 6 januari in Dyon. Dit zijn vreemde omzwervingen. Albertville ligt wel heel ver uit de route. Toch wordt die plaats ook door andere Nederlandse garde d’honneurs genoemd. Op 19 december komt hij in Nancy aan en is dan 6 januari ineens weer in het zuidelijker gelegen Dyon.

Daar verblijft hij wederom enige maanden, want de eerstvolgende pleisterplaats is Aubigny, (ergens tussen Reims en Arras) op 18 april. Brugge wordt op 3 mei bereikt en op 6 mei is hij dan weer in Nederland, in Breda. Daarna Rotterdam vanwaar hij per trekschuit naar Amsterdam gaat , waar hij logeert in het Wapen van Voorst in de Warmoesstraat. Blijkbaar is hij nog steeds niet platzak. Ten slotte reist hij met de beurtman naar Zwolle en dan is hij bijna thuis.

 

Is betovergrootvader ook in Frankrijk en Duitsland geweest?

Uit de beschrijvingen van meerder gardes d’honneur van het zelfde jaar blijkt dat velen in ieder geval Metz als eerste bestemming hadden. Of zij allemaal als eenlingen die tocht gemaakt hebben, zoals met Dubbeld van der Scheer het geval lijkt te zijn geweest, weten we niet. Een interessant verhaal is verder te vinden op http://www.dewilde.org/garde.php

Hier worden de lotgevallen van Jacobus Elisa van Dongen Bolding , bijgenaamd Koos, beschreven. Het verhaal is in zoverre interessanter dan dat van Dubbeld Hemsing van der Scheer doordat het ook iets over de context van de Garde d’Honneurs beschrijft, alsmede iets over hun krijgsverrichtingen. Een opvallend verschil is ook dat Koos klaarblijkelijk wel in een georganiseerd verband zijn tocht heeft gemaakt. Zo wordt bijvoorbeeld gemeld:

”11 junij, des s’morgens ten 3 Uren opgestaan en ten 6 Uren uit Brussel gemarcheerd langs een bergachtige Weg en door een Bos van meer dan 3 Uren naar Genappe, een allendig vuil dorp, waar wij slegt gelogeerd waren en dus de Herberg verkozen hebben.”

Over de krijgsverrichtingen vermeldt deze genealogie dat in de slag bij Leipzig en vervolgens het treffen bij Hanau de garde d’honneurs hun vuurdoop kregen. Omdat zij bij Leipzig in de achterste linie opgesteld stonden viel er hier slechts een gewonde. Bij Hanau was sprake van meer vuurcontact en hier vielen onder de garde d´honneurs een aantal slachtoffers.

Hierbij wordt verwezen naar een andere publicatie: J.W.Callenfels, Mijn uittocht als garde d’honneur 1813, Dagboek van de Zeeuw Jacob Willem Callenfels, Uitgeverij Alvo Delft, 2000. Ook wellicht lezenswaardig is de bijdrage van J.A.R.Kymmell, De Drentse garde d’honneur van 1813/14 in de Nieuwe Drentsche Volksalmanak (1895) 81-119. In de eerder genoemde egodocumenten vinden we onder nr 617 de lotgevallen van een Seerp Brouwer uit Leeuwarden. Deze deserteerde in Mainz.

Een interessante link is verder http://www.crommelin.org/history/Ancestors/Garded_honneur/Garded_honneur.htm

 

De conclusie

Het verhaal dat Jan zou zijn gedeserteerd zou kunnen kloppen. Ook het verhaal dat hij met een neef was die in Heidelberg zou zijn achtergebleven wordt bij deze versie van de lotgevallen van Jan een stuk aannemelijker. Immers Heidelberg ligt niet zo ver van Frankfort en Mainz vandaan waar de meeste gardes d’honneurs zijn geweest. De vlucht naar Riga moeten we echter naar het rijk der fabelen verwijzen. Dat zijn paard hem zou zijn afgenomen past wel, maar ook meer in de Duitse variant. Zo’n incident wordt immers ook door lotgenoot en plaatsgenoot Dubbeld Hemsing van der Scheer beschreven.

Ook maakt het feit dat hij niet, zoals met de tocht naar Rusland in een zware strijd is terecht gekomen, die voor de napoleontische soldaten fataal is verlopen verzeild is geraakt, het aannemelijker dat hij met zijn sabel is thuisgekomen. De berooide lieden die uit Rusland terugkwamen zullen toch naar alle waarschijnlijkheid hun wapenrusting kwijt zijn geraakt.

Net zoals verreweg de meeste van zijn lotgenoten is hij deze tocht goed doorgekomen en kon hij bij terugkeer gemakkelijk het leven van een burgerman weer oppakken. D.w.z. zich verloven, daarna trouwen en acht kinderen krijgen en als ontvanger van Gieten als een tamelijk welgesteld man overlijden. Dit laatste getuige de boedelverdelingsakte van 1861, nog in het bezit van Ansje en Robert. Over zijn functie van ontvanger zou in de annalen van indertijd de gemeente Gieten nog wel iets terug te vinden moeten zijn. Volgens de in 1851 ingestelde Gemeentewet was de gemeenteontvanger belast met de boekhouding van de gemeente. In 1856 werd deze functie samengevoegd met die van de stadsbelastingontvanger. Toen zal Jan, die van 1793 was, nog niet gepensioneerd geweest zijn, gesteld dat ambtenaren toen al met pensioen gingen.

Hoewel Jan volgens ons parenteel op 19 september 1861 in Assen zou zijn overleden zijn Jan en Margaretha begraven in Gieten op de begraafplaats aan de Oude Groningerweg. Daarom bleef het zoeken naar zijn graf op de begraafplaatsen van Assen dus zonder resultaat.Op zoek naar een graf Daarvan heeft een ver familielid van ons, ook een nakomeling van onze betovergrootvader, mij onlangs het bewijs gestuurd. Op de verder niet goed leesbare graftekst is wel duidelijk de naam van Jan Lambers te lezen. Bijgaand een foto van zijn graf en een link naar hem in levende lijve. Het feit dat er in die tijd al een foto van hem gemaakt is duidt er op dat hij waarschijnlijk inderdaad niet onbemiddeld is geweest. betovergrootvader Jan Lambers

 

Vragen die nog blijven.

De kwestie van de zogenaamde neef is niet duidelijk. Er zijn inderdaad Lambersen in Heidelberg, maar de familierelatie tot Jan blijft onduidelijk. In ieder geval kwam er geen tweede Lambers in de lijst van de 121 opgeroepenen in Drenthe voor. Mogelijk kan contact met deze familietak uitkomst bieden. Misschien gaat het om een Lambers uit het Duitse Emmelkamp of Laar gaan, die iets verder weg familie was dan neef.

De andere vraag is wat nu eigenlijk de militaire opdracht voor de genoemde garde d’honneurs was en welke hun militaire verrichtingen zijn geweest. In de genealogie van de Wilde staat hierover wel iets, maar voor meer details is waarschijnlijk contact met de militaire archieven in Den Haag noodzakelijk.

In het ARA bevinden zich ook de archieven van het Instituut van Militaire geschiedenis. Hier is wellicht iets te vinden over de verrichtingen van het Garde d’Honneurs van Groningen en Drenthe.

Mogelijk dat de bijdrage van J.P.C.M. Hoof: ”Militairen in de Bataafs Franse tijd” in het Jaarboek Centraal Bureau Genealogie 1995, p.194-210 in de studiezaal van de Groninger Archieven ook enige uitkomst kan bieden. Dit gaan we in ieder geval nog lezen.

Er zal dus nog wel enig vervolg op deze verhandeling komen. In ieder geval zijn reacties welkom.

  

Jan Lambers

 

voetnoten

[1] Zie voor de stamboom van deze Jan Lambers de genealogische toevoeging aan het eind van dit verhaal

[2] Invoering van de combinatie ”Lambers” en ”Heidelberg” op Google levert tal van naamgenoten op. Onder andere een Karsten Lambers, een bekend wetenschapper op archeologisch gebied.

[3] Het gaat hier om een uitzending op 2e Kerstdag 2005 over de Veldtocht van 1812. Dit is te vinden op www.vpro.nl

 

Zie ook voor een chronologisch overzicht van alle verhalen over onze voorouders Genealogie en kroniek van de familie Lambers