Buiten de oefeningen was er op de kazerne niet veel te beleven. Je draaide om de beurt week-en wachtdiensten en dan had je nog wel eens aardige contacten met manschappen. Zo maakte ik een keer als wachtcommandant een interessante opinie-uitwisseling in het wachtlokaal mee. In een eerlijk gesprek vertelde soldaat Buist mij dat hij, verloofd zijnde, ”het” wel deed met zijn verloofde.  

Na enige tijd van vaste verkering ging dat vanzelf zei hij, vooral als je ertoe in de gelegenheid was. Hij vond het ook niet slecht, daar je per slot van rekening weet met wie je het deed. Je kent elkaar al wat langer en denkt voor elkaar te zijn weggelegd.  Fout vond hij, dat je het na een tweede keer al zou doen, dus als je het meisje verder nog niet goed kent. Korporaal Schepers, die er bij zat, dacht er ook ongeveer zo over.

In het wachtlokaal had je dus nog wel wat te bepraten. In  het schildershuisje was dat een stuk minder. Want wie kwam daar nu langs? Maar de kazerne moest nu eenmaal worden bewaakt. Als wachtcommandant moest je  een paar keer op ronde en dan informeerde je bij de wachten  of er iets bijzonders te melden was. Nou, wat zou er moeten zijn? Het was vredestijd en Assen was niet een bijster opwindende garnizoensplaats. Dus als er een duif of meeuw iets op het schildershuisje had laten vallen was dat al bijna een bijzonderheid, want dat gebeurde natuurlijk lang niet iedere dag. 

Als ik die foto bekijk van zo'n 45 jaar geleden dan zie ik daar twee verklede burgers. 

                                                                       

Exerceren vond ik wel een aardige tijdpassering. Ik zag het als een soort ballet: Alle bewegingen zo gelijk mogelijk laten verlopen. Best mooi. Of de soldaten dat ook vonden weet ik niet zo. Dat exerceren gebeurde altijd door de onderofficieren. Mede daarom waren ze niet altijd geliefd. Maar dat had ik zelf in de basistraining dus al kunnen vaststellen.                                          

Op hun beurt waren de officieren bij ons onderofficieren vaak ook niet zo populair. Het waren nogal eens arrogante rijkeluiszoontjes, behept met de bekende corpsballenmentaliteit, waar ik tijdens mijn studietijd nog wel meer mee in aanraking zou komen. Sommigen van ons hadden zelfs echt een hekel aan die gasten.

Een subtiele manier om dat te laten blijken was om bij terugkeer uit de kantine, als je met een groepje was, achter zo’n etterje aan te lopen en dan luidkeels een boer te laten en als hij dan niet omkeek nog een. Daar wist zo’n eikel dan geen raad mee, deed net of hij niets hoorde en wij maar lachen. Van de eerste kornet die ik had was ik ook niet zo gecharmeerd. Ik vond hem een mierenneuker. Maar aan dat boeren heb ik niet meegedaan. De tweede kornet die ik had was echter wel een aardige vent.

Ouwehapfeesten

Een van de leuke dingen aan de parate troep waren de ouwehapfeesten. Om de twee maanden zwaaiden er een paar collega’s van je af. Dan was voor hen het aftellen afgelopen en dat was altijd aanleiding voor een grandioze zuippartij. Vaak waren die bij café Boelens, aan het einde van de Rolderstraat. De dochters van de uitbater, Kees Goed heette die, waren wel bekend bij mijn komende schoonfamilie, die vroeger ook in de Rolderstraat gewoond had. Later heeft het café een nog frivolere bestemming gekregen.

In dat café Boelens heb ik in mijn diensttijd voor het eerst aan bierestafettes meegedaan. Twee rijen kerels, elk aan de kant van een lange tafel die helemaal vol gezet was met glazen bier. Pas als de eerste deelnemer zijn glas leeg had mocht de tweede beginnen. Enzovoort. De partij die het eerst aan het eind van de tafel was gekomen had gewonnen.

Maar zo'n avond begon heel decent. Daarvoor kleedden we ons netjes aan in ons burgerkloffie.

Hier twee van de gelukkige afzwaaiers.

Links Sjolle Wieringa. Naast hem Dick Spaargaren en rechts Flip Grave.

Het begin van de bierestafette, waarbij kastelein Kees Goed van café Boelens in Assen de glazen heeft opgesteld.

Vaak deden we natuurlijk heel wat ronden. De kastelein en zijn mooie dochter Anneke konden er haast niet tegen tappen. Maar vaak waren er meerdere ronden en in het meest vergaande geval kwam men niet aan het einde van de tafel terecht, maar er onder. Een beetje zoals in de komische oorlogsfilm 08-15 dus.

Deze foto is blijkbaar aan het begin gemaakt, toen het nog heel decent toeging. Ha ha, want aan het eind kon  niemand meer een camera vasthouden.

De finish komt in zicht. De foto is al van mindere kwaliteit, want ook de fotograaf had geen al te vaste hand meer.

Ziehier ons belangrijkste vermaak in de garnizoensplaats Assen. Daarnaast zorgde ik als inwoner van deze plaats ook nog voor wat zelf georganiseerd vermaak voor mijn kameraden en mijzelf. Dat waren de Asser Silofeesten, die ik al beschreven heb en de “fillerrechtbank.”

Fillerrechtbank

Behalve de silofeesten die ik mede voor mijn kameraden organiseerde heb ik ook de ”fillerrechtbank” geïntroduceerd. Dit was een soort ontgroeningsceremonieel voor de aankomende wachtmeesters die de afzwaaiers moesten vervangen. Daarom heetten zij ”Fillers”. Omdat wij ons een groot deel van de tijd stierlijk verveelden op de kazerne en ik daar als wachtmeester verkenner relatief de meeste last van had, omdat ik geen personeel had zoals de stukscommandanten, vond ik dat enige afleiding geen kwaad kon. Bovendien moesten die fillers best wel enige regels bijgebracht worden, want als je van de kaderschool kwam wist je nog helemaal niet hoe het bij de parate hap toeging. Dat had ik zelf wel ondervonden toen ik als kersvers wachtmeestertje direct geparachuteerd werd in La Courtine.

In die tijd had je op de televisie een serie die TV-rechtbank heette. Daar keek ik met een paar kameraden bij mij thuis de gang van zaken bij de rechtspraak af. Aa de hand daarvan zetten wij onze fillerrechtbank op.

Kwamen er een paar “fillers” in onze batterij, dan lieten wij hen eerst een paar weken ongemoeid. Tot ze dachten dat ze er bij hoorden en praatjes begonnen te krijgen. In werkelijkheid was die eerste periode bedoeld om hun foute en zwakheden te ontdekken.

Na die kennismakingsperiode kregen ze dan ineens een oproep op hun kastdeur geplakt, waarin ze werden gesommeerd om dan en dan op de fillerrechtbank te verschijnen. Als de tijd dan daar was, verzamelde de menigte zich op een van de slaapvertrekken en werd de beklaagde opgehaald door de provoost-geweldige, zoals die heette. Dat was Fred Drost, overdag fourier.

De aangeklaagde, die in zijn kamer moest wachten, werd vervolgens afgemarcheerd naar de rechtbank, waar de aanklager en de verdediging hem stonden op te wachten. Die aanklager was ik, want ik had het allemaal bedacht en vond de rol van aanklager het leukst. De publieke tribune, dat waren de bedden in de kamer, was gevuld met de wachtmeesters van de batterij die geen functie in het proces hadden.

Na een tijdje kon iedereen het afmarcheren in de gang horen van de gedaagde of gedaagden, want soms waren het er twee, als waren het recruten op de basistraining. Eenmaal de gerechtszaal binnengebracht moest de gedaagde zijn plaats innemen. Daarna was het wachten op het Hof. Dat werd aangekondigd met een luidkeels

“Geeft Acht” door de provoost, waarbij alle aanwezigen gingen staan. Daarop trad het Hof binnen. Het Hof, dat waren de ouwehappers, de collega’s die het eerst zouden afzwaaien. Ze waren voorzien van een bef. Nadat zij achter de gerechtstafel hadden plaatsgenomen klonk het “Op de plaats rust” en kon iedereen weer op zijn gemak gaan staan of gaan zitten.

Hierop kwam de aanklager aan het woord, die zijn requisitoir voorlas. Daar kwamen zaken in voor zoals het niet voldoende respect betoond hebben jegens de ouwe stomp. Omgekeerd was er natuurlijk veel minder respect jegens de fillers. Zo was er eens een filler, die Pangemanam of zo heette. Maar tijdens de rechtszitting werd deze met “Pang” aangeduid. Want over die naam hoefde je tenminste niet je tong te breken. Alle tijd dat de aanklager nodig

had om zijn requisitoir uit te spreken moest de beklaagde in de houding blijven staan. Meestal was dat met helm en soms met nog een paar attributen. Na het requisitoir kon de rechtbank vragen stellen, waarbij de verdachte werd bijgestaan door de verdediger. Een keer hebben we ook nog een keer een psychiatrisch rapport late uitbrengen om vast te kunnen stellen of er wellicht sprake kon zijn van verzachtende omstandigheden.

Af en toe was het zo lachen, gieren en brullen op de publieke tribune dat het Hof moest dreigen de publieke tribune te laten ontruimen. Er werden foto’s gemaakt en van een zitting is zelfs een bandopname gemaakt. Het hield ons complete avonden van de straat. Ik schat dat we het een keer of vier gedaan hebben. Die fillerrechtbank.

Het werd natuurlijk door de hele kazerne bekend. Maar de hogere legerleiding heeft nooit ingegrepen. Was ook onzin, want van enige mishandeling of vernedering was geen sprake.

Balen

Soms was het echt strontvervelend in dienst. Hoofdzakelijk vanwege de verveling en het eeuwige lange wachten. Die foto van de slapende cornet in die jeep blijkt in Diever te zijn gemaakt. Ook daar hadden we zeker eens een oefening. Ik kan me er niks van herinneren, maar ik heb er een paar kladjes met aantekeningen van terug gevonden en die tekst neem ik hieronder over. Dan kan ik die kladjes na meer dan veertig jaar eindelijk eens weg gooien. Het betreft twee afzonderlijke stukjes.

”Ik zou een foto willen nemen. Hier in Diever van de balende militairen van hoog tot laag, zittend in de voertuigen op de nat geregende straten . Sommigen zitten in de cafe’s . Het is leuk te zien hoe ieder op z’n eigen manier baalt. De chauffeur luistert naar zijn radio in het voertuig. Kornet Verharen, nu eindelijk zonder helm, die hij de hele morgen al op halfzeven had staan, zit naast hem en staart ook mistroostig in de regen. Kennelijk ook met een diepe baal.

Anderen lopen peukend heen en weer. Af en toe test men uit verveling eens een radio die het als je geluk hebt nog doet. Wij hadden geen geluk, want we zitten er nu precies twee dagen al mee te kloten. Om de ochtend niet helemaal in een balend stilzwijgen te doen versmoren, plaatst deze of gene af en toe een opmerking over een of andere dienst …….(onleesbaar zelfs voor mijzelf)

Bij de bocht staan een paar overstes en majoors of wat het zijn mogen te kwaken over dienstzaken. Waarschijnlijk hebben ze het over het verloop van de oefening en niet te vergeten de vorderingen. Maar goed, elke dienstplichtige zal nu wel aan thuis denken en aan de tijd dat hij van de rotzooi af zal zijn. De meesten zullen het aantal dagen dat ze nog moeten nog wel aftellen en misschien zelfs wel de uren.

Enfin, ik ben over drie weken , naar ik hoop, van deze godgeklaagde bende af. Ik heb niet eens zin meer om nog wat te schrijven. Na de dienst schrijf ik er wel eens een boek over.”

Of de tekst op een ander kladje hierop een vervolg is weet ik niet. Maar dat geeft niet want in die oefeningen van toen leek ook niet veel logisch verband te steken.

”De kornet beschikt over een grote kijker, de wachtmeester over een kleine kijker en de soldaat mag door een toneelkijkertje turen, dan kan hij ook iets van de poppenkast zien.

De kolonel kwam vanmorgen; hij vond het nodig zeker. We lagen heerlijk te peuken. Ik had wat heide bij elkaar geplukt en lag daar daar nu op, plat, met m’n slaapmutsje op m’n kop.

De volgende oefening moeten we de slaapzak maar mee. De helm hebben we afgeschaft, behalve als de overste of een van z’n kornuiten er aan komt. Vanmiddag stelde ik voor dat vdBelt (onze chauffeur)aan de weg post zou gaan staan met de gasalarmklok bij zich. Die had ik nl. vergeten gisteravond weer terug te doen komen aan wmr. Hansen. Ja, toen ik hem bij gelegenheid de volgende dag ergens zag en het kreng wilde terug geven, mocht dat niet. Het mocht ’s-avonds in het donker pas. Ze denken zeker, dat ik onderweg in de jeep gasalarm ga geven. ”Chauffeur , zet je gasmasker op. Ik moest hem nog maar wat houden dus, hoewel ik er al vijf uur mee in de regen had gelegen , ergens op een hoek. Ik was nl. de cdt (commandant) van de mitrailleurpost ter beveiliging van de batterij. Die mitrailleur was er wel niet, maar wij moesten er toch gaan liggen. Zelfs het briefje waarop stond ”Hier staat mitrailleur” lag er, wat gewoonlijk het geval is, niet. Alleen de twee kerels dus, met hun gasbel, en hun snotbel van de regen.

Er zouden voertuigen komen waaruit traangasbommen geworpen zouden worden. Nou, die voertuigen moet nog steeds komen hoor; misschien volgend jaar , dan kunnen de huidige fillers er van genieten. Vandaag kan de batterij dus geen gasalarm krijgen, omdat ik het apparaat (de gasbel) in een koperen huls met klep nog in de wagen heb. Misschien is het wel zo, dat de batterij al vergast is en dat we daarom geen knar uit onze radio horen. Als we terug komen en men vraagt ons belangstellend hoe het was , kunnen we niet zeggen : ”En geschoten dat we hebben”. Andere afdelingen wel, wij niet. Maar wij kunnen zeggen: ” en gemaft dat we hebben” Nou ja , maffen. Je krijgt blaren op je oren van het afluisteren. Zoveel slapen doe je anders niet , want ’s-nachts om vier uur of nog vroeger moet je je nest al uit. Als je om vijf uur weg moet, is de reveille dus om half vier. De wacht kan dan een half uur mieren en zeiken voor iedereen er uit is. Ik snap bij God niet waarom dat waanzinnige gedoe al zo idioot vroeg moet beginnen. En het uur van de reveille weet je altijd pas een paar uur van te voren. Hoogstens de vorige middag. Dat is ook fijn.”

Bijgaand nog een paar foto's die collega wachtmeester Fred Cornel, die ik via Facebook heb kunnen traceren  mij onlangs heeft toegezonden. Daaruit is op te maken dat het op de kazerne ook gemoedelijk kon toegaan. 

 

Van links naar rechts:

Jan Lambers, ??, Jan den Broeder en ? Pangemanan

 Op de onderste foto zie ik alleen mezelf  en net boven mij Fred Cornel zo het lijkt. 

 

 

 

 

 

 

 

 

einde

 

reageren?

Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

meer dienstverhalen lezen?

Afzwaaien

Basistraining in Ossendrecht

Bezoek aan het artilleriemuseum

Een puike waarnemingspost

Herhalingsoefeningen

Ik en mijn spuit

La Courtine en op de Lüneburgerheide