Deze week ging een stukje van Volkskrantcolumniste Sheila Sitalsing over het opgelaten gevoel dat CEO (de Chief Executive Officer) Paul Polman van Unilever zegt te hebben bij zijn salaris. Volgens onderzoek van de Volkskrant zou dat 273 keer zo veel bedragen als het loon van de gemiddelde Unilever-medewerker.

Dat zette mij opnieuw aan het denken over de rechtvaardigheid van inkomensverschillen. Is het rechtvaardig dat de ene mens zoveel meer verdient als de andere? En zijn inkomensverschillen überhaupt wel gerechtvaardigd en zo ja op grond waarvan dan?

Die discussie is al zo oud als sinds er mensen op de wereld rond lopen. Het is ook altijd voer geweest voor economen zoals ikzelf. De beroemdste Nederlandse econoom, Nobelprijswinnaar Jan Tinberen en socialist, vond dat inkomensverschillen idealiter alleen uit verschillen in inspanning mochten voortvloeien.

Maar wat als iemand zich door fysieke of psychische beperkingen minder kan inspannen dan een ander? Daarmee komen we op de verschillen in talenten. Mensen zijn bij hun geboorte ongelijk getalenteerd. Dat zou je een onrechtvaardigheid van de schepping kunnen vinden. Het zou voor sommige mensen zelfs een reden voor atheïsme kunnen zijn. Daar staat echter tegenover dat de samenleving ongelooflijk saai zou zijn als mensen bij hun geboorte alle in de zelfde mate met talenten begiftigd zouden zijn. We zouden dan ook niet kunnen genieten van de voortbrengselen van geniën zoals Michelangelo, Bach en Einstein.

Doorredenerend op de benadering van Tinbergen tegenover inkomensverschillen is dat de inkomensverdeling pas rechtvaardig is als niemand met iemand anders zou willen ruilen. Dat gaat verder dan verschillen in inspanning. Het komt er op neer dat een modale werknemer niet met zijn CEO zou willen ruilen, omdat diens way of life niet de zijne is.

De vraag of hij dat zou willen is echter niet aan de orde, omdat hij de talenten mist de way of life van zijn CEO te kunnen volgen.

De relevante vraag blijft zo of het bezit van meer talenten een inkomensverschil rechtvaardigt. Tinbergen vond indertijd blijkbaar van niet, want hij heeft een belasting op talent voorgesteld. Dat was echter een onuitvoerbare maatregel , want hoe meet je dat talent, vooral als het niet gebruikt wordt of niet gebruikt kan worden omdat er geen vraag naar is? In de praktijk wordt talent daarom alleen indirect belast als het wel gebruikt wordt en wel in de vorm van de progressieve inkomstenbelasting. Die wordt geheven als iemand met veel talenten ook inderdaad meer weet te verdienen dan zijn gemiddelde mede-burger. Dat is trouwens lang niet altijd het geval. Vincent van Gogh stierf in armoede, omdat hij ondanks zijn geweldige talent tijdens zijn hele leven slechts één schilderij heeft weten te verkopen.

Met dat laatste komen we op de markt. Dit is het terrein van de economen. Zij voeren aan dat schaarste de prijs van een goed of een dienst bepaalt. Waarom is goud veel duurder dan ijzer? Omdat er veel minder van is doch velen het begeren.

De economen hanteren hier hun meerwaardetheorie om die op de honorering van een CEO te betrekken. Die honorering zal in principe gelijk zijn aan de meerwaarde die hij voor de onderneming creëert. Als hij meer zou verdienen dan hij oplevert zouden de aandeelhouders zichzelf te kort doen. Het feit dat de verhouding tussen de top en de gemiddelde werknemers in beloning steeds hoger is geworden komt onder meer doordat de ondernemingen in een globaliserende wereld steeds groter worden. CEO Paul Polman staat anno 2015 aan het hoofd van een wereldconcern met 175000 werknemers.

Volgens sommige economen zou Tinbergen ooit met een 5:1 norm zijn gekomen. Uit zijn publicaties zou dat echter niet af te leiden zijn. Het zou trouwens ook een idiote norm geweest zijn, als je die niet zou relateren aan de bedrijfsomvang. In een ambachtelijk bedrijf met 25 man personeel verdient de baas nog niet eens vijf keer zo veel als zijn werknemers gemiddeld.

Het probleem is dat de CEO van een internationaal concern over uitzonderlijk veel talenten moet beschikken en daardoor tot een relatief zeer schaarse categorie mensen behoort. Er wordt dan ook voortdurend jacht op hem of haar gemaakt, waarmee een hele andere categorie mensen, de headhunters, zijn brood verdient. Daarom zijn aandeelhouders en commissarissen huiverig om de honorering aan banden te leggen.

Paul Polman mag dan zelf wel vinden dat hij te veel verdient, zijn omgeving vindt dat niet en die heeft daar een rationele grond voor.

Hiermee komen we op een ander terrein, dat van het moreel besef , zeg fatsoen. Natuurlijk verdienen veel mensen in onze samenleving belachelijk veel, alleen omdat zij over een aantal talenten beschikken waaraan grote schaarste bestaat. Een terugdraaien van de globalisering en terugkeer naar kleine ambachtelijke bedrijven, met overzichtelijke beloningsverhoudingen, zoals in de Middeleeuwen, is echter niet haalbaar. Evenmin zullen we naar kleine scholengemeenschappen terugkeren waar de rector misschien twee keer zo veel verdiende als de oudste docent. Voor een mega-scholengemeenschap is aan de top ook veel meer talent nodig dan voor de plaatselijke school van vroeger. Het zelfde geldt voor zorggemeenschappen. Ook het daarvoor benodigde managementtalent is blijkbaar schaars. Want de besturen , waarin nu juist de vertegenwoordigers van de politieke partijen, die zich zo opwinden over de in hun ogen te hoge inkomens, zitting hebben, bepalen die salarissen.

Extreem hoge inkomens kunnen in principe echter worden aangepakt door een progressief belastingsysteem. Omdat veel veel-verdieners , anders dan de te respecteren Paul Polman , wel voor zoveel mogelijk geld gaan, zal een hoog marginaal IB-tarief, oplopend tot stel 95%, echter alleen maar doorgezet kunnen worden als dat binnen heel Europa geldt en liefst ook nog binnen Noord-Amerika. Anders zal toch een groot deel van de topverdieners zich door buitenlandse bedrijven laten weg kopen. Een element van hun way of life is namelijk dat zij zich gemakkelijk in andere culturen dan de Nederlandse kunnen bewegen. Voor hen is het niet een probleem om met hun gezin in een ander land te gaan wonen. Dat is een verschil met veel kleinverdieners die het liefst in hun eigen omgeving willen blijven wonen.

Het invoeren van een min of meer gelijk toptarief uniform binnen de EU zal echter een politieke hobbel van de eerste orde zijn, laat staan als Noord-Amerika hierin ook nog betrokken zou moeten worden.

Als alternatief blijft dan alleen over om een beroep te doen op het moreel besef dat een veel-verdiener weliswaar veel mag verdienen, maar dat niet allemaal voor zichzelf zou moeten houden , maar er charitas en andere nuttige zaken mee zou moeten financieren. We hebben in Nederland dus meer veelverdieners van het type Bill Gates nodig. Wat mij betreft zouden we zulke mensen eens wat meer in het zonnetje moeten zetten. Dat scoort waarschijnlijk meer effect dan de categorie groot-verdieners in het algemeen af te zeiken.

Einde

Jan Lambers

 

reageren?

Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.