De invoering van de Euro is volgens de Amerikaanse nobelprijswinnaar economie Joseph Stiglitz een grote  fout geweest.
In een uitgebreid interview in de Volkskrant van zaterdag 1 oktober 2016 licht hij dat toe.Als je zijn betoog leest vraag je je af waarom de euro eigenlijk is ingevoerd. Op de site van de EU staan daar voor een aantal argumenten. Die zijn als volgt samen te vatten.

Argumenten vóór de euro
1e Een gemeenschappelijke munt vergemakkelijkt de handel en handel is goed voor de welvaart van de hierbij betrokken partijen. Enerzijds zijn er geen kosten van de aan-en verkoop van vreemde valuta en geen risico’s van schommelingen in de valuta’s. Dat is op zichzelf bevorderlijk voor de investeringen over en weer. Een gemeenschappelijke munt maakt verder het vergelijken van prijzen gemakkelijker. De markt wordt transparanter en dat is goed voor de concurrentie.

2e Een gemeenschappelijke munt is stabieler dan de afzonderlijke valuta. Een belangrijke reden daarvoor is dat een grote veelzijdige economie minder gevoelig is voor specifieke omstandigheden dan een kleine economie. Als bijvoorbeeld een kleine economie erg gevoelig is voor de invoer van energie, zal een sterke olieprijsstijging op zo’n economie een sterke uitwerking hebben. Een grote economie is in principe veel evenwichtiger van samenstelling en zal dus veel minder de inwerking van specifieke factoren ondergaan. De risico’s van het zaken doen met een gebeid met een gemeenschappelijke munt zijn dus geringer en dus ook de kosten om die risico’s af te dekken.

3e Die grotere stabiliteit maakt dat buitenlandse beleggers en ondernemingen hun kapitaal bij voorkeur in zo’n munt beleggen.    
Daardoor kan de rente in het gebied met een gemeenschappelijke munt lager zijn dan daarbuiten, wat voor zowel consumenten als bedrijven gunstig is.

 

Het politieke argument voor invoering van de euro
Het zijn allemaal valide argumenten. Maar de doorslaggevende factor  voor de invoering van de euro was van politieke aard. Het was Frankrijk dat de belangrijkste stoot gaf voor de invoering van de euro. Frankrijk wilde namelijk niet dat de Duitsland dat economisch alsmaar sterker werd weldra  de economie van Europa zou gaan dicteren. De Duitse mark was al de sterkste munt van Europa geworden. Daarmee zou Duitsland te overheersend worden en dat   moest worden tegengegaan. Daarom moest de mark plaats maken voor de euro. Zo kon Frankrijk via de Europese Centrale Bank toch nog invloed blijven uitoefenen.
Aanvankelijk voelde Duitsland er niet voor, maar het was de Duitse bondskanselier Helmut Kohl die zijn instemming er aan gaf. Dat was  om Frankrijk mee te krijgen voor de Duitse hereniging.
Daarop werd in het Verdrag van Maastricht van 1992 besloten tot de invoering van de euro
Het nadeel van de euro openbaarde zich pas een aantal jaren later.

 

Gevolgen van de euro
De invoering van de gemeenschappelijke munt betekende  in het bijzonder voor de Zuid-Europese economieën dat zij in een keurslijf gedwongen werden waar zij helemaal niet in  pasten.Dat is dan ook het belangrijkste kritiekpunt van Stiglitz. Hij noemt de euro een kruis waarop landen zich vrijwillig hebben laten vastnagelen. Dat is in soortgelijke bewoordingen trouwens al door veel meer economen gezegd. Want wat zijn de gevolgen van een eenheidsmunt? 

Een feit is dat de economieën van de aangesloten landen zich niet allemaal in de zelfde richting en in het zelfde tempo ontwikkelen. Het ene land is gevoeliger voor ontwikkelingen op de wereldmarkt dan het andere. Een grondstoffen- en energiearm land krijgt een grotere klap te verwerken bij sterk stijgende energie en of grondstoffenprijzen dan een land met een hogere graad van energiezelfvoorziening. Italië en Griekenland zijn bijvoorbeeld van die grondstoffen- en energiearme landen. De prijsstijging van vooral energie in de jaren voorafgaand aan de kredietcrisis in 2008 deden  hun betalingsbalans danig uit het lood slaan. Maar een land als Nederland met zijn grote eigen aardgasreserves had daar veel minder last van. Bewegingen op de wereldmarkt kunnen dus gemakkelijk tot onderlinge onevenwichtigheden leiden.

Zou er geen gemeenschappelijke munt geweest zijn, dan zou een groot betalingsbalanstekort tot een waardedaling van de eigen valuta leiden. Het gevolg zou een stijgend  importprijspeil zijn, waardoor inflatie optreedt en de bevolking voor het zelfde budget minder kan kopen. Dat betekent dus verarming. Tegelijk dalen de exportprijzen, gerekend in de valuta van de afnemers. De verdiensten nuit de export nemen dus af. Althans , in eerste instantie. Want door het in buitenlandse valuta gemeten gedaalde prijspeil neemt de vraag toe. Afhankelijk van de prijselasticiteit is het daardoor mogelijk dat de opbrengst uit export uiteindelijk toeneemt: De vraag neemt meer toe dan de prijs daalt. Dat levert in het exporterende land dus meer werkgelegenheid op en daardoor ook meer inkomen. Dus, de hogere prijzen van ingevoerde artikelen maakt dat de vraag daarnaar zal afnemen en . de door de gedaalde exportprijzen verbeterde concurrentiepositie maakt dat er meer geëxporteerd zal worden. In principe ontstaat er door deze twee bewegingen vanzelf weer evenwicht, waarmee het probleem van het betalingsbalanstekort in theorie is opgelost.

Een andere verstorende factor kan zijn als de arbeidsproductiviteit in het ene land uit de pas loopt ten opzichte van het gemiddelde , bijvoorbeeld door een verschil in innovaties als gevolg van een achterstand in het onderwijs, of omdat het ene land om politieke redenen minder geneigd is produktiviteitsverbeterende maatregelen in te voeren dan het andere. Dat kan te maken hebben  met de opstelling van machtige vakbonden, die zich weren tegen ontslagen.Vooral dit laatste is een belangrijke oorzaak van de binnen  het Eurogebied toegenomen onevenwichtigheden.

De Griekse crisis is grotendeels toe te schrijven aan de onwil of onmacht om hervormingen op de arbeidsmarkt door te voeren – lees de arbeidsvoorwaarden te verslechteren. Zonder de euro zou de nationale geldeenheid, de drachme, in waarde dalen, zoals hierboven uiteengezet, omdat het Griekse bedrijfsleven dan in concurrentiekracht steeds verder achterop raakt. De Griekse bevolking zou dan vanzelf minder te besteden krijgen. Dat zou echter sluipenderwijs gebeuren, waartegen het moeilijker is om in opstand te komen dan wanneer de regering bezuinigingsmaatregelen met ontslagen afkondigt. Er is dan een tastbare vijand.

Als er echter een systeem van automatische prijscompensatie bestaat, dan werkt dit evenwichtsmechanisme niet en zal er al maar meer inflatie optreden. De devaluaties zullen elkaar dan blijven opvolgen, wat slecht is voor de economische groei.. Het probleem bij een gemeenschappelijke munt is dat er bij ontsporingen in een afzonderlijk land daar  geen evenwicht herstellend mechanisme werkzaam is, waardoor  de onevenwichtigheid steeds verder kan toenemen. Dat zal dan tot dermate grote overheidstekorten leiden, dat van  buitenaf moet worden ingegrepen om een faillissement van de staat te voorkomen. We hebben met Griekenland gezien dat dit om rigoreuze ingrepen vraagt, die politiek nauwelijks te verkopen zijn en tot zulke hevige protesten van de bevolking hebben geleid dat andere lidstaten moesten bijspringen met garanties en goedkope leningen.

Met die vermogenstransfers gaat een deel van het boven omschreven voordeel van de gemeenschappelijke munt dan echter weer verloren. Vooral als die vermogenstransfers gepaard gaan met lastenverzwaringen voor de bevolking van de landen die doneren zal dat gemakkelijk wrevel opwekken bij de bevolkingen van de donerende lidstaten. Hierdoor kan de solidariteit binnen de Eurozone ten slotte zo onder druk komen te staan dat de euro er onder bezwijkt.Zeker als de regering en bevolking van de in nood verkerende staten  niet bereid zijn om zodanige hervormingen door te voeren dat hun economie weer concurrerend wordt is de euro als gemeenschappelijke munt niet te handhaven.


Wat is het alternatief voor de euro?
Een sterk fluctuerende valuta of een voortdurende devaluerende valuta is echter heel slecht voor het investeringsklimaat van een land. Voor buitenlandse investeerders, een belangrijke bron van  werkgelegenheid, is het dan te riskant om in zo’n land ondernemingen op te starten of er te gaan uitbreiden. Ook de rente zal in een land met een fluctuerende valutawaarde hoger zijn dan in geval van een stabielere valuta. Daarom wil een land als Griekenland toch graag in de eurozone blijven.Eigenlijk is er geen goed alternatief voor de euro. Omdat om bovengenoemde reden alle landen naar wisselkoersstabiliteit zullen streven zal een verdwijnen van de euro er waarschijnlijk toe leiden dat de sterkste munt, de Duitse mark, de rol van de euro overneemt.
Dat wil zeggen dat de andere Europese landen hun eigen valuta zullen koppelen aan de heringevoerde Duitse mark. Daarmee wordt de angst van Frankrijk voor een Duitse hegemonie in Europa alsnog bewaarheid. Frankrijk zal dus tegen een uiteenvallen van de euro zijn. Maar tegelijk is dat land een van de boosdoeners als het gaat om het zich houden aan de gemeenschappelijk gemaakte afspraken die een onderdeel uitmaken van een nog uit te bouwen politieke unie.
Een eenheidsmunt zonder een politieke unie kan niet werken.

Het politieke klimaat voor de vorming van een politieke unie is in Europa momenteel echter niet gunstig. Toch is er voor een redding van de Euro redden meer Europa dan nu nodig. Volgens Stiglitz houdt dat een grote mate van onderlinge solidariteit in. Daarbij wijst hij op de Verenigde Staten, waar wel een politieke unie bestaat. Als een van de staten daar in nood komt springen de anderen bij. Vergelijk dit met Nederland waar het hele land bijsprong toen de watersnoodramp van 1953 het westen van  ons land trof.

 

Marshallhulp voor Zuid-Europa?                                                                                                                                               Stiglitz wil onder andere een soort Marshallhulp voor Zuid Europa. Daarvoor is de solidariteit binnen Europa echter bij lange na niet aanwezig. Hier dringt zich de fabel van de krekel en de mier van de Franse dichter La Fontaine op. Als je voor de krekel Zuid Europa invult en voor de mier Noord Europa zal het duidelijk zijn dat die twee moeilijk onder een dak kunnen leven. De krekel die flierefluitend de zomer doorbrengt en zich geen zorgen maakt voor de winter tegenover de nijvere en zuinige mier die de hele zomer buffelt  om voorraden aan te leggen voor de slechte tijden waarvan hij weet dat die ook zullen komen.
Die mier voelt er niets voor om de krekel ook te onderhouden als die bij hem komt aankloppen, als de slechte tijd aanbreekt. “Dansez maintenant”, “Dans dan nu maar “beet de mier de krekel toe, toen die om hulp kwam vragen.

De grens tussen het leefgebied van de mier en dat van de krekel valt in grote lijnen samen met de midden Europese waterscheiding. De landen ten noorden daarvan zou je tot de biotoop van  de mier kunnen rekenen. Hier is vanouds hard werken en spaarzaamheid geboden omdat de mens in de winters van de gematigde klimaatzones niet zonder tal van voorzorgsmaatregelen hulpmiddelen kan overleven. Ten zuiden van die waterscheiding komt het er allemaal wat minder op aan.

Daarom zijn ze er daar niet zo aan gewend om de buikriem aan te halen en orde op zaken te stellen als dat nodig lijkt.
Stakingen zijn daar dan ook aan de orde van de dag. Vooral in Italië en Griekenland en in wat mindere mate in Frankrijk. Spanje en Portugal hebben er iets minder last van, wat misschien nog een gevolg is van de langdurige periode van dictatuur.Samenvattend kunnen we zeggen dat we in de EU tussen twee vuren zitten. De euro is alleen maar te handhaven als er een politieke unie komt of als althans de regels van het al overeengekomen stabiliteitspact worden gehandhaafd, waardoor noodzakelijke hervormingen kunnen worden afgedwongen. Politiek ligt dat echter nog steeds erg moeilijk binnen de EU.

Het alternatief is een liquidatie van de Euro, waarbij we weer het oude probleem van de zwevende wisselkoersen binnen halen.
Het daarmee op het spel staande welvaartsverlies voor de Europese volkeren is waarschijnlijk groter dan de kosten die gepaard gaan met de euro en die enerzijds bestaan uit de kosten van hervormingen in de lidstaten die economisch achterop lopen en anderzijds uit hulp van de rijke aan de arme lidstaten .Dat is echter moeilijk te bewijzen en daarom zullen we  nog wel een aantal jaren blijven doormodderen.

Einde