Het Galicica National Park staat op de Unesco Werelderfgoedlijst en daar wilden wij  op een van onze vrije dagen graag een tocht door heen maken. Dus hadden wij bij Alex, het Nederlands-Macedonische oliemannetje van Struga , die zo'n beetje in alles handelde wat met vrije tijd te maken had en daarvoor de in grote getale aanwezige Nederlanders met zijn folders en bijbehorende praat afwerkte, een auto gehuurd om het park persoonlijk te gaan verkennen. Hij had ons overtuigd. Het was beter om zelf op pad te gaan in plaats van deelname aan  groepsexcursies in grote en onhandige bussen die de fijne plekken niet konden bereiken.

Het was een spiksplinternieuw autootje , want Alex was in november vorig jaar met autoverhuur begonnen en had pas in maart de eerste geleverd gekregen. In smetteloos wit, net als zijn tweede exemplaar. In grote letters stond er “Alex excursies”  op het zijportier en op de benzinedop stond een 1 vermeld, het nummer van zijn huurauto. Het wagentje stond ons gewoon toe te glimmen. Maar dat zou niet lang meer duren.

Omdat de dames het anders in hun  hoofd hadden voor die dag hadden wij Geert-Jan, een vrijgezel onder het reisgezelschap die in ons groepje was aangespoeld, gevraagd of hij zin had ons te vergezellen. Dat leek hem wel wat en zo waren wij dus met drie.

We reden eerst naar Ohrid en van daaruit probeerden we een entree naar het park te vinden. Op de kaart die we hadden leek het dorpje Velestovo een goede uitvalsbasis.

Het was al niet een hele luxe weg geweest naar dit dorp. Maar het was een van de weinige toegangswegen tot het park. Even buiten het dorp begon de bergroute naar het park of het was meteen het park al. Er was namelijk geen entreebord. Er lag ook geen asfaltweg, dus helemaal zeker of dit de goede weg was waren we niet. Ook al omdat het wel een erg stenige weg was, waaruit zelfs middelzware joekels van laten we zeggen een kilootje of 5 omhoog staken.  Het leek me geen feest voor de banden te worden en ik bracht te berde dat deze weg me niet zo geschikt leek voor onze luxe spiksplinternieuwe C3. Maar Guus , die de auto gehuurd had, wuifde mijn bezwaar weg en begon optimistisch aan de eerste honderd meter. Die vielen niet mee. Harder dan stapvoets ging echt niet. Niet alleen voor de auto, maar ook voor ons als inzittenden.

Na een tijdje stapte ik er liever uit en ging in als verkenner – ik was in militaire dienst heel lang geleden wachtmeester-verkenner geweest en dat zou me nu nog van pas komen- vooruit om te zien of het zo zou blijven. Nou dat was niet zo. De weg verbeterde zodanig dat je er ook wel met een gangetje van 10 km per uur over heen kon. Dus besloten we dat we onze weg zouden vervolgen.

We hadden onze zinnen  nou ook een keer op dit nationale park gezet en volgens de kaart klopte het ook. Wel liepen Geert-Jan en ik een heel stuk vooruit. Dan had je tenminste kans dat je wat wild zou zien- er zouden hier beren  en wolven voorkomen-  en bovendien kon je dan de stilte en de vogels beter horen. We hadden intussen een magnifiek uitzicht op het Ohridmeer. Zie foto.

De weg had zijn ups en zijn downs, letterlijk en figuurlijk. Guus ploegde zich er echter voortreffelijk doorheen. Het leek wel of hij rallyervaring had.

De enige levende wezens die wij het eerste uur tegen kwamen waren een boer met een onwillige vaars. Goh, wat had die man een moeite met dat beest dat hij aan een touw had. Af en toe leek het of die vaars hem aan het touw had. Vaarzen kunnen verdomd vervelend doen. Toen ik dat filmde werd mij zelfs aangeraden in de auto te komen. Oké , dan maar door het raampje. De boer ging speciaal voor ons het pad af en schoot met zijn vaars de hoogte in, maar nog dichtbij genoeg om ons  desgevraagd in veel beter Engels dan dat van zijn vaars gerust te stellen over de veiligheid van de te vervolgen route. Waarna het stel uit het zicht verdween. Het pas voerde vervolgens door een woest en ongerept landschap, waarin we als blijk van beschaving slechts één krakkemikkige hut passeerden. Zie bijgaand filmpje.

https://youtu.be/voewOEJ773g

Na enige tijd hadden wij op een pas het hoogste punt bereikt met een overzichtstableau van het Nationale Park. Het bleek dat wij hier op een hoogte van ongeveer 1400 meter zaten. We zagen verder dat we nu ongeveer een derde deel van de route hadden afgelegd. En daar hadden we nu ruim een uur over gedaan. We waren dus nog niet weer thuis. En ook nog niet jarig. Honderd meter lager begon echter een  hoogvlakte en werd de weg tamelijk vlak tot een punt waar we op asfalt weer met de daling zouden kunnen beginnen .. We besloten de weg via deze route te vervolgen. Maar nu werd de weg ook zanderig en modderig.  en dat was eigenlijk geen verbetering. Diepe sporen verschenen en je moest ten koste van alles vermijden dat je daar met je wielen in kwam. Die waren blijkbaar namelijk uitgesleten door voertuigen die hoger op hun poten stonden dan ons wagentje. Terreinwagens vermoedelijk. En inderdaad, later werd ons verteld dat de door Alex verfoeide excursiebedrijven hiervoor speciale jeepsafari’s in dit gebied in de aanbieding hadden.

Helaas lagen er verspreid toch echter ook de nodige keien, die je moest ontwijken. Het was een hell of a job om de auto behouden tussen de vele scylla's en charibda's door te loodsen en niet in de sporen te belanden.

Dat kon natuurlijk niet steeds maar blijven goedgaan. En ja hoor, daar kwam de eerste hardhandige kennismaking van het spiksplinternieuwe wagentje met een lompe kei, die we te laat hadden opgemerkt. Het was een stevige klap en ik vroeg me af waar de auto geraakt was en of we hier al direct ons Waterloo zouden vinden. Maar de auto  bleef stug doorrijden. Kranig beestje, dit autootje van Alex. Even lager kregen we de tweede optater. Zou nu de knalpot of uitlaat zich van de auto los maken en het nakijken hebben? Weer niet. We hadden toch wel veel mazzel.

We reden nu beurtelings links en rechts van de sporen. De momenten dat we van spoor moesten wisselen vanwege stenen, nattigheid of ander ongerief, waren het meest heikel want dan moest je dus een van de sporen crossen. Toch ging het nog een aardig tijdje goed.

Na een tijdje verscheen er langs de weg een tableau met informatie  over het park, waaruit bleek dat we over de uitgekozen weg reden. Ik zag echter dat in de legenda van dit informatiepaneel deze weg gemarkeerd was als MBT2, of voluit Mountainbike trail2. Nou inderdaad , deze weg leek meer op een trail voor een moutainbike dan op een landweg voor een luxe auto. Dat was zeker.

Een eind verder gebeurde het dan eindelijk. Als bijrijder riep ik nog dat Guus niet dwars door een struik moest rijden; dan kan nare krassen geven. Hij week uit en we  kwamen vast te zitten. In het begin kun je er nog luchtig  over doen. Maar naarmate de wagen dieper wegzakte zakte ook de stemming. Tja, daar stonden we dan. Wat eigenlijk wel te voorzien was geweest was ook gebeurd. Zouden we hier op eigen kracht uit kunnen komen was nu de vraag. We verzamelden wat kleine platte stenen en legden die voor en achter de voorwielen, want deze auto had voorwielaandrijving. Dat was een voordeel. Maar de banden hadden zich al vastgedraaid in het zand waardoor het profiel dicht geslibd was en de banden glad geworden waren. We konden niet meer voor en niet meer achteruit. Duwen voor hielp niet en duwen achter ook niet. Het was als trekken aan een dood paard, dat schoot ook niet op.

Het werd nu een zaak van improviseren. Ik herinnerde mij ooit in  militaire dienst met een jeep eens te hebben vastgezeten. Toen had ik die er uit gekregen door een schommeltechniek toe te passen. Maar ja, die jeep had fourwheel aandrijving gehad. De zelfde techniek had ik echter daarvoor ook al eens gebruikt toen ik na een feestje met een vriendinnetje in de auto van mijn Pa in een sneeuwduin op het circuit van Assen was terecht gekomen. Ik was van de baan afgeraakt en in het talud van de berm verzeild geraakt. Niet goed opgelet of teveel aandacht voor de charmante bijrijdster. Maar toen had de zwaartekracht mij geholpen, tezamen met de vloermatten, die de dame onder de wielen had weten te manoeuvreren. De wagen hier stond echter geheel horizontaal, stevig vastgehouden door  een lemen rif waardoor je niet door een geraffineerd spel van gasgeven en ontkoppelen die schommelbeweging op gang kon  krijgen. Die voorwielen moesten  dus van  de grond.

Hopelijk was er een krik aan boord waarmee we de wielen los van de grond konden krijgen en er een bed van stenen onder konden leggen. Het onmisbare accessoire was aanwezig en ik zocht het punt langs de carrosserierand op waar de krik onder gezet kon worden.

De krik was echter onbruikbaar, omdat de dikke rand van zand naast het wiel het ronddraaien van de sleutel verhinderde. We moesten dus een hele laag zand weggraven voor we de krik konden inzetten. Dus dat werd opnieuw stenen zoeken. Daarbij moest er tenminste een zijn die te gebruiken was als vuistbijl om plakken van de zandplaat af te kunnen slaan. Geert-Jan zei dat je met stenen zoeken erg uit moest kijken omdat er vaak slangen onder zaten.  
Nou, daar trok ik me niet zo veel van  aan. Die beesten, als ze er zaten, waren al lang weggeglipt.  Ik zocht dus onverdroten door en vond inderdaad de platte en scherpkantige steen die ik zocht. Of ie al eens gebruikt was door een neanderthaler weet ik niet maar ik kon er goed mee overweg. Na een tijdje was er zoveel ruimte dat de krik kon worden ingezet.

Toen het wiel genoeg van de grond was verwijderd konden we het stenen bed aanleggen en het wiel weer laten zakken. Een stenen bruidsbed leek het wel. Nu het andere wiel. Toen beide wielen een stenen ondergrond hadden moesten we het maar weer eens proberen. Hopelijk zou de motor, die eerder al even een vervelend luchtje had afgegeven, het nog doen.
Hij was nu in ieder geval voldoende afgekoeld, want we waren  nu toch zeker een half uur verder.

Vanwege mijn zojuist gereleveerde ervaring in betere tijden nam ik nu plaats achter het stuur. Dat was een spannend moment. De opgave was om de auto niet alleen vooruit te krijgen maar hem ook meteen uit het spoor te krijgen om te voorkomen dat hij na een paar meter opnieuw zou vastlopen.

Een kwestie van voldoende gas geven en meteen bijsturen, maar ook weer niet te veel natuurlijk. Nou het was er op of er onder nu. Ik startte de motor. Dat lukte, ondanks een tegenstribbelend gebrom van de motor. Nu in de eerste versnelling en de koppeling op laten komen. En verdomd ik kreeg er beweging in. De auto schoot over het steenbed heen.  Nu kwam het er op aan. Nog een dot gas erbij en bijsturen. Nou het geluk was weer met de dommen. Ik kreeg het vehikel met het rechter wiel op de droge grasstrook waardoor het diepe spoor midden onder de wagen kwam. We waren gered. Dat wil zeggen, we hadden deze eerste beproeving overleefd.

Mijn broek en schoenen zagen er wel niet meer uit, maar dat was van absoluut secundair belang. Opgelucht kwamen de andere twee ook weer in de auto. Guus had nu achter in de auto plaats genomen. Die was min of meer uitgeteld en had ook wel enige rust verdiend.

Geert Jan fungeerde vervolgens als absoluut onontbeerlijke bijrijder. Want één  seconde van onoplettendheid kon ons immers al weer in de volgende beproeving storten.
Maar met moed, beleid en doorzettingsvermogen lukte het ons om alle volgende klippen  te omzeilen. Op één punt werd de route echter zo onoverzichtelijk dat we opnieuw op verkenning uit moesten om te onderzoeken  of de track die ons het minst hachelijk leek ons wel weer op de juiste route zou terug voeren. Het was dan ook goed dat Geert-Jan een kompas bij zich had. Het lijkt een klein klotendingetje, maar je kunt er toch je leven aan te danken hebben.

Niet dat we in dit geval levensgevaar liepen. Het was hier per slot van rekening niet ergens in Death Valley met een temperatuur van 50 graden of in een of andere Australische woestijn, waar je als laatste reddingsmogelijkheid  je auto in de brand moet steken om een kans te maken te worden opgemerkt. Als we hier onze auto zouden moeten achter laten was het weliswaar  vele uren lopen geworden naar de bewoonde wereld, maar die zouden we wel bereiken. De vraag was alleen of dat voor het vallen van de duisternis zou lukken. Verder hadden we aan leeftocht alleen een paar zuurtje en een paar halflege flesjes water. In Death Valley enz. neem je natuurlijk wel voorzorgen.

Intussen leken we ons ook op ander terrein aardig in de nesten te hebben gewerkt. Want bij de huur van de auto, waarop we nog wat hadden kunnen afdingen – we vonden € 55 voor een dag te veel en dat was € 50 geworden-  gold een eigen risico van € 200. Die waren we nu natuurlijk wel kwijt. Goed, dat was nog te overzien. Maar zou het daarbij blijven? Alex zou wel niet blij zijn met de staat waarin zijn spiksplinternieuwe karretje terug keerde. Hij ronkte immers van de doorstane beproevingen en dat betekende niet veel goeds voor bijvoorbeeld de versnellingsbak, de koppeling, of de uitlaat of misschien zelfs voor alle drie. Dit geluid deed Geert-Jan denken aan het geluid van een Mercedel Diesel ‘hondekop; van de jaren vijftig. Toch iets anders dan het bescheiden gezoem van een Citroen C3 .Wij konden onderweg niet vaststellen wat er aan de auto mankeerde, alleen dát er wat aan mankeerde en dat er dus wel schade zou zijn. Die schade kon natuurlijk makkelijk oplopen  tot een paar duizend Euro of zelfs meer. Want als die Alex een zakenman was zou hij ons ook gederfde inkomsten  als schade in rekening kunnen brengen. Zo zou het nog wel eens een dure vakantie voor ons kunnen worden en die was tot nu toe nou net zo lekker goedkoop geweest. Dat zou wel zuur zijn. Dat zal Guus achter in de auto ook wel overdacht hebben, want hij had niet veel praatjes meer het laatste stuk.

Hij zal ook wel aan Alex gedacht hebben die ons, of hem dan in de eerste plaats  - want hij was de huurder-  best eens aansprakelijk zou kunnen stellen voor de totale schade, omdat wij er op onverantwoorde wijze mee zouden zijn omgegaan. Een feit is dat ik mijn eigen auto bij de eerste aanblik van deze route daar niet aan gewaagd zou hebben. Zou een rechter dat niet meewegen? Wij delibereerden daar langdurig over. Op de kaart van Guus stond deze weg aan gegeven als een landweg en een landweg kan heel wel fungeren om een gewone personenauto over te laten rijden. Er had aan het begin van de weg ook geen waarschuwingsbord gestaan dat die alleen berijdbaar was met een terreinwagen. Dat op de tableaus in het park deze weg als een mountainbiketrail werd aangeduid mocht dan wel waar zijn, maar op het moment dat we dat zagen konden we menen dat we het ergste al gehad hadden. Dat je vast komt te zitten is geen bewijs dat je je onverantwoordelijk hebt gedragen. Eerder zou een verwijt naar de parkbeheerder op zijn plaats zijn dat ze geen behoorlijke informatie bij de entree van  het park geven.

Toen wij namelijk toch onze route vervolgden, zonder dat er een onheilspellend rood lampje was gaan branden, en uiteindelijk weer op de  normale weg uit waren gekomen hadden wij het laatste stuk over een smal betonweggetje kunnen rijden. Vanaf die kant zou je dus helemaal niet denken dat het verderop zo’n slechte weg zou worden.

Het enige dat we ten aanzien van de schadeafwikkeling zelf in de hand hadden was om de auto zo schoon mogelijk af te leveren. Want het kreng zag er nu uit als een beest. Toen we hem opgehaald hadden was hij smetteloos wit geweest. Nu kon je niet zien wat de eigen kleur van de auto geweest was. Het leek wel een wagentje van de planeet Mars.

Daarom hebben we de auto bij het benzinestation, waar we weer moesten voltanken, het daar aanwezige personeel gevraagd hun schoonmaakkunsten op onze auto bot te vieren.
Om de uiterlijke schijn nog wat extra aan te zetten ontpopte  Guus zich daarbij als een superclassificeerder om de puntjes op de i te zetten. De auto glom ten slotte weer als een keutel in de maneschijn.

Toen we de auto moesten inleveren werd het natuurlijk even spannend. De zoon van Alex, Ted, nam opnieuw de zaken  van zijn vader waar. Ik zei hem dat hij er verstandig aan deed om toekomstige cliënten te ontraden er mee in het  Nationale Park  Galicica te gaan rijden, want dat we daar waren komen vast te zitten en dat hij er ook wijs aan deed even met de auto naar een garage te gaan, want we hadden wel wat geluidjes opgemerkt die we bij de in ontvangst name niet hadden gehoord.
Vervolgens vroeg ik of hij de auto, die even verder op een parkeerplaats stond,  niet wilde zien. Nee, dat hoefde hij niet, sprak de slome. Nou mooi dan dachten wij.
Maar net voor wij ons hotel bereikt hadden werden we ingehaald door de vader op zijn fiets, die kennelijk door zoonlief gebeld was. Pa wilde de auto wel even zien. Intussen kwam de zoon er ook aan. Samen liepen ze rond de auto en keken er ook onder. Iets anders dan een wat loszittende flap rubber was er echter niet te zien. Zelfs geen krassen. Terwijl Guus toch een  keer bijna dwars door een taxusstruik die in de weg stond was gereden. Maar volgens Geert-Jan krasten taxusbomen niet.
Na de inspectie sprak de vader de woorden dat de auto volledig verzekerd was. Over het eigen risico werd niet gesproken. Nou daar kwamen wij toch mooi van af. We vertelden het aan Geert-Jan die zich, ondanks dat wij hem uitgenodigd hadden de tocht met ons mee te maken, solidair verklaard had om aan de onkosten mee te betalen. Die was ook opgelucht.

Die avond dineerden Guus en ik met onze wederhelften in restaurant Angela. We hadden net ons avontuur in geuren en kleuren verteld en al een glas op de goede afloop gedronken toen een wat opgewonden tweetal de zaak binnen kwam en op ons afliep. Het waren Alex en zijn zoon. Ze hadden blijkbaar alle restaurants in het uitgaanswijkje van Struga afgestruund tot ze ons gevonden hadden. Pa had natuurlijk de auto even gestart en was zich vervolgens het laplazarus geschrokken van  het geluid dat de motor toen afgegeven had.  Hij foeterde ons uit waar het personeel en de clientèle, die deels uit Nederlanders bestond, bij zat. Dat je met zo’n auto natuurlijk niet over zo’n weg moest gaan rijden. En waarom we hem niet gebeld hadden. Met dat eerste had hij in de grond natuurlijk wel gelijk. Maar waarom zouden we hem hebben moeten  bellen? De auto reed toch nog, zonder ook maar een waarschuwingslampje? Wilde hij er dan misschien met zijn  andere auto op af?
Ik zei hem dat wij er ook achter gekomen waren dat de weg niet geschikt was geweest maar dat wij er toen al middenin zaten en dat het op de kaart toch een normale landweg had geleken. Ik adviseerde hem om zijn verhuurcontract te veranderen door deze weg uit te sluiten en daarbij een waarborgsom te gaan vragen. Wij hadden dat verhuurcontract natuurlijk grondig doorgenomen  en geconstateerd dat wij juridisch waarschijnlijk niet aansprakelijk gesteld  konden worden. Maar je weet dat nooit zeker.
Bij een van  de grote verhuurfirma’s zou het wel anders zijn gegaan zijn denk ik. Die jongens  hebben meer kleine lettertjes en vragen altijd een waarborgsom.
Na nog wat gesputter droop hij af. Dat was het einde van de affaire, waarmee we de helft van zijn wagenpark in een middagje hadden uitgeschakeld. Tja.

einde