Verslag van onze reis naar Australië van 23 april 1999 tot en met mei 1999

Inleiding                                                                                                                                      
Deze reis heb ik gemaakt omdat Robert Jan daar al een tijd als backpacker rondtrok en wij van een collega van Ina vernomen hadden dat haar man een jaar eerder zijn dochter die eveneens als backpacker in Australië rondreisde had bezocht en vergezeld en dat hem dat zo geweldig bekomen was. Nou dat leek mij ook wel wat en waarom eigenlijk niet? Ina vond het ook een goed idee dat vader en zoon weer eens een tijd met elkaar optrokken. Dat hadden wij al twee keer eerder gedaan met een huttentrektocht in Tirol en in de Franse Cevennen. Dus zo gezegd zo gedaan.

Ik zou starten in Perth, aan de westkust van het continent. Daar zou Rob mij dan van het vliegveld halen. Daarna zouden we de zuidwesthoek van Australië verkennen, op bezoek gaan bij mijn neef Hans, en dan zouden we met een bushcamper vanaf Broome naar Darwin in het uiterste Noorden rijden. Vandaar zou ik dan weer naar huis terugvliegen. Dat was een flinke tocht, van  ongeveer 5000 km. Ik heb er ruim vier weken over gedaan en het was een geweldige reis en belevenis.

 
23 april: het vertrek, de vlucht en de aankomst

Mijn vliegtuig zou donderdag om 11.55 uur vanaf Schiphol vertrekken.
De eerste  tien minuten van deze reis die 21 uur zou duren was ik in het gezelschap van mijn drie vrouwen, die mij weg brachten naar het station Haren. Met de trein van Haren naar Schiphol leek safer dan met de auto naar Schiphol. De eerste acht  kilometer heb ik dus met eigen vervoer afgelegd. De resterende 18.000 km, ik schat maar wat, met openbaar vervoer.

Het afscheid was natuurlijk wat droger dan vijf maanden daarvoor, toen Rob voor een jaartje weg ging naar Australië. Bovendien was mijn bestemming wat beter geregeld. Rob moest maar zien hoe het hem daar zou vergaan, terwijl ik door hem zou worden opgewacht in Perth. Wat een luxe dus.

De reis verliep verder goed, zij het dan dat het vliegtuig van Malaysian Airlines een uur later vertrok dan gepland. Het was zeker weer eens te druk op Schiphol. In Nederland kwam je met zowat alles in een file. Daar zou ik nu eens een tijdje vanaf zijn. Goed om  eens een tijdje uit die drukte hier weg te zijn. Een van de redenen ook om naar Australië te gaan.

Het was natuurlijk wel een lange zit. Het eerste stuk tot Kuala Lumpur duurde 12 uur. Er gaat wel wat door je heen als je daar zo hoog boven de aarde vliegt. Op het display kon je zien waar het toestel zich bevond. Ik was benieuwd of we ook over Servië zouden vliegen. Daar kreeg die schoft Milosevic eindelijk zijn lesje. We vlogen er geloof ik noordelijk van. Een hele tijd verder zaten we boven Iran. Ook daar huisde beneden een niet zo prettig bewind. Waarom maken mensen het elkaar  daar beneden toch zo moeilijk, terwijl de aarde zelf zo mooi is?  Boven India was het donker. Maar je zag er wel hier en daar lichtjes beneden, ik zat lekker aan het raampje,  en vroeg me af hoe het daar in dat geheimzinnige land met al die vreemde godsdiensten zou zijn.

Vrijdagochtend 23 april 8.15  uur lokale tijd Kuala Lumpur
Ik zit hier op de luchthaven van K.L. Iets meer dan een uur tot de boarding time. Dus niet genoeg om even snel de stad in te piepen. Een mooie gelegenheid om het architectonische wonder dat deze luchthaven vormt in alle rust in me op te nemen. Een aangenaamheid om hier ergens neer te strijken. De mooiste natuurstenen vloeren. De mooiste winkels. Geen wonder dat dit land tot de emerging markets behoort. Maar ook geen wonder dat  hier een financiële crisis ontstaan is. Want wie betaalt al dat moois?

De vlucht verliep eigenlijk prima. Alleen maar een gevecht hoeven te leveren met de verpakking van de apenootjes. En verdomd, weer iets niet kunnen vinden. Het hoofdkussen van de airlines. Ik moest even bij mijn  handbagage. Wilde weer plaats innemen. En foetsie was ie. Een half uur rondgewroet. Toen maar een andere gevraagd en gekregen. Aardig aan deze plane was dat hij een monitor in de rugleuning van de stoel voor je had.

De vlucht van K.L. naar Perth verliep vervolgens stipt volgens het schema. Na ruim een uur vliegen kwamen we boven de gordel van smaragd. Maar veel zag je er niet van. Toch gaf het een speciaal gevoel om boven een stukje van onze aarde te vliegen , waaraan zoveel van onze voorouders hun ziel en zaligheid verbonden hadden. Toen ik die nacht vanwege de jetlag om drie uur wakker werd, kon ik het nog eens goed tot me laten doordringen, hoe bizar dit eigenlijk was. Binnen 24 uur lag ik prinsheerlijk in een goed bed aan de andere kant van de wereld.

Mijn verre voorouders hadden daar geloof ik vier maanden voor nodig gehad, als ze het al haalden. Heel wat van die Oost-Indiëvaarders raakten uit koers  en verongelukten op de West-Australische kust, zoals we nog zouden vernemen. Ook  bezweken velen onderweg aan de doorstane ontberingen.  Vanwege bijvoorbeeld scheurbuik. Anno 1999 kreeg je precies op tijd een compleet diner opgediend op 11 km hoogte.


De aankomst in Perth deed goed. It was a glorious day. Rob stond me breed grijnzend op te wachten. Het weer was fantastisch. Een graadje of 28 of zo met een lekker windje. Prachtige begroeiing, palmen,  direct al bij de uitgang. Staat er op en rond Schiphol eigenlijk een boom ?

De kennismaking met "Seven Bears", de auto van Rob,  was ongeveer zoals ik had verwacht. Grote brede bak. Een Ford Falcon zoals me verteld werd, want veel verstand van auto's heb ik niet. Dat was de kar hier in Australië.  Rob moest eerst nog een liter benzine uit de jerrycan overhevelen om er zeker van te zijn dat we nog een benzinepomp zouden halen. Zijn benzinemeter deed het namelijk niet. Trouwens zijn kilometerteller ook niet. Verder vertelde hij dat deze Ford Falcon zó populair was dat de sleuteltjes van dit type op elk exemplaar  pasten.

De filmcamera dus telkens maar meenemen. Nu dat deed ik toch wel. Mijn eerste filmmeters verschoot ik in Kings Park, hoog boven de stad. Doel: de skyline van Perth in de gloed van de ondergaande zon. Mijn eerste sunset in Australië.

Perth, Kings Park 

Kingspark, gelegen boven de stad Perth, met uitzicht op de Swanriver 

Na de eerste filmoperatie gingen we op zoek naar neef Hans en zijn vrouw Marion die in een chique buitenwijk van Perth woonden en bij wie we de eerste nacht zouden logeren. Het zoeken viel nog redelijk mee. Mooi huis, gezellig en om 22.00 uur naar bed.

Zaterdag 24 april
's-Ochtends om 11 uur opgestaan. Lekker ontbijt in de tuin. Daarna gingen we met Hans en Marion naar een veiling van een huis twee straten verder. Veel mensen uit de buurt , die natuurlijk graag wilden weten wat het zou opbrengen. De verkoping vond plaats in de tuin, nadat je het huis eerst een half uur lang had kunnen bezichtigen. Het bieden bleef al bij het tweede bod steken, op AUD 507.500. Hans vond het niet al te veel. Naar Utrechtse maatstaven, waar hij eerder gewoond had,  was het ook weinig.  In Eelde zou dit huis denk ik echter niet veel meer of minder opgebracht hebben. Maar het was hier wel vlak bij het centrum van de enige grote stad in West Australië.

's-Middags voor het eerste naar het strand. Niet zo spectaculair als de Pacific Coast van Oregon U.S. , maar het water was hier wel heel aangenaam van temperatuur.  's-Avonds zouden we de BBQ van neef Hans meemaken. Die had zijn vakgroep uitgenodigd. Wij boden aan een filmpje te maken, voor zijn familie in Nederland. De gasten hadden voor een deel ook hun kinderen meegenomen. Dat vonden we wel apart.

Maandag 26 april
Ik zit nu in Backpacker-hostel Freo  in Fremantle en moet even op mijn beurt wachten om te kunnen douchen. Vandaag namelijk aan de stranden van Rottnest-Island getoefd. Dagtochtje met de shuttle van Fremantle naar dit eiland, waar Willem de Vlaming indertijd de quokka's voor grote ratten aanzag , toen hij er voor drinkwater aan land ging. Vandaar de naam. Willem de Vlamingh was een 17e eeuwsche Nederlandse Oostindiëvaarder, afkomstig van Oost-Vlieland, waar nu nog een standbeeld van hem staat. Hij heeft de centrale westkust van Australië verkend.

{youtube}7g6itrF6SfQ&{youtube}

Bataviamuseum Fremantle

Er zijn in dit deel van Australië echter veel meer zaken die aan de Hollanders van de 17e eeuw herinneren. Het meest bekende is wel de schipbreuk van de Batavia. In Fremantle is daar een apart museum aan gewijd, dat zeer de moeite waard was. Hier konden we nog een stuk van de boeg van het ongeluksschip zien. Het meest schokkend was echter het verhaal van de schipbreuk en vooral van wat er daarna gebeurd is. Het is onbegrijpelijk dat deze historische gebeurtenissen, die een waar horrorverhaal vormen, niet door een Nederlandse cineast verfilmd zijn. Volgens Paul Verhoeven zou daar het geld niet voor geweest zijn, want het is wel in gedachten geweest. Het is in Nederland dus alleen bij de bouw van de replica in Lelystad gebleven.

Kalbarri

Er zijn echter veel meer Oostindiëvaarders op de Australische westkust vergaan. Daar kwamen wij  in Kalbarri in een restauarant achter. Daar lag namelijk in het menucouvert een krantenpagina met een heel stuk over  "The mysteries of the Zuytdorpwreck. The search continues". Ook dit was een Oostindiëvaarder die schipbreuk geleden had. Het mysterie hier bestond er voornamelijk uit dat men nog nooit achter de sporen van eventuele overlevenden is gekomen. De "Trial" en "de Vergulde Draeck" waren andere schepen die het niet goed is vergaan, omdat ze vergingen. Het waren vooral de verraderlijke rotsen voor de kust die hun lot bezegelden. De zelfde rotsen die wij vanuit de ydillische stranden later op onze reis nog te zien zouden krijgen, alleen dan net onder de waterspiegel.

De overtocht naar Rottnest Island ging in een pijlsnelle draagvleugelboot. Aangekomen op het eiland, een half uur later, konden wij een mountainbike huren, waarmee we het eiland, zo groot zo wat als Schiermonnikoog, konden verkennen. Het was hier en daar wel steil, maar dat betekent altijd dat je op een gegeven ogenblik ook oogstrelende vergezichten hebt. Bij een tropisch aandoende en vrijwel verlaten baai zijn we afgedaald en hebben in het bijna smaragdgroene water een beetje gesnorkeld. 


Quokka's, een soort buidelrat

Quokka Rottnest IslandDie quokka's die de Vlamingh hier gezien had  waren echter geen ratten, maar buideldieren. Echt heel slome wezens , die zich bij een afvalcontainer ophielden.

Een paradijselijk eiland was wat te veel gezegd van Rottnest Island. Het deed  denken aan ons Schiermonnikoog. Maar het was geaccidenteerder. De mountainbikes die we gehuurd hadden had je er wel nodig. En de begroeiing was er natuurlijk anders.

Verder heerste er een zeer aangename temperatuur en dat is een heel verschil met die vaak klerenkouwe waddeneilanden van ons. De kust was natuurlijk ook totaal anders.  Die was wel hier en daar paradijselijk. Maar wel weer veel boten zo hier en daar. Met de bijbehorende mensen. 

Toch veel gefilmd. Daarbij lieten die rotaccu's me wel verdomd gauw in de steek. Verder honger en dorst doorstaan. Want vanwege Anzac-day, herdenking van de eerste WO, waren de supermarkets gesloten en konden we niets meenemen, terwijl op het eiland zelf ook niets te bietsen was.

Rotnesst Island

Een gouden tip: Enjoy the trip
Na de douche het eet-en uitgaanscentrum  van Fremantle in.  Wat zullen we nu weer eens gaan eten? Die Mexicaan van gister was shit geweest. Ik had meer dan de helft laten staan. Maar dat was ook, omdat mijn spijsvertering nog niet weer helemaal optimaal werkte. Die BBQ van de avond te voren lag misschien wat zwaar op de maag. En de Australische wijn was ik niet gewend. Die witte was overigens erg lekker geweest en dan weet je het wel. En als de wijn goed smaakt zijn de mensen meestal ook wel gezellig. Ik kreeg daar nog een gouden tip: "Enjoy the trip". In Australië moet je niet zozeer van de ene plaats naar de andere willen. Geniet van het reizen as such.  In Nederland zouden ze je daarbij erg raar aangekeken hebben, als je met zo'n tip kwam. Maar hier was ie terecht.
Net als twee jaar geleden in Canada en de Ver.Staten. Ik heb eens een vakantie gemaakt met een vriend, die de gehele dag gedreven werd door de gedachte zo snel mogelijk op zijn bestemming te zijn. Die zou hier helemaal doorgedraaid zijn.

Rob vond die Mexicaan van gisteren echter ook niks. Haalde niet bij de Four Roses in Groningen. Te laat hadden wij echter bedacht dat Mexico ook veel verder van West Australië verwijderd ligt dan van Groningen. We hadden dus beter Japans of "Hond Kont" Chinees kunnen kiezen. Vanavond dan maar zo'n Chinees. Dat kon in een food court, die wordt gevormd  door een stel eetcounters bij elkaar. Je wijst aan wat je wilt hebben en zo hadden we voor AUD 5 een prima Chinese schotel.

Daarna een paar potjes bier gekocht en terug naar het hostel, waar we voor de tweede keer hebben gepoolbiljart. Omdat RJ mij de spelregels nog moest uitleggen, dacht hij aan mij een makkie te hebben. Maar dat viel hem vies tegen. Twee avonden achtereen verloor hij van mij. En ja hoor, het krijt kreeg de schuld. Toen nog maar een pilsje gedronken en daarbij vastgesteld dat zo'n hostel misschien wel iets voor (oom) Wim zou zijn. Daarna hebben we op Internet nog even de voor ons relevante beursnoteringen bekeken. Nou dat zat wel weer goed. Vandaag weer meer verdiend dan uitgegeven, terwijl die boot en die fietshuur best pittig geprijsd waren geweest.

Tenslotte nog even de mailbox ingezien. Er waren een paar persoonlijke berichten voor Rob; dus kon ik beter afnokken en mijn reisdagboek gaan bijwerken.
Morgen trouwens is het weer vroeg op, want RJ heeft een liefhebber voor zijn "7-bears". Om halfnegen had hij afgesproken ergens in Perth. Volgens RJ waren het Israëliers Stel je voor dat de koop doorgaat en zij straks al die boetes, die Rob en zijn kameraad ermee opgelopen hadden en nooit betaald hadden, aan hun kont zouden krijgen. Dat zou dan een "omgekeerde jodenstreek" zijn.  

Donderdag 29 april
Ik zit nu in de kitchen van Baywatch Maner Resort in Augusta, aan de uiterste zuidwestpunt van Australië. Vlak bij Cape Leeuwin, waar de Indische en de Zuidelijke oceaan elkaar ontmoeten.

Cosy Corner Westcoast

Het was vandaag een prachtige route langs de kust. Onderweg hebben we een paar keer gestopt om van de fantastische uitzichten op de kust te genieten er er te filmen en fotograferen. Zoals op wat daar "Cosy Corner "genoemd werd. 

 {youtube}Ma_TM8D_ZC0&{youtube}

Je zette daar ergens je auto neer op een plek waar jou dat goed dacht. Je zag toch in de wijde omtrek geen levend wezen van je eigen soort. Daarom stoorden we ons behoorlijk aan dat paaltje met een bordje waarop in verf de woorden geschreven waren: "Beware of thieves". Dat is dan natuurlijk wel lullig. Want in zo'n niemandsland ben je al gauw overgeleverd aan typen die je zouden kunnen bedreigen. Er is dan niemand om je te helpen. We zouden daar nog mee te maken krijgen. Maar nu nog niet. 

ontmoeting der oceanen

We reden deze dag naar Cape Leeuwin. Dit is de meest westelijke kaap van West Australië en de ontmoetingsplaats van de Indische Oceaan en de Zuidelijke Oceaan.

Die laatste wordt niet voor niets ook een oceaan genoemd. Want vanaf hier naar de Zuidpool is het 3897 mijl. Dat confronteert je met het feit dat het zuidelijke halfrond van onze planeet veel minder landmassa bezit dan het noordelijke.

Voor een klein  bedrag kun je op het lighthouse. Vandaar heb je een fantastisch uitzicht over beide oceanen. Als je vertrekt krijg je een bonnetje mee waarmee je kunt bewijzen dat je boven in de vuurtoren van Cape Leeuwin bent geweest. 

Cape Leeuwin

Cape Leeuwin

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

    Cape Leeuwin Light House

  onder: Cape Leeuwin

Cape Leeuwin

RJ maakt voor het eerst deze week het eten klaar. Gisteravond heb ik hem getrakteerd op Kangoeroe-steak: "Mad hop". Dat was lekker. Met  Australische wijn erbij. 's-Middags hadden we al een wijngaard bezocht bij Margaret River. Wel lekker, maar ook lekker duur. Vanwege het proeven toch een gekocht, voor AUD 16,50. Bij een dollarkoers van f 1,30 dus een dikke twintig gulden. Zulke dure wijn koop ik in Nederland niet.

Tot dan viel het natuurschoon  nog wat tegen. Lang niet zo overweldigend als aan het begin van de Canada-trip twee jaar eerder. Zo viel Bunbury ons niet mee. Je zou er dolfijnen kunnen zien. Maar die waren er even niet. En die prachtige stranden  van de bestudeerde gidsen. Wij hebben ze niet gezien. Wel overal industriën aan de waterkant. Wegwezen dus.  Margaret River, dat Marion zo mooi vond, kon ons ook niet echt geweldig bekoren. Maar wij waren na Amerika natuurlijk wel verwende duivels.

1 mei 11.50 uur  Denmark en haar hippies
Op een leuk terrasje met live musici van het zwerversgenre. Eindelijk nemen we tijd om eens even wat ansichten te schrijven. Die zijn dan van de "Valley of the Giants" met zijn reusachtige Karriebomen.

Pemberton

Die geweldige bomen vormen een interessante toeristische trekpleister. Zo is er in de buurt van Pemberton een Tree Top Walk in deze Valley of the Giants"geconstrueerd.  Je  klimt daarbij over een aluminium trap tot een hoogte van 20-30- meter en loopt vandaar over de boomkruinen van deze karriebomen.

Een eindje verderop kun je naar een werkelijke reusachtige karrieboom, waar je met behulp van haken naar de top van 60 meter hoog kunt klimmen, waarbij je je met je handen aan een kabel kunt vasthouden. Rob en ik hebben het om beurten gedaan. Een zowel spannend als inspannende bezigheid.  

Pemberton

Al schrijvende begon het door te dringen dat het bandje of strijkje of wat was het eigenlijk penetrante irritante ongein-muziek stond te produceren.  De lust verging ons om nog iets bij te bestellen. Net als wanneer er een troep muskieten neerstrijkt die in je oren en neus probeert te kruipen, wil je maar een ding meer: Wegwezen. Straks bestaan ze het wellicht om ook nog bij je langs te komen. Een stel idioten applaudisseerde als ze even ophielden. Maar dat was misschien ook wel om ze aan te moedigen om juist niet door te gaan.

Maar dat hoop je alleen maar. Cappuccino dus opdrinken  en vort. RJ zei een hekel aan hippies te hebben. Hij vindt het maar nietsnutten en als ze niets krijgen, dan graaien ze. Nou ik kon hem geen ongelijk geven. Een terras verder was ook al zo'n griet bezig, met solobleren. Gelukkig lachte ze er nog bij. Was er tenminste een die er een beetje blij van werd.

Stirling Ranges

Kust bij Albany

In de plaats daarna, Albany, waren we gelukkig verschoond van hippiegedoe en konden we met volle teugen genieten van de muziek die de golven van de Zuidelijke Oceaan samen met de rotskust maakte.

Er waren daar inhammen waar de golven insloegen, door de rotsen teruggedreven werden en waarbij dan een clash ontstond met de volgende aanstormende golf. Een fantastisch schouwspel. De rotsen trilden je onder de kont.

 

kust bij Albany

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bosmilieu-activisten
Na de hippies maakten we kennis met weer een andere uiting van menselijke beschaving. Dit keer ging het om milieu-activisten in het bos bij Pemberton. Rijdend door het grotebomenbos werd onze blik ineens  getroffen  door een  stel wrakke  auto's. Onze 7- Bear was daarbij vergeleken een Rolls Royce. Verder een kakofonie van spandoeken en vieze lappen. Wat was hier aan de hand? Stoppen dus, want anders blijf je je dat de rest van de vakantie afvragen. Uitstappen en er op af. 

Een paar meter in het bos, half verscholen onder lappendekens en een tent , waar iets smerigs stond te pruttelen, zat een groep jongelui. Toen ze ons opmerkten kwam er een haveloos jongmens  op ons af. Hij deed uiterst vriendelijk tegen ons. Hij was net zo vriendelijk als haveloos. Was het een valstrik en probeerden ze zo toeristen te verleiden om ze daarna uit te schudden?  Maar nee, ze hadden nobeler bedoelingen. Ze hadden een missie. "Save the forest"  lazen we op een groot doek. Er klonk iets afwachtends in de stem; alsof hij zich afvroeg of wij vriend of vijand waren. Nou geen van beide dus.

Het bleken milieu-activisten te zijn. Gezien de ongelofelijke rotzooi die ze daar gemaakt hadden moesten ze  zeker wel al een jaar in dat bos gekampeerd hebben. Ze waren met een man of vijf. Er  huisde ook wat vrouwvolk onder.Tenminste daar leek het op, hoewel je daarover in onzekerheid tastte, want ze hadden allemaal de zelfde soort unisexkleding.

Wel een tegenstrijdigheid : strijden voor het behoud van het oerbos en in dat zelfde oerbos er dan zo'n enorme janboel van maken. Maar hun doel leek ons niet slecht. Omdat we toch altijd onze filmcamera bij ons hadden, hebben we ze geïnterviewd. Nou dat overkwam hen niet dagelijks. Misschien dachten ze dat we namens TV-Drenthe kwamen. In ieder geval, aan de spraakwaterval kwam geen einde. Ik gebaarde Rob dat hij maar niet alles moest filmen. We waren nog geen week onderweg en hadden al meer dan een uur film. Hun woordvoerster heeft dus zeker nog tien minuten voor nop voor de camera staan te ageren.

Hun worry was dat het bos 700 meter vanaf de weg, onzichtbaar voor de toeristen dus, grootschalig gekapt werd. Daarvoor in de plaats moest commerciële bosbouw komen. Dat zou op een monocultuur neerkomen en  het milieu ernstig verarmen.

Ik heb ze verteld dat we het gezien hadden en dat  we het aan mijn neef zouden doorgeven, die hoogleraar in Perth was in de plantkunde. Met dat ik dat zei lichtten hun ogen op. Hadden ze hier, na dertien dagen wachten op weer een nieuwe belangstellende,  nu dan eindelijk misschien een grote vis te pakken? Wie dat dan wel was. Waarop ik zei dat dat professor Hans Lambers was. Nu  veerden ze helemaal op. Want die kenden ze ja wel. Die was hier een paar weken geleden nog geweest. De hele groep kwam nu om ons heen staan. Gelukkig hebben ze ons geen koffie of een ander drankje aangeboden. Want dan hadden we wel wat kunnen oplopen. Vriendelijk groetend zijn we weer vertrokken. Zo kwamen we in aanraking met een van Australië's milieuproblemen. 

Een nog minstens zo ernstig ander milieuprobleem in dit deel van Australië was dat van de verzilting. Dat vertelde ons een mede-backpacker in All Tingle in Walpole. Een Engelsman die al dertig jaar geleden naar Australië was gekomen en er niet meer was weg gegaan.  Hij zei dat als we naar Wave Rock reden, we onderweg de gevolgen van die verzilting wel zouden zien. Ook dit zou door ongelimiteerde houtkap veroorzaakt zijn. Doordat boomwortels diep wortelen blijft het grondwaterpeil laag. Maar met het verdwijnen van die bomen en de komst van gewassen die veel minder diep wortelden komt het grondwater omhoog en voert  het zout uit de onderlagen van het continent  mee.

zoutmeer in West Australië

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Australië is toch al rijk aan zoutmeren. Op weg naar de Stirling Ranges reden we langs zo'n zoutmeer. Toch wel apart. Het lijkt net een met sneeuwijs bedekt meer. Maar het is dus zout.

Deze zoutmeren hebben een geologische geschiedenis van 200 miljoen jaar oud. Van oorsprong liepen er rivieren in een grote vlakte, die in zee uitmondden. Later is het land gaan dalen waardoor de rivieren niet meer de zee konden bereiken en grote meren gingen vormen. Door de grote verdamping als gevolg van de grote droogte en hitte zijn deze meren uiteindelijk geheel verzout. 

Noot van Rob
Tussen de bladzijden door even een noot van Rob, de  "travelmate" en gids van Jan. In dit stukje wil ik even wat kwijt over het rijgedrag van Jan. Natuurlijk  is het even wennen om aan de andere kant van de weg te rijden. Er zijn zelfs autoverhuurbedrijven die er een punt van maken indien je niet  over "linksrijervaring" beschikt. Gelukkig had Budget hier geen gezeik over en konden we zonder problemen een Hyundai Excell meekrijgen. Natuurlijk reed  Rob behendig en zonder problemen de stad uit om vervolgens het wiel aan Jan te geven. Zoals we in Amerika om de 10 km "footbrake" moesten roepen kwamen hier de problemen  voort  uit het richting aangeven van het voertuig. Moest Jan rechts of links , dan werd dit in beginsel aangegeven door de ruitenwissers en daarna gevloek. Gelukkig gebeurt dit, na 8 dagen, nog maar 1 of 2 keer per dag, maar toch. Verder is er nog het probleem met het schakelen. Van de  4 naar de 3 terwijl je 90 of 100 rijdt is niet gezond voor de auto en hoe vaak ook gezegd nu al  .. het blijft een irritant probleem. Gelukkig zit er progressie in de zaak. Dus waarschijnlijk zal het autootje Broome wel overleven.  Oh ja, optrekken in 3 is trouwens ook niet bevorderlijk voor de leeftijd  van de auto. Als laatste noem ik in dit rijtje het linksrijden. Vanmiddag zaten we bijna op schoot bij een stel in een dure BMW. Na wat consternatie in de auto over de gewenste richting die we moesten nemen werd Jan even spookrijder. Gelukkig zijn de wegen niet zo druk bevolkt als in Nederland, dus mag je vaak spookrijdertje spelen. Dus waarschijnlijk overleven ook wij Darwin wel.

Nol Day  (uit te spreken als Nol Daai)
Gisteren, 5 mei, hebben we Rob zijn verjaardag op een bijzondere manier gevierd. Namelijk in het Nambung N.P., op een picknickplaats van de Hawk Head Lookout. Er was daar verder geen mens. Toch had Rob over belangstelling voor zijn verjaardag niet te klagen. Twee telefoontjes op zijn mobieltje. Een aantal pakjes en er was ook ronduit veel belangstelling van de kant van de bekende Australische vliegen. Ze zoemden om zijn kop om hem te feliciteren. " Ga weg beest" , werd een gevleugelde uitdrukking. Van dat en van het uitpakken van de cadeautjes is een filmpje gemaakt. Nou dat gebeurt ook niet elke verjaardag. Daar stond hij dan, helemaal aan het andere eind van de wereld. Helemaal niet ontevreden over wat hij gekregen had. 

's-Avonds om zes uur kwamen we in Kalabarri aan . En weer  hadden we zo'n weergaloze zonsondergang.  Het hostel hier was ook weer goed, maar toch net niet zo goed als dat in  Lancellin. De hostellady daar had ik toevertrouwd dat ik haar hostel het beste vond dat ik totnutoe had meegemaakt. Nou dat deed haar heel goed kon je zien. Het heet Lancelin Lodge, op een uur rijden ten noorden van Perth op de weg naar de Pinnacles. Vorig jaar schijnt het de "tourist award of West Australia" te hebben gekregen. 
We waren daar eergisteren in donker aangekomen. Voor de zoveelste keer al. We hadden zondag nog bij neef Hans willen langskomen om de kaarten terug te brengen en de roman Zuiderkruis weer mee te nemen. Maar we waren die middag erg laat en misschien waren ze daarom weg.  Dat we zo laat waren kwam door Nol Day.


Australische hoer

Die hadden we de avond tevoren ,  op zaterdagavond, in Pingrup ontmoet. Hoe dat zo kwam?  Nou ja, omdat we die dag ook al weer meer wilden zien dan er tijd was. De ogen bleken iedere keer groter te zijn dan de maag.  Of anders gezegd , de dag was elke dag te kort. Het is er ook al zo verdomde vroeg donker. Om zes uur is het feest al afgelopen. En in dit deel van de wereld is het dan ook echt afgelopen. Er is geen mens meer bij de weg. Alles lijkt met de kippen op stok te gaan. En rijden in donker is hier knap leep. In de Australische schemering komen er blijkbaar heel wat kangoeroes  op je weg. Letterlijk. Want ze liggen bij tientallen langs de kant. Dood dus.  Soms nog bijna kersvers; anderen al tot het geraamte geplunderd door Australische adelaars en andere natuurbewoners. De mens ruimt ze niet op. Misschien ook om de automobilisten te waarschuwen. Een levende kangoeroe had ik nog steeds niet gezien.

Ook omdat de verzekering niet zou uitkeren bij een aanrijding met een dier, was het zaak om vroeger op te staan en eerder te stoppen. Dat deden we dan ook. Want we wilden nu eenmaal alles zien. Wij zijn geen rustzoekers. Die vrouw die in Augusta een lift zocht naar Darwin zou zich, als wij haar mee hadden willen nemen , maar dat wilden wij niet, driemaal in de rondte geschrokken zijn als ze er achter zou komen hoe wij onze dagen besteedden. Tenzij het net zo''n type was. Maar dan hadden we haar nog niet meegenomen, want ze zag er niet uit.

Die dag hadden we ook weer te lang gefilmd. De kust was dan ook onweerstaanbaar. Eerst in Denmark en daarna nog weer in Albany. Bij beide plaatsen had je gemakkelijk al een hele dag aan de kust kunnen doorbrengen en elk uur wat anders kunnen zien.  Maar soms kunnen  je ogen  niet genoeg krijgen van een natuurfenomeen en verdoe je een uur op een enkele rots. En dan verderop nog een keer, want daar is nog zoiets en stel je je voor dat die net zo mooi of nog mooier is. Je kunt je toch niet permitteren iets te missen? 

Toen moesten we de Stirling Ranges nog door. Nou die waren niet zo hoog, dus dat zou wel wat minder opwindend zijn. Tenslotte hebben  we in Europa hogere bergen. Maar toen ging de zon er weer onder en waren we opnieuw  verkocht. Een zonsondergang heb je daar elke dag.  Voor een Nederlander gewoon niet te bevatten

En toen stond er zomaar ergens , midden in die ranges, ook nog een 17 eeuwsche Hollandse molen in de zonnegloed te branden. Dat deed je toch wel wat. Welke zonderling bouwt  nu een 17-eeuwsche Hollandse molen midden in de wildernis van de Stirling Ranges en waarom? 

Stirling Ranges

Stirling Ranges

De zelfde Hollandse molen, bij zonsondergang en overdag en met mijn neef Hans, die in Perth woont.

Er waren trouwens meer verrassende dingen. Zoals zomaar een telefooncel langs de weg, midden in die ranges.  Daarin  kregen we San van de andere kant van de wereld aan de lijn, terwijl wij naar de ondergaande zon boven de Stirling Ranges keken.  Een eind verderop kreegn we opnieuw een molen in zicht, maar dit keer was het een van het Amerikaanse type, bekend van veel ranches in Amerika.

Stirling Ranges

Stirling Ranges

Stirling Ranges

Stirling Ranges

 boven en rechts: De Stirling Ranges

Nu is het kenmerk van een zonsondergang dat het even later donker is. Vooral in dat deel van Australië. Je zit immers heel wat dichter bij de evenaar dan in Nederland. En dan gaat alles wat sneller. Maar we moesten  wel een beetje  ons reisschema in het oog houden. We waren geen backpackers die een half jaar of meer de tijd hadden. Ik in ieder geval niet. Daarom reden we dus door  landschap dat we dan niet konden zien. Op 11 mei moest het wagentje namelijk in Broome worden afgeleverd en dat was nog bijna 3000 km. Twee jaar eerder , in Noord Amerika hadden we in 15 dagen ruim 6000 km gereden en dat vonden we toen op dagbasis toch eigenlijk iets te veel.  Het moest geen jagen worden. Want dan hadden we net zo goed aan een georganiseerde reis kunnen meedoen.

Pingrup en Nol Day

We dachten in de middle of nowhere te rijden. Maar tot onze verrassing werden we een paar keer ingehaald. Wie moet hier nu waarheen dachten we. Nou, daar kwamen een uur later achter. Het was in Pingrup. Dat stond niet eens op onze kaart.  Het was nog minder dan Coopers Crossing. Dat was tenminste nog een crossing. Dit was slechts een junction.  Maar wat Coopers Crossing niet had , had dit superminigat wel: een hotel.
En er was nog feest ook! Het is toch niet te geloven.  Zou er dan nog wel een slaapplaats voor ons zijn ?  Ja hoor. De laatste gast had zich zes weken voor ons laten inschrijven. We vroegen nog tot hoe lang het feest zou duren. Tot midnight.  Ik kon het me haast niet voorstellen. Hier in de rimboe, waar iedereen met de kippen op stok ging? Maar ik had niet bedacht dat er hier geen kippen voorkomen; alleen schapen.

Het ging inderdaad tot midnight door. En verdomme nog wat langer ook. Volgende keer Oropax meenemen naar Australië dacht ik. Maar daar had ik nu niks aan. Ik maakte een meter "schijtlint", zoals Rob tegenwoordig toiletpapier noemt, de jongen was hier in Australië wel wat verruwd stelde ik vast, nat en maakte er propjes van die ik in mijn oren duwde. Dat hielp wel enigszins.

Dat had ik in Bunbury moeten bedenken.  Daar hadden ze hostel-ruhe vanaf 22.30 uur stond ergens. Maar wie let daar op? Daar bleef toen  een groepje op het terras nog even doorouwehoeren. Toen kon deze meneer, die inmiddels al een ouwe lul is,  daar ook al niet van slapen. Vooral het domme gelach van een meid, die er natuurlijk ook bij zat, was hinderlijk. Dan was het even stil en verdomme daar begon het weer. Ik besloot  het tot midnight aan te horen. Het werd toen wel minder, maar het hield niet op. Ze wisten zeker niet meer zo goed waarover ze nog moesten ouwehoeren. Toen ik om een uur of een nog niet sliep, bedacht ik dat ik zo langzamerhand wel een plas kon produceren en dus een extra reden had er uit te gaan. Op de terugweg dan maar vragen of ze zich realiseerden dat hun conversatie erg luid klonk. Of ik er niet bij wilde komen zitten. Nou nee dus, want het was al wat laat he. Begrepen ze het niet helemaal?  Dan het verzoek nog maar even wat sterker geformuleerd. Stoppen of naar binnen. Dat hielp. Niks meer gehoord. Had ik het verdomme nou maar eerder gevraagd. Maar toen hoefde ik nog niet te pissen.

Maar afgezien van dit kleine incident kunnen de backpackhostels voor mij niet stuk. Een gouden formule. Beter dan het hotel waar we nu toefden. En zeker ook goedkoper. Al was dit hotel , omdat het geen prime location was , niet echt duur.

In dit hotel  kwamen we met Nol Day in aanraking.
Want toen we gegeten hadden , dat wil zeggen een snelle tweepanshap , die overigens niet eens zo onsmakelijk was en met een fles bier goed was weg te spoelen., vonden we dat we maar eens naar dat feest moesten gaan kijken. Je gaat toch niet al  om half acht  op je nest  liggen?  Aan de tafel waar we aanschoven zat dus Nol Day. Daar kwamen we mee aan de praat. Tja, hoe gaat dat eigenlijk? Hij was al wat ouder en had ook niet zo'n behoefte om tussen die klerenherrie (nieuwe spelling)  in de feestruimte te toeven. Een beetje in de luwte van de luidsprekers dus. Want erg muzikaal zijn die Aussies toch niet. En daarmee drukken we ons nog diplomatiek uit. Wat die rothippies in Denmark, Robert Jan haat ze, op een terrasje ten gehore brachten had einfach verboten moeten worden. Zo erg was het hier niet. Het was hier eigenlijk alleen maar lawaai.

Op een gegeven moment vroeg Nol ons of we zin hadden zijn farm te komen bekijken. Goh, een onverwachte uitnodiging is altijd leuk. Afgesproken dus. Om zeven uur die ochtend zou hij ons laten ophalen, want anders was het voor ons moeilijk te vinden. Het was maar zo'n 25 km.  Kippeneindje dus.

Pingrup

Het bezoek aan de farm was zeker de moeite waard.  's-Morgens om zeven uur stonden we buiten te wachten. De zon was al op en het was al niet koud meer. Zou hij wel komen ? Daar kwam een pick up aanrijden. Nou dat moest hem dan wel zijn. Want wie zou hier anders om zeven uur in godsnaam langs moeten komen ? We reden achter de pick up aan. Over gravelwegen. Onderweg zwermen papegaaien. Hier zaten die beesten dus allemaal. Want we hadden er nog niet zo veel gezien.

Toen draaiden we de oprijlaan van de farm in.  Nou,  als hij daar zonder benzine was komen te staan, had die Freek de Jonge inderdaad een probleem gehad. Maar eindelijk zagen we de farm dan toch opdoemen. En daar had je Nol ook al.

Nou het werd een genoeglijke ontvangst. Ik vroeg me eerst nog af wat we eigenlijk te zien zouden krijgen. Maar meer dan ik dacht dus. Het heeft ons  uren gekost.  Hij had 5000 hectare land.  Voor je die allemaal gezien hebt. Halverwege zou ik zijn farm nooit meer terug hebben gevonden. We werden geacht gedrieën voor in de pickup plaats te nemen, de drie honden achterin.

Pingrup

Het was zeer instructief. Nol had 8000 schapen, waarvan we er een paar duizend te zien kregen.  Hij joeg met de pickup door het stoppelland om ze op te jagen.

We kregen de opslagschuren te zien, de machines, zeker niet gering, en hoorden alles wat er maar van belang was. Wat ze deden om de verzilting tegen te gaan, welke granen hij verbouwde. Tenslotte kregen we te zien hoe de schapen geschoren werden. Rob mocht de schapentondeuze even beproeven. Het was alleen geen scheerderstijd. Ik vond dat hij zijn pruik er echter wel mee mocht bijscheren. Maar dat deed hij niet. Kon het gratis, doet hij het niet.

In plaats daarvan was er koffie met de vrouw en nog iemand. Met koek. Gezellige keut. Adres genoteerd. En toen wegwezen. Nog even een foto en dag.

Gelukkig kwamen we na zeer veel kilometers op de gravellandwegen weer op de goede route naar Wave Rock dat in de buurt van Hyden lag.

Waver Rock bij Hyden

Waver Rock folder

Waverock

Rechts een recent gemaakte foto van Wave Rock onder andere lichtomstandigheden,gemaakt door Harry Rozema

PS  Wie de titel van deze passage niet snapt heeft indertijd niet onze e-mail ontvangen. In Lancellin hadden we namelijk een goede gelegenheid om een e-mail naar het thuisfront te versturen. Daar betaalde je zes dollar per half uur of zo voor.  Nou van dit technisch vernuft wilde ik dan wel eens gebruik maken. De hele familie en aangesloten kennissenkring in een keer een bericht sturen. Maar omdat we veel hadden gezien en meegemaakt, was er veel te melden , terwijl de computerklok doortikte. Snel uit de losse heup dus schrijven  wat in je opkwam. Nu kan ik  snel typen , maar niet goed.

Niet naar de kleuterschool geweest en  niet naar typeles, dat wreekt zich op latere leeftijd. Het stuk stond dus stijf van de typefouten. Corrigeren zou echter veel te veel ten koste gaan van  de informatie. Ze zouden het wel snappen. Het was altijd beter dan mijn handschrift.

Deze e-mail verwekte echter grote opschudding in de familie-en kennissenkring. Er stond namelijk dat wij uitgenodigd waren door een Australische hoer om zijn (Er stond wel "zijn" ) bedrijf te komen bezichtigen.

Door dit ongeplande uitstapje naar onze Australische "hoer" kwamen we dus uren later in Perth aan dan gepland. Neef was toen gevlogen. Dus zijn kaarten maar op de stoep gedeponeerd en de roman Zuiderkruis, die ik Marian geleend had,  moest ik dus voor de rest ongelezen laten. Beetje jammer, want het was een goed boek en er kwamen verschillende plaatsen in voor waar we inmiddels geweest waren. De hoofdpersoon zou gezwommen hebben bij Cape Leeuwin, waar de Zuidelijke Oceaan en de Indische Oceaan samen kwamen. Wij hebben op dat punt gestaan, maar het leek me tamelijk riskant daar te gaan zwemmen. Wie weet wat voor stromingen  je daar hebt. En akelige beesten.

In donker zijn we dus door Perth gereden.  Vrij veel gezeik om daarna op de goede route te komen.  Maar uiteindelijk lukt alles. Zo kwamen we bij donker in Lancellin aan. We baalden wel enigszins van dat in donker rijden. Want wat mis je wel niet allemaal als je het landschap niet kunt zien. "Enjoy the trip" hadden ze tijdens die BBQ nog zo tegen ons gezegd.
Maar ja, wie zijn billen brandt  moet op de blaren zitten. Hadden we maar niet op de uitnodiging van die Australische "hoer"  moeten ingaan.

De volgende ochtend zagen we Lancellin bij  daglicht. Dat viel niet tegen. Ik heb nog nooit zo'n mooi strand ondergaan. Lucht staalblauw, zon lekker heet, maar niet te. Een  aangename bries. Het zand  was nog witter, zachter en compacter dan dat op de Nederlandse stranden. Een geweldig mooie branding. En het belangrijkste van alles, geen soortgenoten. Nou ja, een of twee, die aan het waveriden waren. Ik heb echter minstens twee kilometer over het strand gelopen zonder ook maar een mens tegen te komen. Vooral daar wordt je toch wel even een ander mens van.

Hoewel je er eigenlijk nooit meer weg zou willen, vertrokken we 's-middags al weer naar Cervantes.  Een nieuw hoogtepunt tegemoet. Dat bestond uit het natuurwonder van de Pinnacles. In Bretagne heb je stenenformaties die door mensen opgericht zijn.  Hier heeft de natuur dat  gedaan. Het betrof hier duidelijk een van de grotere kunstwerken van Schepper Natuur.

Pinnacles

Pinnacles

West Australia The Pinnacles

 Pinnacles


Je moest ze bij voorkeur zien bij zonsondergang of bij zonsopgang. Jammer dat er nogal wat mensen waren. Want als je die verstilde figuren met het daar over glijdende laatste zonlicht filmt, horen daar geen mensenstemmen bij en zeker niet van op elkaar hokkende Japanners.

Kalbarri NP

Het hostel in Cervantes was aardig wat voller dan die welke we al gehad hadden. Het werd dan ook al wat warmer. Je kon merken dat je op lagere  breedten kwam. We moesten voor het eerst genoegen nemen met een "dorm" voor vier personen. Maar bleven daar wel de enigen. In Kalbarri, het volgende station,  was weer plaats genoeg. Daar hadden ze voor het eerst een fan in de kamer; ter afkoeling.

In je kamer kon je de branding, op grote afstand, horen donderen. Daar moesten we de volgende ochtend uiteraard op af. Camera mee, statief mee.  
Naar Jake's Corner en andere punten, waar de Indische oceaan en de Australische rotskust  permanent met elkaar in staat oorlog zijn.  De camera zoemde al om 8.40 uur.  Zo vroeg waren we nog niet geweest. Je zag daar hoe zich telkens en telkens opnieuw een reusachtige golf ontwikkelde, over een lengte van wel 80 meter omhoogkrulde, al hoger, totdat hij brak en in een inferno van schuim het strand beukte. Surfriding lijkt me zeer enerverend, maar hier toch liever maar even niet. Er was hier trouwens niemand die zich er aan waagde. Het was hier trouwens helemaal niet druk. Je was hier praktisch alleen.

's-Middags gingen we naar de fameuze gorges van de Murchison River. Weer heel iets anders als de branding en de rotsen van die ochtend: de Z-Bend.  West-Australië is waarlijk een heel afwisselend gebied.

Kalbarri NP

 Murchison River Gorge

Murchison River Gorge

Murchison Gorge Natural Window

Ook hier in de Murchison Gorge een "natural window".

De foto is veertien jaar later met een digitale camera genomen door onze vriend Rozema, waaraan de technologische vooruitgang sinds1999  goed is af te zien.

                                                                                                                                                                                                                

Murchison River Gorge

7 mei,  naar Coral Bay 
We zitten  nu inmiddels in de tropen. Om  half twaalf passeerden we de steenbokskeerkring, na net daarvoor twee Emu's te hebben gespot. Tot nog toe zijn het voornamelijk dode dieren geweest die ik gezien heb. Want in dierentuinen en vogelparken hoef ik niet.  Als ik ze niet in hun natuurlijke habitat kan gadeslaan , dan maar niet. Daarom gaan we bij nader inzien niet naar Monkey Mia. Tamme dolfijnen die iets met mensen doen of andersom. Daarvoor kunnen we in eigen land naar Harderwijk. Maar daar ga je alleen met je kleine kinderen of met je oude (schoon)moeder heen. Bovendien moesten we er 260 km extra voor rijden. We bleven dan liever iets langer in Coral Bay. Kunnen we misschien ook een beetje relaxen. Zwemmen, snorkelen, met strandbuggies rijden en in een boot met een glazen bodem varen.

Jammer genoeg was alles volgeboekt in Coral Bay. Er had ook  in de reisgids gestaan dat je moest reserveren. Maar daar hebben we een  broertje aan dood.  Gelukkig konden we nog een cabine krijgen. Weliswaar voor Aud 58. Dat was inmiddels al f 80 , want die verrekte gulden  bleef maar zakken tegenover de Aussie dollar. Tot overmaat van ramp knalde Rob het portier van onze auto dicht. Hij dacht dat ik hem even bij de balie nodig had. Nu is dat normaal natuurlijk prima dat hij zo voorbeeldig en prompt reageert en de gewilligheid zelve is. Maar de autosleutel zat nog wel in het contact. En dus konden we de auto niet meer in.  Die gasten van Budgetrent hadden ons geen reservesleutel meegegeven.
Gelukkig was de plaatselijke autokraker bereid het portier voor Aud 10 te openen. Zonder te forceren. Nou, als je ziet , hoe dat gaat, doe je nooit je auto meer op slot. Tenminste niet als je een Hyundai Excell of zoiets hebt.

Coral Bay

's-Middags luieren dus. Aan het Paradise Beach. Paradise of niet, het was een goed strand. We zochten een plek , zo'n honderd meter van de buren en begaven ons al snel te water. De zee was wel 28 graden.  We hebben daar  lekker gesnorkeld. Echt wel even wat anders als aan de Mediterranee. Maar goed , daarvoor heette het hier dan ook Coral Bay. Ik heb op een stil gedeelte van het strand een paar mooie stukken koraal gevonden. Meegenomen in de rugzak. Mooi voor San haar aquarium. En Car houdt ook van dit soort zaken; dus altijd goed.  En zelf gevonden, dus voor niets, wat wil je nog meer.  Zo ongeveer tegen zonsondergang zijn we van deze lonely beach afgezwenkt en hebben we via een kleine zandwoestijn onze weg terug gezocht naar Coral Bay. Onderweg voor de camera nog even om water geschreeuwd. Zo van : "Is daar dan ook drinken?" Een veel besproken noodkreet, ooit  uit een kleine jongenskeel bij Friezenveen , lang geleden, opgetekend.

8 mei 20.30 uur  Roadhouse Miniulya
Omdat onze cabine, een prefab hok met twee stapelbedden en een koelkastje, door de airco te koud is, ga ik maar even in het Roadhouse bijschrijven. Wat moet je anders? Er is hier geen internetservice, geen poolbiljart en verder hangt hier alleen wat ongeregeld volk rond, voornamelijk Aboriginals. Die hangen vaak bij dit soort Roadhouses rond en vragen je nogal eens om bier of geld (box) . Een deel van hen vormt zichtbaar een randgroep in de Australische samenleving.

Aanpappen met Jappen
Vandaag hebben we de 4000 km  gepasseerd; ergens in het Karijina N.P. Dat is vanaf vorige week dinsdag , 12 dagen geleden, dus 333 km gemiddeld per dag. Ongeveer 75 km minder dan twee jaar eerder in Amerika. Maar toen hoefden we niet gedeeltelijk over gravelwegen. Vandaag kwam er zelfs twee keer een floodway op onze weg. Dat is een lager gelegen wegdeel dat deel uitmaakt van een rivierbedding, waarin nog water kan staan. Aan het begin van het droge seizoen kan dat nog gemakkelijk een halve meter zijn. We hadden bij de eerste al  50 km gereden over die weg en waren misschien nog 20 km van onze bestemming: Tom Price, toen zich deze eerste hindernis voordeed.  En wij hadden dus nog geen 4WD. Die hadden we pas in Broome besteld.  Terugrijden dan maar? Dat doen we dus eigenlijk nooit. Afgezien daarvan zou het wel 100 km extra rijden zijn. De auto er dan maar aan wagen?   

Als je halverwege blijft hangen, riskeer je wel f 2500 eigen risico of meer, want riskant rijden is helemaal niet verzekerd.  Rob banjerde er eens doorheen. Het water kwam iets hoger dan halverwege zijn kuiten.  Hij grabbelde  een paar flinke  stenen op, die niet erg Hyundai vriendelijk leken. Dat zou al schelen.  Hij zette de route uit en  nou ja , we moesten het maar proberen. De eerste vijf meter links en dan de rest via de andere kant van de weg. Filmcamera in de aanslag. Want of het nou goed gaat of niet , het moest natuurlijk wel op de film. Manmoedig , als een vent met verantwoordelijkheidsgevoel nam ik het heft  zelf in handen. Het zou mij immers ook de centen  kosten als het fout zou lopen.  Flink gas geven en in zijn tweede versnelling.  Daar ging ie. De laatste meters begon de motor vervaarlijk te hijgen, want hij moest de helling weer opkruipen. Maar het lukte. Sigaar voor meneer Hyundai.  Als glunderende generaals stonden we er bij.

Wel vloekte Rob dat ik te vroeg was begonnen te rijden. Ik sufferd had zijn armbeweging verkeerd geïnterpreteerd, van zenuwen natuurlijk. Daarom lopen oorlogen ook vaak verkeerd af. Zouden we het dan nog een keer voor de film overdoen?  Nou, dat zou de goden  verzoeken zijn. Hij had mij er trouwens toch wel op gekregen. Maar ja , niet goed genoeg eigenlijk. Het is  een kritisch baasje.
We klapten het statief weer in en reden weg. Tot Rob zei dat die Chinezen in hun busje er ook zo zouden zijn. Of waren het nou Jappen?

Zouden die dat wel durven? Ze hadden al een hele tijd zo voorzichtig gereden. Zodat wij ze na elke pis- of filmpauze weer ingehaald hadden. Zij hoefden zeker niet te pissen , of deden dat  misschien wel ergens in dat busje. Wij kenden hun gewoonten niet.
Maar  steeds met die stofwolken inhalen is een beetje irritant. We reden dus maar eens terug om te kijken of we ze misschien uit het water moesten trekken of ze aanmoedigen. Nou het laatste dus. Ze stonden bedremmeld naar dat diepe water te kijken.  Robert Jan kwam echter als de reddende engel.  Hij wenkte ze geestdriftig dat dat busje van hen het ook wel zou halen. Wisten wij veel. Maar tjakka nog an toe, met  positief denken sleepten we ze er wel doorheen.

 windjana gorge

Eerst aarzelden de angsthazen nog. Maar wij bleven aanpappen met deze Jappen. Ze hadden namelijk ook nog een hond bij zich. Het zou zo zielig zijn als die ook terug moest. Wij zeiden dat ze veel gas moesten geven . Heel veel gas. Nou , aan zo veel autoriteit gaven ze graag gehoor. Ze gaven zo veel gas dat we de eerste drie dagen wel helemaal geen levende kangoeroe meer zouden zien. Gelukkig , het busje plonsde zich er ook doorheen. Nog nooit hebben we zulke dankbare Japanners meegemaakt. En die dank gold ons dus. Giechelend en buigend en "thank you" roepend . Er kwam geen eind aan. Rob zei dat het wel goed was en wij reden gewoon weg.  Toen  wij weer een van onze oponthouden hadden, haalden ze ons uitbundig vriendelijk knikkend in  Tien minuten later zagen we ze echter weer staan. Wat was er nou weer? Ja hoor, weer een floodway. Nu die kloeke Hollanders zouden wel weer het spits afbijten. We keken niet eens meer hoe diep het was. Dat konden we zo wel inschatten. We hebben de hele zaak gefilmd. Nou, deze dag kon niet meer stuk.

 

 

Coral Bay , onder water



Coral BayTrouwens de voorgaande dag ook niet. Toen hebben we een boottrip op het koraalrif gemaakt. Dat hield in dat we een gecombineerde bezichtiging kregen van de onderwaterflora en -fauna en tussendoor een snorkelexcursie op een mooie plek.  De bezichtiging gebeurde doordat de platte boot van onder  voorzien was van schuine glazen panelen. Daar doorheen kon  je het hele onderwatergebeuren gadeslaan. Weer als een bezetene gefilmd natuurlijk.  Met het snorkelen ging dat niet helaas. Maar dan hadden we toch het zelfde gezien. Je had drie kwartier de tijd en kreeg zwemvliezen om je voort te bewegen. Je armen moest je eigenlijk kruiselings op je borst stilhouden. Nou dat voortbewegen ging niet snel. Tenslotte probeerde ik het met fietsbewegingen en dat ging.  Zal wel helemaal fout geweest zijn. Maar wat geeft dat ? Het was gaaf.  Op een gegeven moment voelde ik dat ik ineens bij mijn been gegrepen werd. Die ochtend had ik aan het strand bij het snorkelen ook al van die joekels van vissen langs me heen zien bewegen. Maar die hadden me met hun glazige ogen niet eens een blik waardig gegund. Dus nu zou het toch  niet de great white shark zijn, die rond Australië veel voorkomen ? Nou , dan had ik wel meer gevoeld. Nee, het was Rob.  

puur natuur
's-Avonds nog gepraat op de veranda van het hostel met twee Nederlandse knapen, net van de middelbare school af zo te zien en te horen. Ik dacht nog, ga nou eerst eens wat presteren. Maar verder was die ene wel een aardige jongen. Hij had heel veel foto's en is die de rest van de avond blijven ordenen.  Verder zat er niemand. Ik dacht nog , wat een ingetogen bevolking hier. Maar daar kwam ik om een uur of een die nacht achter. Ik had al een uur geslapen. Maar toen kwam er wat spul thuis. Waar vandaan mag Joost weten. Weet je wat echt heel irritant is ? Giechelende en kirrende Japanse meiden van tussen de 18 en 25 jaar. Na een uur hield het op. Maar toen moest ik er toch even uit. Bleek dat er toch nog zo'n Lotusbloem zat, met een Europese backpacker. Het was toch wel redelijk donker, dus ik kreeg niet helemaal helder voor mijn netvlies wat zich daar op die stoel voor die deur tien meter verder afspeelde. Maar het leek bepaald niet een uitzending van de E.O. Ze waren er alleen wel heel erg stil bij. Het leek wel een langzame pantomime. Ik wilde er maar niet te lang naar kijken. De herrie zou dan nu wel definitief voorbij  zijn. Dat had ik goed ingeschat.

9 mei Port Hedland
Vanochtend om 6.45  uur opgestaan. Maar opnieuw waren we niet vroeg genoeg. Want we hebben nog bijna twee uur in donker gereden. Dat kwam doordat de bezienswaardigheden allemaal zo verrekte ver uit elkaar liggen.  Vandaag wilden we het Karijini N.P. bekijken. Ongeveer de grootte van Nederland, dus dat viel nogal mee.  Het park bood een aantal toeristische hoogtepunten en die wilden we beslist niet missen. Maar we moesten daarvoor eerst zo'n honderd kilometer over gravelwegen rijden.  Wel mooi, maar je rijdt meestal niet sneller dan 60-70 km op zo'n weg.  Toen we alles gezien hadden, vooral  weer veel oogstrelende gorges, zie de dia's en de film,  deed het volgende dilemma zich voor.  Het was toen 17.15 uur.  Blijven in het Ausky Roadhouse was een optie. Daar hadden we de vorige avond een slaapcabine gehuurd voor AUD 45. Daarvoor hadden we in Tom Price namelijk voor het eerst bot gevangen.  Er was daar geen backpackhostel. Op de plaatselijke camping konden we voor AUD 75 terecht. Veel te veel vonden we. Bovendien zou het volgens Lonely Planet, onze travel guide, maar AUD 45 zijn. We werden dus mogelijk bedonderd. Dan maar naar Hillview Lodge.  Maar die kamers zagen er niet uit. Het was gribus eerste klas en dat voor AUD 55. Niet eens een airco. Zo waren we gisteren dus in Ausky Roadhouse beland. Eigenlijk meer een tent voor chauffeurs en een snelle hap. We wilden daar liever niet nog een nacht blijven.  Maar naar Port Redland was nog 260 km.  Let wel, de eerstvolgende slaapgelegenheid in dit deel van  Australië was 260 km verderop, de afstand Groningen-Rotterdam dus. Daar was wel een hostel en dat zou volgens Lonely Planet AUD 32 kosten.

We konden ook nog naar een andere plaats en dan naar een mooi park rijden. Maar dat zou weer 200 km extra op de route worden. Daar hadden we ook niet zo veel zin meer in. Doorrijden naar Port Hedland betekende tijdwinst, maar je zou wel weer een stuk Australisch landschap missen . En je liep verhoogd risico op een klap met een kangoeroe of een ander beest.  Het crisisteam koos voor doorrijden. In Port Hedland zouden we dan namelijk ook nog de gelegenheid krijgen om de ertsoverslagfaciliteiten te bekijken.

10 mei, Port Hedland en de Great Sandy Desert
Vanochtend dus de overslagfaciliteiten van Port Hedland bekeken. Met een bus met voorin zo'n beroepskwetteraar, die je anderhalf uur de oren van je kop lult. Maar evengoed wel interessant. Imposante grote grijpers die oogden als dinosaurussen. Je kreeg te zien hoe een trein van zes kilomeer lang, getrokken door vier locs, wagon voor wagon ontkoppeld werd en omgekiept op een enorme jakobsladder en wat daar dan vervolgens mee gebeurde , voor het zaakje het schip inging. Helaas werd er vandaag niet geladen. Volgende week terugkomen. Ook werd er zout verscheept. Professor Henkie Keuning (geografie) had ons vroeger geleerd dat dit nou stuwende economische activiteit was.  Port Hedland groeit dan ook als kool. Heel West Australië is industrieel trouwens behoorlijk in opkomst.
Maar minstens zo belangrijk is het toerisme. In Port Hedland gingen die twee dus goed samen.

the Great Sandy Desert
Na dit oponthoud ging de laatste etappe naar Broome in. Deze voerde ons door de Great Sandy Desert.  Een stuk van de wereldkaart dat mij altijd mateloos heeft geboeid. En nu reed ik er dus. Hier werd de droom tot daad. Het was echter helemaal geen zandwoestijn die zich openbaarde. Er ontrolde zich een geweldig afwisselend landschap.

Op zeker moment zagen we kilometers ver een hevige rookontwikkeling. De woestijn stond in brand! Daaruit blijkt al dat het geen woestijn was, want in een woestijn groeit niets en dus zou er niets kunnen branden.  Na ettelijke kilometers zagen we een heuse bosbrand. Het was geen fata morgana geweest. Zeker veroorzaakt  door een of andere domme aap van een chauffeur met een peuk. We reden er langs en maakten een filmpje. De vlammen sloegen immers niet over de weg heen. Maar je voelde de hitte wel.

Een andere verrassing in de Great Sandy Desert was dat we ineens een joekel van een slang op de weg zagen liggen. Geen tuinslang, maar een Australische snake.  De griezel zocht in de namiddagzon het lekkere warme asfalt op.  Als een gek remden we, zodra het was doorgedrongen wat daar lag,  om te keren, want hij was bepaald niet dood. De luiwammes bewoog echter nauwelijks, dus we dachten wel de tijd te hebben voor een dia en een mooie close up.  Maar de rakker gleed toch sneller het struweel in dan we gedacht hadden. En ik mocht hem van Rob niet achterna. Trouwens denk maar niet dat je hem dan nog vindt.

 

 

Nationale Park Karijini

Het Nationale Park Karijini is gelegen en is het een  na grootste N.P. van West Australië. Het staat vooral bekend om zijn gorges, watervallen en mooie uitzichten. De dichtsbijzijnde plaats van enige betekenis is Tom Price. 

Karijini NP

 Karijini NP

Karijini NP

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Karijina NP

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Onderweg kwamen we sporadisch een zogenaamde Boab-boom tegen. Zowel qua  naam als qua uiterlijk is deze verwant aan de Afrikaase Baobab.

 

 

 

 

 

 

 

 

lifters
De laatste verrassing was dat we even na zonsondergang, het werd al snel donker, een zwaaiend stelletje ontwaarden.  Die hadden pech met hun auto.  Wij niet, maar we stopten toch. De pechkar was niet 7-bears. Die hadden we nog helemaal niet weer gezien. Zou daarmee, of met de nieuwe eigenaren wat  gebeurd zijn? Je zag hier immers iedereen na een tijdje weer terug in dit rare land. Hoeveel bekenden RJL al niet heeft ontmoet.

Maar het was een ander stel dat een andere auto gehuurd of gekocht had. Ze hadden een lekke band gekregen en bij het verwisselen gemerkt dat de reserveband niet paste. Wat een uilskuikens, zoiets moet je toch altijd controleren! Ze vroegen ons een lift. Waarheen dan wel?  Nou, naar het dichtstbijzijnde roadhouse. We zeiden dat we maar één persoon mee konden nemen. Daarop stapte de vent in. Hij liet zijn vrouw of vriendin in de duisternis achter. Wie weet zou zij hem pas de volgende ochtend terugzien, of nooit. Mooie kerel dacht ik.  Die vrouw kan toch beter mee om de hulpdienst te bellen? Maar ze was wel wat gewend  zei hij ( ja, met zo'n kerel) en ze had voedsel en drinken voor drie dagen bij zich.  Kon dus best in de auto blijven. Had nog een mes bij zich bovendien. Nou wij waren helemaal gerustgesteld. Mooie kerel was ie trouwens niet. Erger, hij verspreidde een lucht die wij niet konden thuisbrengen maar die we niet erg lekker vonden. Waarschijnlijk een mengsel van zweet en wiet. Zestig kilometer verder, dat viel nog  mee, konden we hem gelukkig dumpen.

Om zeven uur bereikten wij Broome en kwamen in het meest luxueuze en moderne hostel dat we tot dan hadden meegemaakt.  Een heel contrast met dat vervallen bouwsel in Port Hedland. Daar was nog niet eens een zeepbakje in de enige douchecel geweest. Jammer dat ze hier in het café-gedeelte weer van die luidruchtige kutmuziek ten gehore meenden te moeten brengen. Waarom hebben mensen toch altijd die onhebbelijke behoefte aan noise. Of althans de uitbaters van die gelegenheden. Is er misschien ooit een slimmerd geweest die heeft uitgevlooid dat je met  rotherrie meer omzet krijgt dan met  beschaafde muziek? Misschien omdat mensen meer gaan drinken als ze niet met elkaar kunnen communiceren.  Typen als ik die dan opkrassen zijn kennelijk niet voldoende in aantal. Eerst probeerden we te converseren met een Zwitser. Maar na een tijdje heb ik een rustiger plek opgezocht , waar ik dit heb opgeschreven.

Iets van blijvende waarde dus, tegenover een conversatie waar geen mens zich na afloop nog iets van herinnert.

Ik zal blij zijn als we de bush-camper hebben. Ik ben toch niet naar West Australië gekomen om die klotenherrie te moeten ondergaan. Bovendien kun  je met zo'n voertuig stoppen waar je wilt en dus een  rustige plek zonder mensen met hun herrie zoeken.

11 mei 17.45 uur  Broome
Vandaag hebben we dat autootje van ons dus terug gebracht. Het heeft zich echt heel behoorlijk gedragen in die veertien dagen dat we hem afgejakkerd hebben.  Maar morgen begint  toch pas het echte werk.  Dan wordt de Bushcamper opgehaald. Nog even de goede kaart er bij gezocht  en dan rausen maar. Misschien eerst nog even over dat onovertroffen strand van Broome. Hier kregen we waarachtig dat echte bounty-gevoel. We misten alleen dat mooie bruine naakt om ons de whiskycola on the rocks  aan te laten reiken. Wat een goddelijk weer heb je hier. Je zit in de schaduw van een palm in zand dat dat van Lancellin evenaart. Alleen je kan hier ook nog fantastisch goed in zee zwemmen, omdat het strand langzaam afloopt .   

Broome Cablebeach

 De enige andere strandgast die ik zag vroeg mij of ik wist of hij nu dolphins of hayes gezien had.  Ik hoorde direct dat het hier om een Duitse strandloper ging. Een mede-Europeaan dus. Je voelt je hier na een tijdje meer Europeaan dan Nederlander. Het was een dikke Duitser. Dikke Duitser zei vervolgens dat hij hier nu wel voor het eerst was , maar zeker niet voor het laatst.  Jammer, dacht ik. Want hij zal wel steeds meer dikke Duitsers in zijn kielzog meetrekken. Over tien jaar staan hier de hotels tien hoog, net als aan de Spaanse kust. Nu kun je godzijdank nog een plek opzoeken op het strand waar je alleen bent. Desnoods met je fourwheeldriver. Zie je toch een mens en bevalt die je niet, dan rijd je gewoon een ruk verder en strijk je daar, al of niet naakt, neer. Hier is een naaktstrand functioneel. Waarom zou je nog iets aan houden als er nergens een levende  ziel is te bekennen? In Nederland is het heel wat anders. Daar lijkt het vaak eerder een gebeuren voor vooral mensen die zo nodig moeten, voor exhibitionisten en gluurders.

 

Over Broome valt nog te vertellen dat het de toevluchtsbasis was van mijn oom, die in de Tweede Wereldoorlog, toen de Japanners na de slag in de Javazee Nererlands Indië overrompelden, en die als gemobiliseerde koopvaardijofficier in Soerabaja, op een mijnenjager is gevlucht in plaats van zich over te geven aan de Jappen.  zie Ontsnapping uit Soerabaja

Vrijdag 14 mei 16.45 uur

Het is dat de klok van de filmcamera de datum aangeeft; anders zou ik die nu allang niet meer weten. Een horloge heeft hier trouwens evenmin veel zin. Je moet gewoon opstaan als je wakker wordt en er voldoende licht is. De rest van de dag zie je aan de zon wel hoe laat het ongeveer is. En hoeveel tijd je nog ongeveer hebt voor de duisternis weer invalt. De zon schijnt hier namelijk altijd. Geen wonder dat het uurwerk in Nederland is uitgevonden. Meneer Christiaan Huygens leefde immers in het zelfde land als waar driehonderd jaar later meneer Dick Wolkendek dagelijks voor de tv het weerpraatje verzorgt. En met een dik wolkendek weet je nooit hoe laat het is. 

Karijini NP

Maar kalender en horloge zijn ook daarom niet functioneel, omdat we hier geen afspraken hebben. Het enige dat we een beetje in de gaten moeten houden is de dag van mijn terugvlucht en dat we die moeten herbevestigen en verder dat de firma Britz op 24 mei zijn bushcamper in Darwin  graag terug wil hebben. Als je hier nu ook nog vrij zou kunnen kamperen, dan hoefde je je niet eens druk te maken om een campsite. Maar ja, vrij kamperen is damned "illegal". Het is vanwege het bosbrandgevaar te risky. En ze hebben nog een reden, die Aussies, denken we. Door de mensen op campsites te concentreren kunnen ze geld vangen. Je betaalt hier immers AUD7 per persoon per nacht. Voor wat eigenlijk? Je mag er voor poepen en piesen in een overdekt hokje. Wel met closetspoeling en toiletpapier. Overal in Australië heb je toiletpapier. Je kunt je kont niet keren, of je wordt geconfronteerd met toiletpapier. Schijtlint noemt Rob dat. Maar het is ideaal. Wat een beschaafd land. Dat enorme pak schijtlint dat ons nu dagelijks tegemoet rolt, hadden we dus mooi niet hoeven te kopen.

Verder kun je er water tappen en je douchen met koud water. Nou ja koud, het is lauw. Vergeleken met de luxe caravan camping bij Fitzroy Crossing van AUD 8 vonden we die campsites dus behoorlijk prijzig. Ik heb me vanochtend niet eens kunnen scheren en moet nu als een schurftige aap onze tocht vervolgen.

Fitzroy Crossing
Trouwens, over Fitzroy Crossing gesproken.  Ik had tegen Rob gezegd dat we natuurlijk naar de bekende Crossing Inn moesten. Roemruchte lokaliteit volgens de reisgidsen. Er op af dus. Het was al half donker. Nou dat was inderdaad een happening. Maar toch wel anders als ik uit de reisgidsen had begrepen. Daar stond dat niemand er haast aan ontkwam om daar een pilsje te drinken. Zo wat de beroemdste tap van West Australië.  Forget it. Een uitgesproken unheimische plaats. Rob zou zeggen: "A good place to be robbed"  Oorzaak: drankmisbruik door de Abo's, Aboriginals. Aussies korten alles af en wij hen dus ook. Groot land , kleine woorden. Als je deze Abo's gadeslaat, ga je je onwillekeurig afvragen of het wel mensen zijn zoals wij. Qua soort dan. Als oppervlakkige waarnemer kun je dus gemakkelijk racist worden in Australië. De hamvraag is of de Aboriginals nu wel of niet de voortzetting vormen van een andere loot aan de menselijke stam en in die fase zijn blijven steken. Het zijn , het spijt mij te moeten zeggen, bijzonder lelijke mensen. En de manier waarop ze je aanklampen getuigt ook niet van veel intelligentie en beschaving. Je bent direct hun vriend. Een vriend koopt immers bier voor hen of geeft hen boxes (dollars)  Want hun wereldje draait hier blijkbaar om bier, bier en nog eens bier. Ze mogen echter nergens in Australië bier kopen. Omdat ze  er jk helemaal niet tegen kunnen. In Fitzroy Crossing mag het echter wel. Daar kunnen ze blijkbaar niet zo veel kwaad aanrichten. Dat klopt, zelfs een olifant kan hier geen schade aanrichten.  Je zag die Abo's in de schemering dan ook met tientallen opduiken, en ook in de schemering weer met dozen vol bier onder de arm wegritselen. En intussen schreeuwen en tieren. Want dat kunnen ze, naast op de didgeridu blazen, ook heel goed.   

Ik werd twee keer aangeklampt en voelde me daar allerminst lekker bij. Er was daar nauwelijks een blanke bij me in de buurt. Niet dat dat nu heiligen zijn, maar toch. Niettemin hebben we er een pilsje gedronken, maar alleen maar om thuis te kunnen zeggen dat we ook in de Crossing Inn geweest waren.  Uit een blikje dat godverju  AUD 7 moest kosten.  Terwijl je daar voor geen goud naar de plee zou gaan om te lossen, want dan zou je wel eens meer kwijt kunnen raken dan je bedoeling was. De uitgever van die boekjes na terugkeer maar eens uitveteren. Maar het was wel weer een belevenis.

  
Zaterdag 15 mei 17.10 uur.  Gibb River Beef Road


Eindelijk, eindelijk hebben we dan een mooie plek gevonden om wild te kamperen. Slechts 5 km van de Gibb River Beef Road. Die weg is trouwens een beetje een deceptie. Het is bijna een soort highway op gravel. Af en toe kun je zelfs in je vijfde versnelling. Daar hadden we die dure Britz Bushcamper dus niet voor nodig.

Gibb River Beef Road

Trouwens bushcamper; je mag hier officieel nergens vrij kamperen.  Dus niks bush. Maar nu nemen we ons recht en lot in eigen hand. We hebben een gaaf plekje gevonden . Het eindpunt van de weg naar Barnet Gorge. Dus meteen water om je in te wassen  en in te plassen, in die volgorde, en misschien om in te zwemmen. Crocs zullen hier toch wel niet zitten. Trouwens die freshies (de zoetwaterkrokodillen) zijn niet echt gevaarlijk. Behalve als je er tegenaan zwemt of als je je voeten in het water laat bungelen. Maar dan ben je ze ook immers aan het voeren. Ze kunnen  die voeten van ons immers  niet van een  kip in het water onderscheiden. En ja die is dan in een hap weg. Geef ze eens ongelijk.  Maar verder, niks mis  met die beesten.

Windjana Gorge

Bij Windjana Gorge National Park kwamen we voor het eerst bij een plek waar krokodillen zouden zitten. Het was hier blijkbaar warm genoeg voor die beesten. Her en der stonden waarschuwingsborden dat hier krokodillen voorkwamen en dat je niet te dicht langs het water moest lopen. We waren dus wel waakzaam. Inderdaad zag je ze langs het water liggen. Toen we wat hoger langs de oever liepen, om te voorkomen dat we er een per ongeluk op de staart zouden trappen, sprong er ineens een grote varaan tussen het struweel weg.  Dat was wel even iets meer dan de hagedissen die wij gewend waren.  Ze zullen je niet zo gauw aanvallen, maar als je een beet mocht krijgen, dan is die absoluut dodelijk, vanwege de enorme hoeveelheid bacterien die een varaan in zijn bek meedraagt. Later zou ik  op een camping waar we gestaan hebben, nog eens zo'n gladjanus zien wegschieten. Die dacht iets van zijn gading in een afvalbak aan te treffen.

Tunnelcreek

Een avontuurlijke belevenis nog voor Windjana Gorge was Tunnelcreek geweest. Het woord zegt het al. Het ging hier om een onderaardse rivier, waar je over een lengte van 700 meter doorheen kon waden. Afgezien van het begin en het einde en ergens op een punt halverwege waar door een rotsspleet enig daglicht kon door dringen, was het er stikdonker. In het begin was de tunnel nog hoog en ruim en zag je in het halfduister een vreemde vogel. Hij zat roerloos, als was hij zelf versteend. Volgens ons was het een Ibis.  De oude Egyptenaren zagen in de Ibis de hoeder van de zielen en de brenger van nieuw leven. Een beetje een griezel dus. Daarom zat hij daar dus ook zo onbewegelijk.

Gelukkig was er nog een stel dat de wandeling durfde te wagen en zij hadden een forse zaklamp. Wij sloten ons daarom  graag bij hen aan. Af en toe moest je best wel bukken, zo nauw was de doorgang soms. Krokodillen zouden hier niet zitten, maar dat wisten we niet helemal zeker. We gingen er van uit dat als dat wel zo was de doorgang wel afgesloten zou zijn geweest en we hadden hier ook geen waarschuwingsbordjes gezien. Maar over slangen hadden we nergens nog gelezen. We hadden alleen in de reisgids gelezen dat in Australië heel wat giftige slangen voorkomen. Die joekel een eind voor Broome was tot nu toe de enige slang die we gezien hadden. Het water was niet al te diep. Het kwam op de meeste plaatsen tot halverwege je knieën. Vanwege de stenen hadden we van die watersandalen aan. Daar hebben we veel plezier van  gehad. Het was een korte, intensieve en lichte angst inboezemende wandeling. Maar je wil natuurlijk geen mietje voor elkaar lijken.

Toen we aan het eind van de middag een geschikte campingsite hadden gevonden , zijn Rob en ik begonnen met een flinke stapel hout te verzamelen. Dus het kampvuur kan niet meer stuk. Er is hier door een voorganger al een  vuurplaats aangelegd. En zo meteen dus geen ranger die even AUD14 komt vangen. Wij zoeken morgenochtend zelf ons plekje wel om onze bolussen te deponeren.

Gibb River Beef Road

Vandaag hebben we trouwens weer een mooie attractie afgewerkt. De Manning Gorge. Ik heb zelden zo lekker in de vrije natuur gezwommen. Rob en ik zwommen tot onder de waterval. Dat was een mooie filmscene waardig. Jammer dat ik geen onderwatercamera heb. Het is al zo'n heidens gesleep met dat statief van mij.  Ik heb daar al de nickname "Jan Statief" mee opgelopen.

Manning Gorge

Jan Statief ging op de terugweg trouwens nog even mooi onderuit. Met statief en al. Een gladde steen in een doorwaadbaar beekje werd hem bijna fataal. Maar net als een soldaat in de oorlog die zijn geweer ten allen tijde droog moet houden, de camera bleef net boven water. Later beleefde ik dat bij een andere gorge nog een keer. Waar mijn militaire dienstplicht dus niet goed voor geweest is. Zonder statief had ik de camera niet droog gehouden.

17 mei 17.50  bushcramper
Besloten om hier de nacht door te brengen. Ofschoon kamperen op deze parkeerplaats niet is toegestaan. Het lijkt verdomme wel of we in Nederland zijn.  Maar wat wij doen is ook geen kamperen.  Kamperen doe je als je een tentje opzet. Wat wij doen is onze bushcamper ergens parkeren. Inmiddels hebben we dit gevaarte al omgedoopt tot bushcramper.

Broome

Wat een gebruikersonvriendelijk vehikel is het eigenlijk. Het houdt het midden tussen een militair voertuig en een doe-het zelf zeepkist. Is die Meneer Britz er zelf wel eens mee op reis geweest ? En als hij dat heeft gedaan, heeft hij  onderweg  dan wel eens een versnapering willen pakken. En hoe ging dat dan? Alle bagage die je netjes op  de bank gelegd hebt, zoals je thuis ook netjes op je spullen moet zijn, valt bij de eerste kuil in de weg met een smak in het looppad en verspert daar alle kastjes. Die kastjes kunnen dan niet meer open, omdat zij van onder naar boven scharnieren.  Eerst moet je dus alles wat er voor ligt opzij sjorren voor je een kastje kunt openen.  Nog nooit aan schuifdeurtjes gedacht meneer Britz? En het was toch ook wel handig als je je bagage kon vastsjorren, of het  beter kon opbergen. Dat laatste zou kunnen door de kastjes wat hoger te maken. Kwetsbare dingen zoals camera's zou je daarin kunnen opbergen.  Nu rammelde alles tegen elkaar.  We hebben al een stuk uit een glazen drinkkom. Hebben ze hier in Australië geen  hard plastic? Het is toch een modern land?  Verder moet de gaspot uit zijn bergplaats, onder en achterin het laatste kastje- dus alles wat er voor staat moet je eerst wegzetten- losgepeuterd worden en vervolgens  met geweld uit het kastje gerukt worden, waarna je hem dan buiten neer kunt zetten. Met een gaatje in de kastwand zou je het gasstel direct kunnen aansluiten en zou het kreng dus kunnen blijven staan.
Verder was er geen tafeltje voor buiten. Ook niet echt handig als je buiten wilt eten. En dat wil je altijd.  We zijn immers niet in Nederland. Om dat tafeltje hadden we apart moeten vragen, begrepen we later van lotgenoten. Zo kon Jeremiah nog wel even doorgaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Duitse journalist
Iets voor die Duitse journalist, die een boek ging schrijven over de outback van Australië. Gisteren kwamen we hem weer tegen. Bij de benzinepomp in Broome hadden we hem voor het eerst ontmoet. Hij had ook zo'n bushcramper van Britz en dat schept enige lotsverbondenheid.  Het is trouwens een klein wereldje hier. We zijn nu al verscheidene keren de zelfde lieden tegengekomen.  En dan zo'n duizend kilometer of meer verderop. Stel je voor, je loopt tegen iemand aan op een camping bij Zandvoort en je komt die een week later weer tegen  aan de zuidfranse kust.  Zoiets dus.

Die Duitse journalist en nog een ons inmiddels bekend stel hadden onderweg foto's van ons gemaakt, toen we door een wat royale floodway crossten. We hadden het wel gezien, maar wat kon ons dat aan onze kont roesten. In Nederland zou je dat maar raar en een beetje verdacht gevonden hebben en er misschien wat van gezegd hebben. Hoewel. Bij een lookout wat verderop stopten we weer gelijktijdig en maakten we een praatje. Daarom wisten we dat het een Duitse journalist was.

Weer een tijd later kwamen we voor een nog veel imposantere floodway te staan. Toch zeker zo'n  300 meter. Nou we plonsden er met grote gretigheid in. Het water kwam in golven over de motorkap. De ruitenwissers moesten aan. Ik had de camera aan de oever op statief gezet en zo werd het hele gebeuren gefilmd.  Om de camera weer op te halen moest ik dus ook weer terug. Net toen we zum dritten Mal er weer doorheen wilden, kwam de bushcamper van onze Duitse vriend er aanrijden, een wolk van stof en vliegen achter zich aan trekkend.  We dachten hem misschien nog een dienst te kunnen bewijzen door voor hem uit door de floodway te rijden. Nou daar was hij verguld mee. Maar zo vroeg hij bescheiden , als we niet te veel haast hadden , zouden we hem dan tegemoet willen rijden? Want de achtergrond was zo imposant. Dat was ie ook.  En haast, hoe kun je nu haast hebben in West Australië. We hoefden nu niet op tijd ergens aan te komen. Je rijdt die Bushcamper een weggetje in en je gaat daar bivakkeren.

Northern Territory

Dus weer er door heen plenzen en toen weer terug.  We zagen hem als  een bezetene  afknippen.  Hij zei dat hij er wel  zeven of acht gemaakt had. Ik met hoed , zonnebril en een grizzly baard van vier dagen oud ; dus zo ruig mogelijk. Kan dus echt wel een gaaf plaatje opleveren.  Ik heb hem natuurlijk gevraagd of wij een exemplaar van het boek konden krijgen.  Nou dat kon natuurlijk, dat vond hij wel leuk. Februari 2000 kwam het uit . Nou misschien zien we onszelf dan wel op de voorflap van "Outback Australia".  De foto's zou hij ons ook toesturen. Het zal ons benieuwen of de post dat voor elkaar krijgt.

Karijini N.P. 

Northern Territory

Northern Territor


Vanmiddag de grens West Australië en Northern Territory overschreden. De klok kon toen weer 1,5 uur vooruit gezet worden.
Het N.T. bleek warmer dan W.A.  De eerste paar uren veranderde het landschap echter nog niet veel. Doordat we  veel tijd verkloot hadden  met inkopen doen in Kunanurra (Ik kan die naam niet uitspreken, schrijven of onthouden; breek mijn tong erover) en het naar Katherine nog meer dan 500 km was, hebben we deze dag niet veel beleefd. Hopelijk wordt het een rustige avond en wordt Rob  niet opnieuw weer suf geluld door een oud Australisch stel. Dat was geloof ik bij Barnet River, toen we voor de tweede keer wild kampeerden , maar weer niet helemaal alleen waren. De man van het daar toevende caravanstel heeft een uur lang uitgelegd hoe Rob straks in Queensland  moest rijden. Ongelukkigerwijs woonde de man daar namelijk zelf en hij was lang van stof. De vrouw van het stel bleef alleen maar knikken. Rob was zo beleefd te blijven staan luisteren, terwijl ik mij al lang aan een picknickbank 50 meter verder geïnstalleerd had met een blikje met wat nootjes. Ik hoefde  niet naar Queensland.

Sterling Ranges

 Northern Territory

Katherine Gorge

Katherine Gorge N.P.

Katherine ligt ongeveer 300 km ten Zuidoosten van Darwin. Een andere benaming is het Nitmiluk National Park. Katherine Gorge omvat in  totaal negen onderling verbonden canyons. Hoewel niet goedkoop was de safari per boot door een van deze canyons een van de absolute hoogtepunten van deze vakantie. Het was een combinatie van varen, wandelen en klauteren langs de steile oever, gevolgd door een welkome zwempartij in een klein bergmeertje, waarbij je ter verdere afkoeling kon douchen onder een kleine maar fijne waterval die van vijftig meter hoogte op je neerkwam. En dit alles bij een temperatuurtje van ik schat 28 graden, met daarbij ook nog een strelend windje.  De safari werd afgesloten met een lunch op een piepklein strandje.

Katherine Gorge

Katherine Gorge

Katherine Gorge

Kakadu, 21 mei 20.50 uur
Deze dag zal ons nog lang heugen als de offday van de vakantie. Het begon 's-morgens al met gewoon een lamlendig gevoel. Dat wil je wel eens hebben. Van het bier of whisky kon het niet komen, want ik heb in een vakantie nog nooit zo weinig alcoholica genuttigd.  Mogelijk kwam het van dat "Adventure food", dat de vorige avond zo waardeloos gesmaakt had. We hadden toen al niet veel trek  en al allerminst in  het gezeik om met Britz te gaan  koken . Toen herinnerde ik mij voor de vakantie bij Outdoor Adventure in Groningen een pakje gedroogde uiensoep te hebben gekocht. Nou dat leek me dan net iets voor deze avond. Want anders kwam het toch niet op en mee terugnemen naar Holland  leek me ook niet wat.  Om die ellendige gaspot niet weer uit de ingewanden van Britz  te hoeven rukken zetten we een pan met water op de vuurplaat boven het houtvuur dat we aangelegd hadden.  Die vuurplaat was eigenlijk om op te barbecuen , maar water zou er ook wel op gaan koken.  Als we het vuur maar een beetje opstookten. Nou dat duurde dan verrekte lang.  Hoewel je het handvat niet zonder zakdoek beet kon pakken, begon het water maar niet te koken.  Zo meteen smolt het handvat nog en hadden we er nog een probleem met Britz bij.  Nou toch maar die gedroogde smurrie er in. Hoewel het maar vijf minuten hoefde door te koken, hebben we het wel een half uur op laten staan en nog was het daarna niet te vreten.  Met die voedingsbodem begon de volgende dag dus niet zo geweldig.

Gumluk Creek Fall

Eigenlijk hadden we vandaag gewoon geen zin. Maar dat kwam ook vooral omdat Kakadu N.P., waar we nu al een dag zaten, behoorlijk tegenviel.  De Gumlum Creek Fall, waar de opnamen van de film Crocodile Dundee gemaakt waren , was nog wel aardig. Maar langs de Gibb River Beef Road hadden we minsten zulke mooie watervallen gezien. Goed, ik heb er in gezwommen , net als Crocodile Dundee.  Later bleek uit de Kakadu Gids dat er in dit soort "plunges" krokodillen huizen. Maar het waren dan de niet zo gevaarlijke "freshies".  Wij noemden ze daarom ook wel "sweeties", ter onderscheid van de "salties" die we later nog zouden ontmoeten.

Floodways and crocs
Vandaag wilden we echter de "salties" zien. Jammer genoeg , en dat was goed balen, was  de 4 WD route naar de Jim Jim Falls afgesloten.  Daar ging dus mooi een programma-onderdeel van onze vakantie mee verloren.  Ook allerlei wandelingen die we ons voorgesteld hadden te maken konden we nog niet doen. We vroegen ons al af waarvoor we de 15 dollar entree voor Kakadu Park eigenlijk betaald hadden. Want het landschap was op zich ook niet om stil van te worden. Het werd dus echt zoeken op de kaarten van waar we nog heen konden. 

Bij Yellow Waters moesten we AUD29,5 voor een boottochtje van 1,5 uur betalen en dan moesten we nog 1,5 uur wachten. Dus maar niet. Weer in die brik verder. Misschien  konden we wel  naar de Jim Jim Billabong.  Ik kon me niet meer herinneren of die weg nu wel of niet gesloten was. Want dat staat bij de informatiecentra allemaal keurig aangegeven. Sommige wegen worden in de natte tijd afgesloten. Dat waren er nu, in het begin van de droge tijd, nog steeds behoorlijk veel. Maar als je wacht tot aan het midden of einde van het droge seizoen, dan zie je helemaal geen water meer En de meeste van de floodways op de Gibb River Beef Road waren nu al opgedroogd.  Vooral daarom viel die route nogal tegen. Tenminste de weg zelf.

Northern Territory

Voor de weg waar we nu in wilden rijden stond geen slagboom. Mooi zo.  Maar al gauw kwamen we  voor een floodway waar nog knap veel water stond. Nou, die ging nog wel. Volgens meneer Britz mocht je tot de treeplank door het water.  Dat is ongeveer 50 cm. En dat ging ie dan ook.

Bij de derde floodway zag het er echter zonder meer dreigend uit. We zouden zeker 80 meter moeten overbruggen.  Maar dat was niet het belangrijkste. We hadden immers al grotere crossings gehad-  je kon hier niet zien hoe diep het water was en het stroomde een eind verder  behoorlijk hard. Normaliter moet je er dan eerst door heen waden om te zien of het verantwoord is om de auto achter je aan te laten rijden. Maar ja , we zaten hier wel midden in saltie-land.

Er groeide veel bossage langs de oevers en er waren meerdere stromen. Het was dus nogal onoverzichtelijk. Bovendien hadden we gelezen dat die crocs zeer verraderlijk zijn en zeer snel. En ook zeer agressief. Dat zouden we later nog merken.  En dan al die waarschuwingsborden met "don't risk your life" met een primitieve tekening van een krokodil die naar een mens hapt en met "beware of crocodiles" De reisgids had al vermeld dat die borden er niet voor niets stonden. Ik liep er dus niet zo ver in, een meter of tien , intussen scherp oplettend. Maar toen was het  al wel een halve meter diep. En verderop stroomde het pas echt goed.

Rob wilde het er wel op wagen zei hij , hoewel hij niet het water in wilde lopen. Wat een vertrouwen in de techniek. Hij zei dat hij aan de overkant een auto had gezien.  Maar wie zegt dat die hier doorheen was gekomen? Misschien kwam hij juist van de andere kant en durfde de bestuurder er ook niet doorheen. Toen puntje bij paaltje kwam, zei ik dat ik de verantwoording voor de auto had en het risico niet wenste te nemen dat we halverwege zouden blijven steken en daar dan zouden moeten gaan zitten wachten tot iemand ons zou opmerken en hulp zou kunnen gaan halen.  Dat kon nog een bizar nachtje kamperen opleveren dat mij niet kon bekoren. Daarbij speelde de mogelijke  schade aan de auto ook een niet geringe rol. Want de verzekering zou de schade zeker niet vergoeden. Trouwens waarvoor zouden we dat risico eigenlijk moeten lopen; je zou na vijf minuten toch  teruggekeerd zijn, want dat je het daar immers ook wel gezien? Ook hier was het meer het "Enjoy your trip". Dus watje dat ik was keerde ik de auto.

A good place to be robbed
Northern TerritoryMaar de dag was nog  niet ten einde. Wat dan nu?  En dan te bedenken dat we nog drie dagen voor het einde van de Bushcamper huurperiode hadden. Die all in op f 260 per dag kwam heb ik later uitgerekend. We reden vervolgens weer een vijftig kilometer over een saaie weg naar Nourlangie Rock. Daar waren archeologische  vondsten gedaan, rotstekeningen. Best aardig en interessant en zo.

Het werd nog interessanter toen we weer op de parkeerplaats terugkwamen. Toen ik het portier wilde openen, bleek dat niet te hoeven, hij was al open.  Verrek, had ik hem vergeten op slot te doen, toen ik mijn camera na enige twijfel of ik dat gedoe wel weer met me mee wilde slepen , alsnog uit de auto gehaald had? Toen zag ik  de puntzak van drogist Bollema met drop en mint. Tenminste wat daar nog van over was. Die hing omgekeerd uit het dashbordkastje. Voor de zoveelste keer was de inhoud er dus weer uitgeflikkerd. Dat heb je met een puntzak. We hebben nog nooit een meegegeven versnapering zo hartgrondig verwenst als die puntzak gemengd drop van drogist  Bollema oet Eel.  Het was meer een soort puntmuts. Altijd omgekeerd.

Maar hier klopte toch iets niet. Want hij hing nog niet half uit het dashbordkastje toen we de auto verlieten. Want dat valt toch wel op. Ik zie wel eens iets niet, maar dat zou me toch zeker zijn opgevallen. En ja hoor, iemand had met zijn klauwen in het dashbordkastje gegraaid. Was kennelijk gestoord – misschien waren wij er wel al weer aangekomen- en had inderhaast wat bijeengegraaid en toen het dashbordkastje weer dichtgeslagen, met de puntzak van Bollema er nog tussen.  Daarin hadden ze blijkbaar geen trek gehad.  Maar wel in mijn zonnebril, met geslepen lens, waar ze dus geen mallemoer aan hadden. Het was al gauw duidelijk hoe ze binnen waren gekomen. Eerst geprobeerd het slot te forceren. Dat was met een grote schroevendraaier geprobeerd. Maar dat was niet gelukt.  De schuifraampjes van het slaapgedeelte waren echter geen partij geweest. Die waren dan ook van plastic. Even forceren, raampje kon open en vandaar de portierhandel opgelicht. In het uur wat nu kwam groeide de lijst van  gestolen voorwerpen gestadig. Mijn accu-oplader hadden ze ook meegejat. Nu kon ik dus geen filmaccu's mee opladen.


Gelukkig had ik, op alles voorbereid, nog een heel stel penlite-batterijen. Belangrijker was dat ze mijn goede koffer met alle filmpjes en volgeschoten diarolletjes in de gauwigheid over het hoofd gezien hadden. Als die weg geweest waren , hadden we mogelijk het volgende vliegtuig naar huis genomen. Dan was Australië te klein geweest. Maar Rob was wel zijn paspoort en vliegtuigtickets kwijt. Dat zou dus weer een hoop gezeik opleveren. Die hadden in het rugzakje gezeten dat bij mijn nieuwe rugzakkoffer behoorde. Die was dus nu ook min of meer waardeloos geworden.  En wat ook knap lullig was dat zijn reisdagboekje erin had gezeten. Verder dan nog zijn toilettas. Allemaal dingen waar het tuig weinig aan zou hebben.

Wij waren het er over eens dat als de onverlaten gegrepen zouden worden, ze wat ons betreft tien keer de East Alligator River op en neer zouden moeten zwemmen of aan een touw getrokken . Dan waren ze de salties nog van  nut geweest. Een Aboriginal vloek was misschien ook afdoende geweest, want daar gaan ook akelige verhalen over. 
Nou, morgenvroeg doen we aangifte  en kan het gezeik met Britz en met de verzekering beginnen. Dat laatste bewaren we voor thuis. Want we willen toch eerst de salties zien.  Misschien komen we en passant de onverlaten  nog tegen , als ze zo stom zouden zijn in de buurt te blijven en met onze spullen te gaan pronken.

22 mei 18.20 uur
Nog een kwartiertje voor het donker wordt. De stemming zat er vanmorgen nog niet zo in. Eigenlijk zou ik het wel goed vinden om weer thuis te zijn. Ik weet wel waarom. Vier weken als mannen onder elkaar heeft ook zo zijn beperkingen. Bovendien wat is dit Kakadu nu eigenlijk? De vergelijking met de Waddenzee dringt zich op. In de loop van het droge seizoen verdringen zich hier steeds meer vogels  van diverse pluimage op de overgebleven wedlands. Maar het landschap rond Jabiru, het grootste deel van het park, viel ons behoorlijk tegen. En dan iedere keer weer dat overnachten in die oncomfortabele Britz-camper. Een gewone 4 WD met tent lijkt bij nader inzien veel functioneler en zal ook wel goedkoper zijn. Bovendien ,waar heb je hier eigenlijk een 4 WD voor nodig? De z.g  "main attractions" zijn per coach  ook bereikbaar. Je ziet zelfs horden ouderen rondschuifelen bij die attracties. Na enig dubben besloten we Kakadu echter nog een laatste kans te geven en het oostelijk deel, dat wat tegen Arnhemland aanschurkt, te bezoeken. Niet naar Ur, maar naar Ubir dus. Na nog een keer tevergeefs geprobeerd te hebben bij de politie van Jabiru aangifte te doen. Omdat we dus een beetje de pest in hadden, zijn we zo de camping afgereden. Daar hadden we ons de avond  van de ramp nog getroost met een goede T-bonesteak. Het was namelijk een hele luxe camping met swimming pool met daarin whirl pool enz. aangrenzend  aan het terras van het restaurant.

Croc attack
De route naar Ubir was echter heel wat minder saai dan het stuk van de vorige dag. En de boottocht die we ons ondanks de financixeble verliezen van de autobraak toch nog gegund hadden was een succes. Drie salties hebben we gezien. Weliswaar niet van elk zes meter. Tezamen waren ze het wel.  Ook verder was het een prachtige tocht. Daarna nog twee mooie wandelingen gemaakt. De laatste voerde ons weer eens door een rainforest. Dit lag langs de oever van de East Alligator River, waar we zojuist gevaren hadden. En waar dus die salties  inhabiteerden. Overigens niet alleen er in, maar ook er langs. In dat rainforest waren namelijk grote en kleinere poelen en moerasachtige stukken. Grotendeels aan het oog onttrokken door manshoge varens en  ruig  gebladerte.  Er liep een goed onderhouden pad doorheen. We konden zelfs over een houten brug met een uitzichtplaats.  Een eindje daar voorbij  werd het rainforest behoorlijk dicht en het pad dat er doorheen slingerde behoorlijk nauw. Het was er zelfs half donker. Geen mens kwam ons tegen. We hoorden alleen wat vogelgekrijs. Doch plots werden we opgeschrikt door een zwaar gekraak van takken en een knakken van stengels  dat bliksemsnel in onze richting kwam. We dachten beide tegelijk, zonder iets te zeggen van "verdomme wat is dat?".  Tegelijk met het geraas hoorden we een onderwerelds gebulk; als van een Dinosaurus. Voordat we tijd hadden om het hazenpas te kiezen nam het beest een andere richting en viel even later stil.    We keken mekaar eens aan. Dat was toch niet zo'n ... ?  Rob zei dat hij dacht dat het een hond was.  Ha , ha , want ik durfde nu weer te lachen , een hond , die was goed. Een hond blaft. Dit beest bracht een bloedstollend gebulk voort. Wij bevonden ons op het pad tussen het beest en de rivier, waar dit beest waarschijnlijk wel thuis zou horen. Het Beest was misschien vijftien meter bij ons vandaan geweest. Het kan ook minder geweest zijn. Het pad slingerde zich zo'n beetje rond de plek waar we het geluid waargenomen hadden. Bovendien hoorden we het beest nog steeds schuifelen, alleen nu ietsje verder, maar wel daar waar het pad heen liep. Nou ja, we liepen toch maar door, maar wel langzaam en gespannen.

Later hebben we ook kunnen zien welk beest bij dit geluid behoorde. Dat was op een camping  met een kleine omrasterde vijver met rotsen. Daarin huisden krokodillen. En ja  hoor, toen een van hen geluid produceerde wisten we het: Twee dagen eerder waren we dus ontsnapt aan een krokodil!
En hoogstwaarschijnlijk aan een zoutwaterkrokodil, de gevaarlijkste van de twee. Er zaten immers "salties" in die rivier. Doorgaans verdrijven die hun minder agressieve broeders, de "freshies". De "salties" zijn echt zeer agressief. Zelfs de kleintjes vallen je zonder pardon aan . Direct al als ze uit hun ei kruipen. Gemene mormels.
Waarschijnlijk heeft een zo'n beest een begin van een aanval op ons ingezet. Maar misschien kon hij geen keuze uit ons doen en is ons daarom een wreed lot bespaard gebleven.

Northern Territory

Later hebben we de gluiperds  nog weer gezien op de Adelaide River. Hier hadden we geboekt voor de "jumping crocodile cruise". Je zag ze al van verre aankomen, loensend naar het stuk vlees dat boven het water aan een stok hing. En dan er op springen he? Soms miste het loeder, omdat de stok omhoog werd getrokken. Maar dan sprong het loeder nog een keer en had hij wel beet. 
Sindsdien vragen wij elkaar wel eens of de ander zin heeft in een zoutje of dat hij een zoetje prefereert. Alleen toen in dat rainforest hielden we die flauwe grap maar even voor ons.

Northern Territory

Northern Territory

Een minder toeristisch boottochtje en daarom veel boeiender bracht ons over de East Alligator River. Prachtige natuur. Onderweg zagen we een visser in een klein bootje die een paar grote barracuda's had gevangen. Schijnen erg goed op een kampgrill te smaken.

Northern Territory

Dinsdag 24 mei

Ik zit nu in het vliegtuig te wachten op het vertrek naar Kuala Lumpur. Altijd een beetje een aparte dag, de dag van vertrek. Beetje door de mall van Darwin geslenterd, wat gedronken, wat gegeten, nog een laatste kaartje gekocht. Voor de families Elzer en Lukey. Darwin is een mooie stad, veel architectonische hoogstandjes.

Kuala Lumpur 20.30 l.t.
Ik heb van Darwin naar K.L. niet meer geschreven, omdat het uitzicht heel vaak breathtaking was  en ik bovendien wat aanspraak had aanmijn buurman, een Engelsman die ook vakantie in Australië gehouden had.
We vlogen over de Timorzee, zuidelijk van de Molukken  en daarna over Sulawesi en Borneo. Je zag de bergen op de eilanden. Indonezië lijkt me een fantastisch land om per vliegtuig te verkennen. Sommige atolachtige eilandjes waren net opalen. Daarbij maakte  de ondergaande zon van de wolkenformatie de mooiste burchten voor evenzovele sneeuwkoninginnen van H.C.Andersen. Hoe kan de natuur zoiets moois eigenlijk voortbrengen?.

muskieten
Maar wat een tegenstelling met die gedrochten  die dezelfde natuur ook produceert. Of zijn die misschien door de duivel losgelaten? Ik bedoel de muskieten, de neefjes van Holland, die je het leven schier ondraaglijk kunnen maken en dat ook heel vaak doen. In W.A. hadden we er , tot mijn blije verrassing, helemaal geen last van. Veel minder dan in ons zompige vaderland waar altijd wel enkele van die ellendelingen toeven. In W.A. hadden we er alleen een keer wat last van tijdens de verjaarspartij van Rob. Maar daarvoor hadden we ook het binnenland, de outback, opgezocht.

Maar in het Northern Territory, met name in het Kakadu-park, werden de zaken even rechtgezet. We wilden weer eens wild kamperen. Want op de campingsites was ons te veel herrie. Mensen schijnen altijd lawaai te moeten produceren. Als je met 12 man op een kampeerplek staat, zijn er geheid een of twee stellen die tot tien, elf uur bij het kampvuur mekaar de oren van de kop  praten. En die van ons er dus bij.
Hier zaten vijftig meter verder slechts twee of drie mensen. Het was bij een moerasachtig bos. Direct na aankomst doken we het bos in om hout voor het kampvuur te verzamelen. We raapten dode takken op of knapten deze van de bomen af, als ze nog vast zaten. Dat mocht. Soms sleepten we een hele stam naar onze vuurplaats. Dat moest snel gebeuren, want in het donker zie je natuurlijk geen stam voor ogen.

We hadden zo tussendoor al eens een muskiet waargenomen, maar er niet echt acht op geslagen.  Wel trokken we na het hout verzamelen een lange broek aan. Dat  helpt echter alleen tegen de kou, maar niet tegen de muskieten van het N.T.  Op een bepaald moment drong het doffe gegons pas goed tot ons door. Kwam er een armada lichte duikbommenwerpers op ons af?  Je kon mekaar amper meer zien en horen. Het vuur dat al flink fikte schroeide er honderden kapot. Maar het leek wel of ze er juist op af kwamen.  Ik heb het even aangezien en zag het toen niet meer zitten. Ik zei tegen Rob dat we maar beter konden opkrassen en wel zo snel mogelijk.  Hij beaamde dat heftig. Daarop trapten we het vuur uit, smeten de Britz weer dicht en reden vol gas van die plaats des onheil weg.  Dan maar weer zo'n officiële campsite. Misschien zat die rover daar ook wel.

Op de campsite zaten echter ook muskieten, alleen veel minder.  Ik deed mijn  tropenhoed  op en frutselde het afhangdoekje bij mijn shirt met lange mouwen in. Konden ze tenminste niet bij mijn nek komen. Af en toe kwamen er nog mensen binnen die gewoon in hun blote benen  liepen. Het griezelde ons toe.
Er zijn er die avond  een heleboel in de Britz gekomen. Want ja, hoe gaat dat met koken? Het gastoestel zet je namelijk op een plaat die aan het achterportier bevestigd was. Maar dan moest het portier wel open zijn. En stond de brik dus open. En zonder licht kun je niet koken. Stom, stom, stom. Dat meneer Britz daar nou niet aan gedacht had. Binnen koken met de deuren dicht kan niet. We hebben het trouwens niet eens geprobeerd, want dan leg je het natuurlijk af.

Die verrekte kokerij betekende echter wel dat Rob de brik zo wat uit elkaar sloeg vlak voor het te bed gaan.  Om de muskieten dood te meppen. Hij zei dat hij ze allemaal had. Nou dat hebben we de volgende ochtend gemerkt. En niet alleen de volgende ochtend. Dagen hebben we er de gevolgen van ondervonden. Eerst heb je het niet eens in de gaten. Tot je ineens ergens jeuk krijgt. Je begint te krabben en je ontdekt zo maar een hele cluster bulten. Een stuk of vijftien. Krabben helpt niet , maakt het alleen maar erger. Maar krabben moet je ,of je wilt of niet. Rotzooi er op smeren. Na een kwartier wordt het dan minder. Een paar uur heb je dan geen last. Maar daarna krijg je ineens heel ergens anders jeuk en krijg je de reprise. De volgende vijftien beginnen op te spelen.  Tot vlak onder je billen.  Aan beide benen. Rond de enkels en achter de ellebogen. Die muskieten hebben ze niet achter de ellebogen , maar prikken achter de ellebogen.  Stiekeme kwelgeesten.

"Ga toch weg beest" zeg je tegen een mug die probeert je oor of je neus binnen te kruipen en zijn pogingen alsmaar niet wil opgeven. Maar deze kwelgeesten komen als dieven in de nacht en voeren ongemerkt hun kwalijke bezigheden uit. Dwars door je broek of je laken heen.  God, ik heb nog nooit in mijn leven zoveel jeuk gehad.  Voor Rob gold het zelfde, maar die is pas 24. Zelfs vandaag in het vliegtuig, drie dagen later dus, zit ik nog stiekem onder mijn gat te krabben.  (En zelfs eenmaal thuis is het nog een paar dagen doorgegaan)

Wat heeft de schepping eigenlijk met deze beesten voor gehad?  Er zijn er miljoenen van per vierkante kilometer. Waar leven ze van? Mensen- en dierenbloed kan nooit hun hoofdvoedsel zijn. Als je echter per sé in het goede van de schepping wilt geloven, moet je dus aannemen dat insecten alleen als voedselbron voor vogels  dienen. En vogels zien er vaak mooi uit en maken vaak mooie geluiden; mooier dan wat de meeste mensen voortbrengen. Kortom vogels zijn de mens een vreugd.  Blijkbaar moeten wij als mensen daar echter een prijs voor betalen in de vorm  van de insecten die wij daar voor moeten verdragen.  

Een paar dagen lager wilden wij een kleine "walk" maken. In onze luchtige kledij. De bordjes hadden ons achter al gewaarschuwd tegen muskieten.  En die zaten er dan ook. We zijn dus omgekeerd en waarschuwden een bedaagd echtpaar dat net aan de zelfde wandeling wilde beginnen. Ik was nog niet uitgesproken, of de man draaide zich als een duikelaar om. Het stel is meteen in zijn auto gestapt en liet met gezwinde spoed de scene achter zich. Tot zover de muskieten.

bushcamper
Een bushcamper is dus eigenlijk niet zo'n goede optie voor de bush. Of je moet buiten koken met de deur dicht, of je kookt met de deuren open en slaapt dan in een muskietendichte tent.  Dat was ook in andere zin een betere optie geweest. Die discussie hebben we maar niet met meneer Britz, die ook al een Nederlander bleek te zijn, gevoerd. Je vangt nu eenmaal geen vliegen met azijn. Ons doel was een discount op de camperhuur te verkrijgen. De gronden daartoe waren dat de airco het onderweg had laten afweten.en dat er geen tafel bij de inventaris was geweest, die andere huurders desgevraagd wel hadden gekregen.
Het probleem was dat ik niet precies wist vanaf wanneer die airco het had laten afweten.  Het was ergens onderweg op de Gibb River Road geweest.
Maar ja , we hadden in onze vakantie nauwelijks begrip van tijd gehad. 

Ik probeerde Britz bovendien aansprakelijk te stellen voor onze inbraakschade. Die was ontstaan, omdat de dief wel heel gemakkelijk de raamsluiting had kunnen forceren. Gewoon een plastic clipje forceren. De Britz-man schoof dat echter af op de Toyota, wat wij heel zwak van hem vonden. Wij hadden met Britz te doen en niet met Toyota zeiden wij. Bovendien zouden ze als grote klant van Toyota toch zeker wel eisen kunnen stellen aan de beveiliging van  hun campers?
Ik  merkte  's-mans aarzeling op. Hij vroeg wat ik dan een redelijke discount vond. Nou ,10%.  Vervolgens liep hij even weg. Toen hij terugkwam ging hij ineens in de tegenaanval. Wij zouden er een zwijnenstal van gemaakt hadden.  Hij zei dat hij inderdaad een discount had overwogen, maar wij mochten eigenlijk blij zijn dat we niet een extra schoonmaaktoeslag kregen. Toe maar. Wat kost het schoonmaken van zo'n brik nou echt?  Wij vonden dat die grote broek die hij nu aantrok hem niet paste.  Maar het was wel wat ik verwacht had van deze maatschappij. Het viel mij eigenlijk nog mee dat ze ons niet lieten opdraaien voor de inbraakschade aan de auto. En dat ze ons de reparatiekosten van de airco  wel prompt vergoedden.

Ik heb Rob na afloop uitgelegd wat ik onder een excellente onderneming versta en waarom Britz  daar dus niet aan voldoet. Het huurmateriaal is user unfriendly en dus kon je verwachten dat het management ook cliëntonvriendelijk zou zijn. Geen aandelen Britz in ons toerisme- fund opnemen dus. En misschien een prikkelende beschouwing over de bushcamper in het algemeen in de Kampioen en dan over Britz in het bijzonder. Maar eens met de redactie overleggen en dan mag meneer Britz reageren. (Dit is inmiddels geregeld, Rob mag er nog een paar dia's bij uitzoeken, waarschijnlijk het septembernummer van  de Kampeer en Caravan Kampioen; voor f 500, want het kost me natuurlijk wel de nodige tijd ) 

 

Nabeschouwing
Nu ik op de luchthaven van Kuala Lumpur zit en nog 1.5 uur heb voor het vertrek naar het vaderland kan ik mooi nog eens wat dingen evalueren.

1 De periode van vijf weken in ruimschoots voldoende gebleken. Het had ook iets minder gekund, want de laatste dagen begon naast de jeuk van de muskieten toch ook het verlangen  naar de wederhelft te knagen. Met twee mannen op pad is prachtig, maar het moet niet te lang duren, tenzij je je als vrijgezel gaat gedragen. Maar dat was niet aan de orde.

2 de autokeuze
Het dilemma is dat er enkele attracties zijn die je alleen met een 4WD kunt bereiken . Maar de Gibb River Road is vanaf half mei heel goed met een goedkoop autootje te berijden. Dat scheelt erg veel in financieel opzicht. De Hyundai Excell koste AUD840 over 14 dagen, dus AUD60 per dag. Zeg maar f 80. De Bushcamper van Britz kostte , alles meegeteld, meer dan drie keer zo veel. Weliswaar kun je er de kosten van logies mee uitsparen en als je wild kampeert ook de kosten van de camping. Het kampgeld is voor twee man gemiddeld AUD 14 per nacht geweest, in de hostels waren we gemiddeld zo'n AUD36 kwijt voor een twinroom. Op eten en drinken bespaar je met een camper ten opzichte van een hostel niets. Je gaat in een hostel zelfs eerder koken dan in zo'n primitieve camper.
De beste optie voor een eventuele volgende trip lijkt het huren van een gewone auto combimodel inclusief campinggear. Een Ford Falcon dus bijvoorbeeld. Je mist daarmee echter wel een paar avontuurlijke attracties. De andere optie is om met iemand anders  een 4WD te kopen en deze bij toerbeurt te gebruiken.  Dat lijkt echter moeilijk te realiseren. Of je gaat met een maatje op reis die 50% van de kosten betaalt.

Als we vaker naar Australië zouden willen, kun je een eigen auto er misschien ook laten staan. Maar zo'n eigen auto moet wel behoorlijk bedrijfszeker zijn. 
Een laatste optie is zelfs om je eigen auto naar Australië te laten vervoeren. Afhankelijk van de periode dat je gaat reizen kan dat voordeliger zijn dan een auto te huren.
Overigens, met de snel rijzende Australische dollar  kunnen we Australië voorlopig wel even vergeten.

26 mei 10.00 uur  The final day is not always the finest day
De terugreis door de lucht verliep goed. Een prachtig uitzicht op de gordel van smaragd, waar we over heen vlogen. Om daarna drie uur te wachten binnen het architectonische wonder van de airport van Kuala Lumpur was ook geen straf. Jammer dat het vliegtuig naar Amsterdam drie kwartier moest wachten, om onduidelijke reden. Verder duurden de eerste uren het langst. Maar ik maakte wel een van de mooiste zonsondergangen mee die ik ooit zag. 

Vanaf Schiphol begon de ellende. Wanneer had ik dat ook al eens meegemaakt? Het gaf allemaal zo'n déja vu gevoel. Ik was al gewaarschuwd dat de Schiphollijn tot Amsterdam gestremd was. Vanwege een nieuwe Schipholtunnel . Blijkbaar was daar nog plaats voor in ons propvolle landje.

Ik moest daarom met een bus naar WTC-Zuid, dan naar Duivendrecht, om daar over te stappen in de trein naar Utrecht. Als ik dan ook nog Haren wilde, moest ik in totaal vier keer overstappen. Lekker, met al die bagage. Bij WTC Zuid zei de kruier, die NS tenminste nog  ingehuurd had, dat ik natuurlijk veel beter via Amsterdam Centraal kon met de metro. Tja, Utrecht had mij ook al een omweg geleken. Bovendien kun  je van Amsterdam rechtstreeks naar Groningen en Haren.  Dus deed ik wat die man mij had geadviseerd. Fout, de metro deed er godbetere bijna een half uur over naar CS. En de bus had er ook al een half uur over gedaan. Reden we vroeger niet met die  blauwe KLM-bussen vanaf CS en deden we daar toen niet ruim een half uur over tot Schiphol? Maar dat was nog in de goeie ouwe tijd.

Ik kon nog net in de Intercity springen. Ik zou dan alleen in Amersfoort hoeven over te stappen. Vlak voor deze plaats stopte de trein op een overweg. Wat nou, koe overreden, of erger? Werd niet meegedeeld. Drie minuten later kwam er weer beweging in. Viel nog mee dus. Maar op station Amersfoort had de andere intercity daar toch maar niet op gewacht.  Vloeken, vloeken, vloeken.

Murphy's Law begon weer op te spelen. Gelukkig nog maar dat dit niet op de heenreis gebeurd was.  Ik had inmiddels op Schiphol al gebeld  dat ik om 11.15 uur in Groningen zou aankomen. Nu moest ik dus weer bellen dat dat nooit zou lukken. Telefoonkaart opgezocht. De KPN-kaart, ja hoor, ik had hem nog. Die had ook een eind meegereisd.

Maar op de stations in het goede vaderland is deze kaart tegenwoordig nutteloos. Daarvoor moet je nu een kaart van Telfort hebben. Had ik natuurlijk niet. Dat is de prijs die we voor de privatisering moeten betalen. Met pasgeld wilde het niet; althans het wilde mij niet lukken. Maar ik ben ook maar een stomme reiziger, want het zou wel met munten moeten kunnen. Helaas, ik heb de gleuf niet kunnen vinden. Dus naar de stationshal om zo'n stuk plastic te kopen. Met de zware bagage de trappen opzeulen. Terwijl ik weer last van mijn rug had.

Maar even op het perron laten staan was er niet bij. Er werd namelijk constant over zakkenrollers en Taschendiebe door de megafoons geblerd.  Ik dacht nog, pak dat tuig liever op en snij ze desnoods de strot af in plaats van er al maar tegen te waarschuwen. Stel je voor dat ik hier in Amersfoort nog even mijn koffer met de films daarin zou kwijtraken.

Kaart gekocht. Cel in. Kaart inbrengen. Ging drie keer mis. Ik ben toch wel vrij stom dacht ik. Eindelijk lukte het en de telefoon ging thuis over. In gesprek dus. Ik had ook nauwelijks anders verwacht. Dit keer een déja entendu gevoel. Een minuut later, nog in gesprek. Die San ook altijd. Toen kwam de trein er al aan. En ja hoor, ook nog op een ander perron dan was aangekondigd.  Weer hotsend en vloekend de trap op en af. Kon er nog net in. En kon er ook nog net bij. Trein stampvol. Het was weer bejaardensoos. NS laat de grijze golf zeker liever in een keer over het land spoelen. Slecht bedrijf  toch, dat NS. Leren ze het dan nooit ?
Gelukkig stond trouwe Carolien toch nog op me te wachten op het station in Groningen.

Nederland dus. Maar het was echter  erg mooi weer. Ik moet het eerlijk toegeven. De rest van de dag gelukkig in vrede in de familiekring doorgebracht. Thee op het terras. Bijgepraat. Niet alle nieuws was even prettig. Presentjes uitgedeeld en uitgepakt, vielen in goede aarde leek mij.

s-Avonds gauw even een paar filmpjes checken. De eerste en de laatste. Die waren goed. Er zaten mooie stukken bij. De scene met Britz, waar we kankerden op de bushcamper vond ik erg komisch. Ina zei dat de vakantie aan mijn kankeren niets veranderd had. Maar zij ziet dat niet goed. Kankeren is een vorm van humor, die je nodig hebt  om te kunnen overleven. Ik lachte me zelf tenminste kapot en zo zal het Rob bij zijn terugkomst ook wel vergaan.

Kankeren hoort er gewoon bij. Je kankert op je baas, of op je bedrijf. Omdat je daar afhankelijk van bent en ze je overleven  bepalen.  Je kankert op de overheid en als Nederlander kanker je dan nog eens op het weer. En veel mensen kankeren ook nog eens op hun man of vrouw. Omdat ze daar ook niets aan kunnen veranderen. Wij kankerden dus op Britz.

Kamperen is nu eenmaal ongemak, net zoals jeuken en muskieten bij elkaar horen. En terug in Nederland kanker je daar op. Veel te vol, waardoor het  steeds  meer een rotzooi wordt. Vergelijk dat eens met hoe clean ze het in Australië weten te houden. Alleen de kadavers langs de wegen laten ze liggen om mij duistere reden. In Nederland moeten ze wel weggehaald worden; anders kan de vluchtstrook niet meer gebruikt worden.

Maar,  bedenk ik ineens , ik heb in heel Australië  niet één hondendrol  gezien. Terwijl Aussies gek op honden zijn. Ze hebben er zelfs kerkhoven voor aangelegd. Goed, daar hebben ze de ruimte voor. Maar ik heb ook geen enkel toilet aangetroffen waar geen toiletpapier in overvloed was, wat ik vaak broodnodig had, en alles was er brandschoon. Elke toiletpot zag er gelikt uit. Kom daar tegenover bijvoorbeeld eens op een Nederlands stationstoilet. Als je daar voortijdig niet uitglijdt moet je er wel haast wat oplopen.

Op zich natuurlijk geen reden om je domicilie Nederland voor Australië te verruilen. Maar bij zo'n afweging  speelt echt alles mee.

Emigreren naar Australië ?
Niet helemaal voor de  flauwekul of omdat ik die laatste dag in Darwin toch niet veel anders meer kon, ben ik een immigratiekantoor binnengestapt. Van een aardige mevrouw, die er alle tijd voor nam, heb ik uitleg over de immigratieprocedures gekregen. Na afloop kreeg ik de formulieren mee. Ik zou er bijvoorbeeld kunnen gaan werken. Maar daarvoor moet je aan veel eisen voldoen. Veel vragen beantwoorden, waarmee je punten kunt scoren. Als financieel planner zou ik het daar misschien wel kunnen redden. Ik zou daar toch in ieder geval iets substantieels om handen willen hebben. Acht uur snorkelen per dag gaat op de duur tegenstaan. Ik vond die drie kwartier bij Coral Bay al heel aardig.

De optie van rentenieren is gemakkelijker haalbaar. Je hebt er enig vermogen voor nodig en een zeker inkomen uit pensioen of wat dan ook. Als het immigratieland  maar niet voor je behoeft op te draaien. Daar komt het op neer.

Tijdens de terugvlucht begreep ik van mijn buurman , die al jarenlang Z-O- Azië bereisde en daar helemaal gek van was, dat er ook al heel wat Europeanen rentenieren op de Filippijnen. Die landen zien graag dat jij daar met je harde Euro's en dollars hun economie  komt versterken.

Maar tussen de droom en de daad van het in Australië wonen staat nog heel wat in. Laten we er eerst nog maar een tweede vakantie gaan houden. Want daar komt het land zeker voor in aanmerking. Wie weet misschien wel met de hele familie, as het effe kan.

 voor reisverslag Australië van Harry en Tineke Rozema van zie  http://blog.rozema.lu