Bij de verkiezingen voor het Europese parlement op 6 juni 2024, precies 80 jaar na D-Day , de dag van de landing van de geallieerden op de kust van Normandië die de bevrijding van West-Europa inluidde, staat veel op het spel. Op langere termijn beschouwd staat er zelfs meer op het spel als waarover in ons nationale parlement in Den Haag beslist wordt. De vraag is namelijk of we met de EU verder gaan in de richting van een federale staat of dat er een rem op de verdere ontwikkeling gezet wordt en we mogelijk zelfs terugkeren naar de dominantie van nationale staten. Hieronder leg ik uit waarom ik denk dat in het bijzonder de jongere generaties gebaat zijn bij de geleidelijke vorming van een federatie.
Veel mensen zijn er bang voor dat de EU een superstaat wordt die een groot deel van de soevereiniteit van de afzonderlijke landen zal afpakken. Ze gaan er dus blijkbaar van uit dat ze dan slechter geregeerd worden dan nu. In Nederland werd daarom de Europese Grondwet in 2005 bij referendum afgestemd.
Sindsdien is de situatie in Europa echter dramatisch veranderd. Zo is de geopolitieke positie van Europa ernstig verslechterd door de Russische agressie jegens haar buurlanden, terwijl de Amerikaanse bondgenoot een stuk minder betrouwbaar dreigt te worden met een opkomend nieuw Amerikaans isolationisme en een verlegging van de aandacht van Amerika naar het gebied rond de Stille Oceaan.
Verder neemt in vrijwel alle Europese landen de angst voor een niet beheersbare immigratie toe, die afzonderlijke landen niet in staat zijn in goede banen te leiden.
Kortom, er is alle reden om ons in het licht van de komende Europese parlementsverkiezing serieus te bezinnen op waar we met de EU heen willen. Daarbij gaat het ten principale om de keuze tussen een federale staat of een consolidatie van de huidige statenbond.
Mijn stelling: De EU moet zich ontwikkelen in de richting van een federale staat met de Verenigde Staten van Noord-Amerika als voorbeeld.
Daarvoor zijn twee hoofdredenen:
1e Politiek
2e Economisch
Ad 1 De politieke reden
Dat de EU er verstandig aan doet zich te ontwikkelen tot een federale staat laat zich het beste beargumenteren door een vergelijking te maken tussen de geschiedenis van de grootste federale staat op de wereld, de Verenigde Staten van Amerika, en de geschiedenis van de Europese nationale staten sinds de onafhankelijkheid van de V.S.
We starten dan bij het jaar 1776, het jaar van het uitroepen van de Amerikaanse onafhankelijkheid. Aanvankelijk waren het slechts 13 staten die zich ten opzichte van de Britse overheerser onafhankelijk wisten te maken. In de loop van de daaropvolgende decennia sloten zich echter nog 37 andere staten bij dat verbond aan. Waarmee de United States of America het machtigste land van de wereld konden worden, ondanks het feit dat de V.S. geen eenheidsstaat geworden is, maar altijd een federatie is gebleven. Kenmerk hiervan was dat de buitenlande politiek en de defensiezaken het domein waren van de federale regering. De deelnemende staten bleven op de meeste andere terreinen grotendeels autonoom.
Dankzij de interventie van vooral de V.S. konden de elkaar beoorlogende Europese nationale staten van hun agressors en onderdrukkers worden bevrijd en kon tijdens de Koude Oorlog buiten het Communistische blok de rest van de wereld voor het grootste deel van communistische dictatuur gevrijwaard blijven.
En wat de V.S. intern betreft. Sinds de oprichting van de Amerikaanse federatie heeft zich intern slechts één oorlog afgespeeld, de Burgeroorlog van 1861-65. Deze ging niet over gebiedsuitbreiding, zoals dat tussen nationale staten gebruikelijk was, maar over een ideële kwestie, namelijk de afschaffing van de slavernij. Sindsdien heeft de V.S. alleen met Mexico een oorlog gevoerd. Die ontstond doordat Texas zich had afgescheiden van Mexico en toetrad tot de Amerikaanse federatie.
Hoe is het sinds 1776 de Europese natiestaten echter vergaan? Het begon met de Napoleontische oorlogen die de bevolking van heel Europa dramatisch hebben verarmd en die naar schatting ongeveer 7 miljoen slachtoffers hebben geëist. Tijdens de eerste van die in totaal zeven zogeheten coalitieoorlogen werd Nederland door de Fransen bezet.
Na afloop heeft het Weens Congres Europa opnieuw ingedeeld met als doel om de voorwaarden voor vrede te verbeteren. Dat lukte redelijk. Tot de uitbraak van de Krimoorlog van 1853- 1856. Een alliantie van Britse, Franse en Turkse troepen viel Rusland aan uit angst dat dit land het hele gebied van de Balkan tot de Perzische Golf zou gaan beheersen. Het werd een gruwelijke oorlog die tussen de 500.000 en 750.000 levens heeft geëist.
Slechts drie jaar later, in 1859, was er al weer een grote Europese veldslag. Dat was die bij Solferino, waar Franse en Sardijnse troepen de Oostenrijkers onder Frans Jozef 1 bestreden. Het bloedbad hier werd aanleiding tot de oprichting van het Rode Kruis.
Amper tien jaar later, in 1870, brak de eerste grote oorlog tussen Duitsland en Frankrijk uit, die aan ruim 200.000 burgers en militairen het leven kostte. Daarna is het dan een tijd relatief rustig in Europa.
In 1914 werd deze relatief rustige periode wreed onderbroken door de eerste wereldoorlog, waar alle grote Europese staten bij betrokken waren en die aan meer dan 9 miljoen militairen en bijna evenveel burgers het levens heeft gekost en verder zoveel instabiliteit veroorzaakte dat 21 jaar na de afloop in 2018 de Tweede Wereldoorlog over Europa walste en die wereldwijd ruim 72 miljoen doden tot gevolg had.
Sinds het begin van de Europese samenwerking , met de oprichting van de Europese Kolen en Staat Gemeenschap in 1952, gevolgd door de Europese Economische Gemeenschap en in 1992 de Europese Unie, die een bescheiden begin van een federale staat naar voorbeeld van de V.S. vormde, hebben we binnen dit statenverband geen oorlog meer gehad. Al meer dan 70 jaar vrede dus!
Kortom, de vorming van een Europese federatie naar Amerikaans model vormt een oneindig betere waarborg op vrede dan de terugkeer naar elkaar bekampende nationale staten.
Omdat in Europa de cultuurverschillen veel groter zijn dan binnen de V.S. zal de autonomie van de lidstaten hier overigens groter moeten zijn dan in de V.S. Dit moet in een nieuwe Europese grondwet worden vastgelegd.
Tot zover de politieke reden voor de vorming van een federatie. Daarmee zouden de nationale staten het veld ruimen, die volgens de 19e -eeuwse Duitse filosoof Hegel als voornaamste kenmerk hebben dat zij streven om de grootste en machtigste staat te worden, waarmee oorlog onoverkomelijk wordt.
Ad 2 Het economische argument
De stelling is dat de groei van welvaart der volkeren in een federatie beter bevorderd wordt dan in afzonderlijke nationale staten. Enerzijds komt dat door wat al betoogd is onder het politieke argument. Als er minder oorlogen gevoerd worden wordt de welvaart minder aangetast. Anderzijds maakt economische groei en daaruit voortvloeiende welvaart ook de kans op oorlog een stuk kleiner. Volkeren hebben dan immers meer te verliezen, Een van de oorzaken van de tweede wereldoorlog was de verarming van de Duitse bevolking als gevolg van de Eerste Wereldoorlog en de niet op te brengen herstelbetalingen.
Er zijn sinds de oprichting van de EU vele studies en onderzoeken gedaan waaruit blijkt dat de welvaart van de deelnemende landen door die samenwerking beduidend meer is toegenomen dan in landen die buiten die samenwerking vielen. Een sterk voorbeeld daarvan is de studie naar de ontwikkeling van de in 2004 tien nieuw toegetreden lidstaten. De koopkracht van de volkeren daar is sindsdien meer dan verdubbeld. Die van Slovenië is zelfs zodanig toegenomen dat die nu hoger is dan die in het Verenigd Koninkrijk, dat vier jaar geleden de EU verlaten heeft. Maar niet alleen dat het BBP sterk is toegenomen , ook de verdeling daarvan is een stuk gelijkmatiger geworden.
Het is dus geen wonder dat deze landen een stuk gestegen zijn in de index van het Worlds Happiness Report van de Verenigde Naties dat jaarlijks verschijnt. Zo is Litouwen, een van de nieuwe lidstaten, de afgelopen vier jaar van plaats 42 opgeklommen naar plaats 19 en heeft daarmee het Verenigd Koninkrijk ingehaald dat sinds de Brexit zes plaatsen gezakt is, van de 14e naar de 20e plaats. De bevolking daar is dan ook allerminst gelukkig met de gevolgen van Brexit. Vier jaar na de Brexit gelooft nog slechts 13% dat de Brexit goed voor de Britse economie is geweest. Daartegenover steekt de tevredenheid van de EU-burgers behoorlijk af. Waren er van de 20 gelukkigste landen in de wereld in 2020 negen EU-lidstaten. Slechts vier jaar later waren dat er al elf.
Het is dus evenmin verbazingwekkend dat de Europese landen die nog geen lid zijn van de EU in de rij staan om lid te mogen worden.
Er is dan ook een gemakkelijke economische verklaring voor het feit dat een federale staat als de V.S. het economisch zo goed doen, ook al dalen zij op de geluksladder van de Verenigde Naties van de 19e plaats in 2020 naar de 23e in 2024. Maar dat ligt niet zozeer aan het inkomen per hoofd. In 2023 was dat in de EU maar iets meer dan de helft van dat in de Verenigde Staten.
De reden voor dat veel hogere inkomen per hoofd is de historisch enorme economische escalatie van de Verenigde Staten van Amerika ten opzichte van Europa. Voor een belangrijk deel is dit natuurlijk te verklaren door wat bovenstaand onder de politieke geschiedenis al is opgemerkt. Europa is herhaaldelijk ernstig verarmd door de intern gevoerde oorlogen. Terwijl de bevolking gemiddeld genomen zeker niet slechter was en is opgeleid dan de gemiddelde Amerikaan, wat ook een belangrijke verklaring voor optredende welvaartsverschillen zou kunnen zijn. De enorme immigratiestroom in de periode vanaf vooral 1860 in de Verenigde Staten is wel van invloed geweest, omdat het meest om jongere mensen ging. Zo emigreerden er in de periode 1860-1914 alleen al 37 miljoen Europeanen naar Noord-Amerika. Een gemiddeld jongere beroepsbevolking leidt tot meer economische groei.
Verder biedt het ongebreidelde kapitalistische systeem van de USA eveneens meer potentie tot economische groei dan het in de meeste Europese landen meer op sociale gelijkheid gerichte systeem. Bovendien zijn Europeanen gemiddeld iets minder materialistisch aangelegd dan Amerikanen en sparen ze een groter deel van hun inkomen.
Maar dit alles lijkt toch ondergeschikt aan dat andere grote verschil tussen de Amerikaanse economie en die van Europa, te weten het verschil in de omvang van de vrije markt. Het economisch speelveld voor een Amerikaans bedrijf beslaat de hele markt van 335 miljoen Amerikanen. Dat is een enorm voordeel ten opzichte van de landen van de Europese Unie, terwijl die gezamenlijk toch een markt van 447 miljoen consumenten vormen. Maar de EU voert nog steeds geen volledig geïntegreerd economisch beleid. Dat verklaart bijvoorbeeld dat van de tien grootste bedrijven in de wereld er geen enkele in Europa gevestigd is. Amerikaanse bedrijven maken dan ook op vele terreinen in Europa de dienst uit, hoewel ze wel steeds meer tegenwicht vanuit de EU krijgen. Maar het is nog lang niet genoeg. Daarvoor zal bijvoorbeeld het vetorecht van afzonderlijke lidstaten afgeschaft moeten worden. Dat zou dus een stap naar een federatie zijn en zou daarom inzet van de verkiezingen voor het Europese parlement moeten worden.
Dus geen rem op Europa zoals de SGP op haar posters zet, want dat speelt Poetin in de kaart en brengt de veiligheid van Europa in gevaar, maar gas geven op weg naar een federale Europese Unie. Dat vergroot niet alleen onze veiligheid, maar ook ons algehele welzijn.
Jan Lambers
reageren? Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.