Mijn vader Johannes schreef als kind  van zeven en acht vele kleine opstellen. Jammer dat hij boekhouder en accountant is geworden en zich dus vooral in cijfers heeft verdiept, want misschien zat er wel een groot schrijver in hem.  Hieronder heb ik een paar van zijn opstellen overgenomen.
Ze staan in een schriftje met de titel  "Opstellen" met daaronder "Johannes Lambers". 
De kleine Johannes lijkt achter in het schriftje te zijn begonnen, maar een chronologie wordt niet consequent aangehouden. Veel verhalen gaan over het leven op de boerderij en wat daar zo voorvalt tussen de dieren en de mensen.

Zo begint de laatste bladzijde van het schriftje, waarbij de door hem gebruikte spelling is aangehouden als volgt:

"dan babbelde het korenveld met de lieve vogeltjes. Op een keer toen de moeder weer wegvloog om eten te zoeken kwam de boer langs het land. Hij vond dat het koren al mooi rijp was. Een paar weken later konden de jonge vogeltjes vliegen, maar ze bleven toch nog op het nest. Op een keer kwam de boer weer langs zijn land. Hij wou zijn koren maaien. Zijn arbeider en zijn zoon  waren ook bij hem. Toen de moeder thuiskwam , vertelden de jongen haar dat het koren werd gemaaid. Toen zei de moeder: " Dan moeten wij weg uit ons nest". Dat wilden de jonge vogeltjes niet graag. Maar er was niets aan te doen. Ze vlogen weg.
Wordt vervolgd "


Maar het werd niet vervolgd. Wel verscheen er een verhaaltje van de raaf en de spreeuw. Dat werd geschreven precies 21 jaar voor dat ik geboren werd, namelijk op 2 november 1921.

Van de raaf en de spreeuw
Er was eens een raaf en die had vreeselijken honger. Maar hij had niets om te eten. Nu dacht hij een poosje na. Daar wist hij iets. Hij ging achter een hoop aardappelloof zitten en wachtte toen tot er een muschje voorbij vloog. Dat duurde echter een hele poos. Maar eindelijk vloog er toch een muschje langs. Nu was de raaf blij. Hij vloog op het muschje toe, maar deze had hem al bemerkt. En die vloog heel gauw weg. Maar de raaf ging hem achterna. Eindelijk kon de raaf hem toch niet meer zien. Toen ging hij weer zitten. Maar toen duurde het wel een half uur voordat hij weer een muschje zag. Maar eindelijk kwam er een spreeuw aanvliegen. Deze ging hij ook na en de spreeuw had hem niet bemerkt. Die vloog ook bedaard. Eindelijk was hij er heel dicht bij. Nu had hij hem te pakken. Hij herkende hem dadelijk. Het was een heel booze spreeuw. Als hij eens niet een muschje te pakken kon krijgen lachte zij hem er hard voor uit. Dan werd hij heel kwaad. Maar daar stoorde zij zich niet aan. Maar nu had hij haar te pakken en nu lachte zij hem niet uit. Nu deed de raaf het. En die lachte nog veel harder als zij het deed. Want hij was blij. Hij ging er gauw mee naar zijn nest. De jongen waren natuurlijk ook blij. Dat ze de booze spreeuw hadden. Ze aten hem dan ook maar dadelijk op. O, wat piepte de spreeuw toen! Maar de raafjes lachten hem nu ook uit. En de oude raaf zelf ook. Maar nu moest de moeder weer vogeltjes vangen.
Einde

Op 3 november 1921 werd er al weer een verhaaltje in het schrift geschreven. Dat ging over een scheepje en dat bestond zelfs uit vier hoofdstukken.
Heel bekend in de familie werd het verhaal over Hektor, hun hond.

Hektor
Onze hond heet Hektor. Hij is bruin. Hij gaat haast altijd achter de katten aan. Dat willen we niet graag hebben. En als we hem dan weg willen jagen wil hij juist niet weg. En als hij dan niet wil laten we hem daar staan. En dan zit de kat in de boom. En dan zit hij daar heel lang.
Maar de kat gaat toch niet uit den boom. En dan gaat Hektor eindelijk weg. En dan gaat hij met ons naar het land. En in tusschen kruipen de katten gauw uit den boom. En kruipen op zolder. En als Hektor dan weer met Vader van het land komt weet hij dat de katten op zolder zijn. Dan begint hij heel hard te janken. Maar de katten gaan niet van den zolder af.
wordt vervolgd

Hektor
Hektor ligt onder de tafel. Er komt iemand binnen. Het is devries. Devries is postbode. En hij maakt wel eens een grapje met hem. Dat doet hij nu ook. Maar Hektor wil dat niet graag hebben. En op een keer had devries dat weer gedaan. Maar Hektor werd zo boos. En hij beet nu devries opeens in de knie. En devries zei; daar bijt hij mij in de knie.
Wordt vervolgd

Hektor
Toen Hektor nog klein was heette hij eerst Kastormaar. We hebben drie honden gehad maar we wilden niet zoveel honden hebben en daarom hebben we er twee van verkocht. Een aan rosie en een aan wieger. Maar die aan rosie (Roossien) is dood gegaan. En die van wieger is weer bij ons gekomen. Maar we hebben hem weer weggejaagd. En waar hij nu is weet ik ook niet meer. Maar hij is nu niet bij wieger. Dat weet ik vast wel. Want anders zag ik hem hier wel loopen. En ik zie hem er nooit mee loopen. Want wieger is scheepsjager. En als een scheepsjager een hond heeft neemt hij zijn hond haast altijd mee als hij dan aan 't scheeptrekken is. Ik zie hem haast nooit meer.
wordt vervolgd

Hektor
Een jeude wou Hektor koopen. Maar we hebben het niet gedaan.
wordt vervolgd

Hektor
We kunnen alles met Hektor doen. We pakken hem bij den staart. We pakken hem bij de achter pooten en voorpooten op. We hebben hem ook een keer in den zak gestopt. Niet in een kleine zak maar in een groote.
Wordt vervolgd

Hektor
Hektor heeft mooie oogen.