Dit verhaal gaat over de belevenissen van mijn vader tijdens de meidagen van 1940, waar hij betrokken was bij de strijd rond het vliegveld Valkenburg. Het meest dramatische daarbij was toen zijn eenheid in de nacht van de 10e op de 11e mei in de duinen bij Wassenaar overvallen werd door Duitse Fallschirmjäger. Vele kameraden sneuvelden daarbij. Hij heeft ons daar wel over verteld, maar er bleven ook veel vragen over. Nader onderzoek bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie bevestigde en completeerde zijn verhaal. Dat was mede dank zij de vele persoonlijek getuigenissen die wij in de ons ter hand gestelde archieven daar aantroffen.
Toen in de herfst van 1939 de internationale situatie verder verslechterde werd mijn vader gemobiliseerd en moest hij naar Sassenheim, dat in de nabijheid van het te verdedigen vliegveld Valkenburg lag.
Om zo goed mogelijk na te kunnen gaan binnen welke context de schaarse verhalen die mijn vader ons verteld heeft zich hebben afgespeeld en om deze zoveel mogelijk te kunnen aanvullen hebben wij ons met het Centraal Archief van het ministerie van Defensie in Kerkrade in verbinding gesteld. Dat was om na te gaan bij welk onderdeel hij precies gezeten heeft. Want zonder dat kun je niet gericht zoeken.
Na enige maanden kregen wij uitvoerige documentatie over het militaire leven van mijn vader. Daaronder was een controlelijst die voor echt gewaarmerkt was op 19 juli 1933. Daarin stond vermeld dat hij dienstplichtig soldaat was. Dat hij bij indiensttreding 1.78 m was. Dat zijn burgerlijke staat die van gehuwde was en dat er geen merkbare teekenen waren.
NB We nemen de teksten hier letterlijk over en dus ook in de spelling van die tijd. Dat geldt ook voor de hieronder gedeeltelijk overgenomen verslagen van ooggetuigen.
Verder kregen wij een uittreksel uit de registraties ten aanzien van Lambers Johannes. De belangrijkste informatie hieruit was dat hij was ingedeeld bij het 1e regiment Infanterie, E. Bataljon, E Compagnie. Ik herinner me dat hij dat wel eens gezegd heeft, dat hij van de 1e compagnie van het eerste bataljon van het eerste regiment infanterie was. Die compagnie omvatte vrijwel allemaal jongens uit het Noorden van het land, zoals we nog zullen zien.
Johannes Lambers heeft zijn dienstplicht vervuld van 19 juli 1933 tot 3 september 1933 en vervolgens van 9 september 1937 tot 26 september 1937. Dat waren dus maar zeer korte perioden, in welke hij nauwelijks tot een getraind militair kon worden gemaakt. Er wordt echter ook melding gemaakt dat hij van 31 augustus 1931 tot en met 18 juli 1933 verbonden is geweest bij de Vrijwillige Landstorm, laatstelijk bij het Landstormverband Assen. Als je je hiervoor aanmeldde dan kon je namelijk je gewone dienstperiode sterk bekorten.
Zoeken wij “Vrijwillige Landstorm” op dan vinden wij daar niet veel over de taak en opleiding. Volgens een broer van Mia, de latere vriendin van mijn vader, die ook bij de Vrijwillige Landstorm heeft gediend waren de meeste oefeningen ’s-avonds. Het hoeft dus niet te verwonderen dat in het dossier van mijn vader ook wordt gemeld: “Heeft gedurende zijn verbintenis bij de Vrijwillige Landstorm niet gediend bij een op voet van oorlog gebracht onderdeel van het leger.” De oefeningen tijdens de mobilisatie verliepen volgens de broer van Mia meestal nogal rommelig. De vraag of onze vader wel een voldoende geschoold militair was, toen hij op 29 augustus 1939 werd opgeroepen voor de mobilisatie, moet dus waarschijnlijk ontkennend beantwoord worden.
Het is opvallend dat dit tijdstip van mobilisatie lag voor de Duitse inval in Polen en dus ook voor de oorlogsverklaringen van Engeland en Frankrijk aan Duitsland. De Duitse inval in Polen begon namelijk op 1 september en de daarop volgende oorlogsverklaring dateert van 3 september. Zie verder http://mei1940.nl/Voor-de-oorlog/Mobilisatietietijd
De mobilisatie heeft dus ruim acht maanden geduurd. Voor mijn moeder was dat reden om de huur van het huis in Hoogezand, waar ze toen woonden, op te zeggen en haar intrek te nemen in een pension in Sassenheim, waar mijn vader ook kon verblijven. Samen met een buurvrouw die in de zelfde situatie verkeerde zijn ze toen naar Sassenheim gereisd.
Natuurlijk werden er tijdens de mobilisatieperiode militaire oefeningen gehouden. Voor de rest werd er wat lacherig over gedaan. Zo deden er allerlei moppen en spotprenten de ronde. De illusie was namelijk dat Nederland, net als tijdens de Eerste Wereldoorlog, ook dit maal wel de dans zou ontspringen. De regering van die tijd ging hier niet tegenin. De Mobilisatietijd, zoals die officieel heette, was daarmee de tijd van “Rats, kuch en bonen” en “Blonde Mientje heeft een hart van prikkeldraad, prikkeldraad”. In mijn eigen militaire diensttijd werden die liedjes trouwens nog steeds gezongen.
Er was tijdens die mobilisatioetijd natuurlijk genoeg tijd voor ontspanning. Zo kreeg ik dank zij een reactie op mijn website een foto opgestuurd van een groepje dienstplichtigen die zich tijdens een ogenschijnlijk zonnige dag vermeiden op de naar buiten gesleepte strobalen, die ’s nachts in de bollenschuur van de firma Baartman & Koning lagen. Die firma bestaat nog steeds heb ik kunnen constateren. Alleen de bollenschuur is weg. Er zou nu een appartementencomplex staan.
Boven, vermoedelijk de diensplichtigen van 1e cie van het 1e bataljon van het 1e regiment infanterie.
Rechts , het belangrijkste wapen van deze compagnie
Bij het NIMH
Met de gegevens die wij van onze vader toegezonden gekregen hadden hebben wij ons gemeld bij het Nationaal Instituut voor Militaire Historie, het NIMH, in Den Haag, gevestigd op de Alexanderkazerne aan de Burchtlaan, vlak bij het bekende Bronovoziekenhuis. Hier kregen we op vertoon van onze id.’s een toegangscode en konden we ons naar de studiezaal van NIMH gebouw 133 begeven.
Daar kregen we van een zeer behulpzame medewerker, die we telefonisch van onze komst op de hoogte hadden gesteld, een groot aantal dossierdozen die betrekking hadden op de gevechtsverslagen van het 1e Regiment Infanterie. Het 1e Regiment was namelijk direct betrokken bij de beveiliging en verdediging van het vliegveld Valkenburg, een van de drie vliegvelden rond de residentie Den Haag. De andere twee waren Ypenburg en Ockenburg. Het ging in totaal om 26 dossiers.
We hadden ons voorbereid op een urenlang zoeken, maar dat viel mee. Heel veel dossiers hadden betrekking op andere onderdelen dan de eerste compagnie. Op een gegeven moment werden we zelfs wat pessimistisch of we wel iets van onze gading zouden vinden. Maar toen stootten we op een dossier met verslagen van leden van de eerste compagnie. Nu werd het spannend. Zouden de schaarse en summiere verhalen van mijn Pa overeenstemmen met de min of meer officiële versie van wat er op die 11e mei gebeurd is?
Hieronder geef ik de weergave der gebeurtenissen zoals we ze in de verslagen zijn tegen gekomen en zal die dan waar mogelijk proberen inpassen in wat we over die dramatische paar meidagen in 1940 van onze ouders en van de latere levensgezel van mijn vader, Mia, hebben gehoord.
Verder heb ik me gedocumenteerd met het boek “De strijd op Nederlandse bodem” en met de website “mei1940.nl”. Ook Wikipedia heb ik uitvoerig geconsulteerd. Op de website mei1940.nl bleek trouwens ook veel te staan wat wij uit de verslagen bij het NIMH hadden opgediept. Ik heb onnodig een aantal verslagen vanaf een bij het NIMH gemaakte kopie overgetypt.
Hieronder volgt nu eerst het relaas van mijn vader over wat hem in die eerste dagen tot zijn gevangenneming is overkomen. Daarna zal ik dat koppelen aan de documentatie die ik uit de genoemde bronnen heb verkregen.
Maar eerste ter algemene oriëntatie. De opdracht voor het Eerste Regiment Infanterie was om de verdediging van het vliegveld Valkenburg tegen de Duitsers op zich te nemen.
Overigens lag het onderdeel van mijn vader niet bij het vliegveld zelf. Voor zover uit de verslagen blijkt moesten ze zich van hun mobilisatiebestemming Sassenheim eerst naar Rijnsburg begeven, dat overigens wel in de directe omgeving van het vliegveld Valkenburg lag.
Daarbij heeft zich waarschijnlijk het schietincident voorgedaan waarover mijn vader verteld heeft. Later vertelde mijn moeder dat ze met een groep in een bus ergens heen reden en dat toen een of andere oelewapper aan zijn geweer begon te morrelen. Daarbij was toen plotseling een schot afgegaan. De kogel scheerde rakelings langs het hoofd van mijn vader die net voor deze oelewapper zat. Het zou wel erg triest geweest zijn als hij al het loodje had gelegd voor er ook maar een Duitser in de buurt was geweest. En voor ons kinderen ook natuurlijk, want dan had ik nooit het levenslicht aanschouwd.
Verder heeft hij het over een kalkzandsteenfabriek gehad. Dat kan goed kloppen, want die komt in verschillende verslagen voor, omdat daar behoorlijk is gevochten.
Die eerste dag zijn ze ook nog aangevallen door een Duits vliegtuig, waarbij negen man van zijn compagnie zijn omgekomen. Daar heb ik hem nooit over gehoord. Misschien is dat wel een te traumatische ervaring geweest.
Waar hij wel expliciet over verteld heeft was wat er zich de volgende nacht in de duinen heeft afgespeeld. Daar werden ze volledig verrast door Fallschirmjäger of lieden van de luchtlandingstroepen. Toen mijn vader volgens zeggen in zijn schuttersputje ( volgens de verslagen lagen ze daar gewoon te rusten; er was helemaal geen tijd geweest voor het graven van schuttersputjes en waren ze daar toen ook veel te moe voor geweest, red.) , wilde opstaan en zijn machinegeweer in gereedheid wilde brengen stonden er al een stuk of wat van die gasten met hun Mausers, dat zijn machinepistolen, om hem heen. De held spelen had geen zin en de hele club ging in gevangenschap. Van hem kregen we de indruk dat er nauwelijks verzet was geboden en dat het al met al een nogal beschamende en knullige vertoning was geweest. Het was volgens hem maar een bij elkaar geraapt zooitje en de uitrusting was oud en aftands; eigenlijk een schandaal in de ogen van mijn vader.
Overigens had hij helemaal geen hekel aan de dienst. Hij vond het wel een grappige tijd, waarin tijd voor veel lol was. Hij heeft het tegenover Mia ook wel eens over een kameraad van hem tijdens die dienstperiode gehad. Dat was ene Janos, die uit Limburg afkomstig was. (De meeste jongens uit zijn onderdeel kwamen echter uit het Noorden). Die kameraad noemde mijn vader net als hemzelf ook “Janus” en had hem bij het begin van de aanval toegevoegd “Laat je niet kapotschieten”
Dat schandaal betrof ook het verhaal van mijn vader over het optreden van zijn compagnieskapitein. Dat speelde zich in die zelfde nacht af. Ze hadden die nacht ergens in de duinen bij de Wassenaarseslag gelegen, toen ze lawaai om zich heen hoorden. Maar omdat het nog donker was konden ze niets zien. De kapitein ging toen hoogst persoonlijk op onderzoek uit. Het was wel een aardige kapitein volgens mijn vader, (maar kennelijk een beetje van het type uit Dad’s Army). Hij liep een eindje de donkere duinen in en riep toen de volgende gevleugelde woorden: ”Is daar iemand?”. Er kwam geen antwoord en daaruit concludeerde deze kapitein dat de kust nog veilig was. Maar de Duitsers zaten daar dus wel en een poosje later werden ze in hun schuttersputjes volledig verrast en krijgsgevangen genomen.
Dat is zo’n beetje alles was we van onze vader over die eerste dagen van de oorlog tot zijn krijgsgevangenschap gehoord hebben.
Het klopt op zich wel ongeveer, maar het is natuurlijk lang niet het hele verhaal. Om daar achter te komen volgen we de verrichtingen van de eerste compagnie vanaf het moment van de alarmering op basis van de genoemde documentatie bij het NIMH.
De allereerste alarmering was al om 3.00 uur ’s-nachts geweest. De opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten, generaal Winkelman had aan alle troepen voor de strategische beveiliging met ingang van 10 mei 03.00 de hoogste staat van paraatheid bevolen. Kortom, de Duitse aanval kwam allesbehalve als een verrassing. In ieder geval niet voor de hogere legerleiding. Vele militairen lagen toen al in stelling Vandaar dat er vanaf de eerste grensoverschrijdingen ook al gevochten werd.
Maar dat gold niet voor alle troepen. Zo kwam de eerste compagnie van het eerste bataljon van het eerste Regiment Infanterie, dat van mijn vader dus, pas in beweging toen rond vijf uur (of eerder) die ochtend de ochtendstilte verscheurd werd door vliegtuiggeronk en van ver klinkend gedreun. Toen werd er al geschoten.
Onderstaand volgen we het relaas van verschillende getuigen over de dramatische gebeurtenissen tijdens deze eerste dagen van de inval. Daaruit komen we uiteraard meerdere malen de zelfde feiten tegen, wat de waarheidsvinding natuurlijk ten goede komt.
Allereerst volgen we het relaas van sergeant Boersma, dat we in een van de dossiermappen van het NIMH aantroffen.
“Vrijdagmorgen 10 mei 1940
“Veel vroeger dan gewoonlijk werd ik wakker door het trillen der ruiten en luid gestommel, dat eerst vaag tot me doordrong in het huis, waar ik was ingekwartierd, tegenover de bollenschuur aan de Hoofdstraat in Sassenheim, alwaar 1-I-R.I. gelegerd was en waar ik diende als onderofficier. De deur van m’n slaapkamer werd opengerukt en een zoon van de hospita riep: “Sergeant, ’t is oorlog!” Waalhaven is gebombardeerd. Hij was meteen weer weg en zoo ik nog niet klaar wakker was , werd ik het wel door vliegtuigen geronk en een dof aanhoudend gedreun. Toen ik aangekleed was, ging ik naar beneden; een blik naar buiten overtuigde me inderdaad dat er iets gaande was: ’t was abnormaal drukke in het vroege ochtend uur. Menschen stonden in groepjes bij elkaar en op de compagnie was het een en al beweging.
Kapitein Bergmans, onze C.C. (compagnies commandant, red) kwam hard aanfietsen en al veel jongens zag ik reeds met de helm op loopen. Tijd om te eten gunde ik me niet, ik had er geen trek in ook. Ik ging meteen naar de O.O. kamers (onderofficiers, red) , waar m’n kameraden druk bezig waren hun uitrusting in elkaar te zetten en goederen inpakten Ik volgde hun voorbeeld zonder iets te zeggen. Er werd door niemand wat gezegd. We aanvaarden het stilzwijgend, hetgeen blijkbaar door de radio reeds was afgekondigd. Nederland was in oorlog met Duitschland en had tot bondgenoot: Engeland, Frankrijk en België. Niemand had eenig idee waar we heen gingen of wat onze bestemming was.
Toen we sectiegewijs op het terreintje voor de bollenschuur, ’t was intusschen half zes , stonden aangetreden en munitie ontvingen, vlogen reeds Duitsche vliegtuigen hoog over ons heen. Op één sectie na, ging onze hele tirailleur compie even later ten aanschouwe van vele burgers, wie was nog niet op, in luxe auto’s en taxi’s in richting Leiden.
Ik had nog een kans mijn huisgenoten de hand te drukken, die me ook nog wat boterhammen toestopten en zat met nog twee soldaten en een korporaal in één van de taxi’s, die met nog geen vijftig meter afstand achter elkaar in een lange rij door Oegstgeest nabij het viaduct rechtsaf sloeg. De wegen waren gedeeltelijk versperd, d.w.z. de breede betonnen rijksweg en met militaire politie bezet. We trokken op Rijnsburg aan, waar de file halt hield en wij uitstapten. (Rijnsburg ligt 9,5 km van Sassenheim, red)
Bijna gelijktijdig met ons kwamen nog voor een groot deel de M.C., 2e en 3e Cie van R.I. aan.
(M.C. staat voor Mitrailleurcompagnie, red)”
Het moet allemaal erg angstaanjagend zijn geweest. Het is jammer dat ik er geen geluidsopnamen van heb kunnen vinden. Misschien zijn die bij het Oorlogsmuseum in Overloon te vinden. Vervolgens troffen wij een getuigenverslag van een burger van Valkenburg dat er niet om liegt. Dat was van Jac. V.d. Zwart, wonende Middenweg 18 te Valkenburg.
“Het was vroeg in de morgen van de 10e mei omstreeks half vier dat de inwoners van Valkenburg door vliegtuiggeronk werden opgeschrikt. Al dadelijk vond er een hevig luchtgevecht plaats. Dit deed vele inwoners uit het bed naar buiten vluchten. Ook ik was met mijn gezin bij die velen. Op straat zagen wij de vliegtuigen over het dorp en de polder vliegen. Te ruim 4 uur kwamen 3 Duitse bommenwerpers uit de richting Rotterdam naar het vliegveld gevlogen. De eerste liet in schuine richting naar de hangars vliegende, 3 bommen vallen welke vlakbij en tegen de hangars ontploften. Dat ging gepaard met hevige knallen en zware rookwolken. Hierna volgde de tweede bommenwerper, welke twee bommen liet vallen die iets verder van de hangars afvielen, dit ging met hetzelfde geweld gepaard en gaf dezelfde rookwolken te zien. Kort daarop volgde nummer drie, die weer drie bommen liet vallen, welke weer iets verder van de hangars terechtkwamen, weer iets in de richting van Katwijk. Dit gebeuren verwekte een angstige stemming onder de mensen in het dorp. Door de luchtdruk waren de ruiten van de woning van Jan Postmus stukgegaan. Vervolgens kwamen er een groot aantal vliegtuigen, die valschermspringers uitlieten. De indruk die ik op het eerste gezicht hier van had was, dat ik dacht aan grote pamfletten die naar omlaag geworpen werden. Maar dit duurde niet lang. Want wat ik eerst als pamflet had aangezien, ontvouwde zich weldra als een parachute. Binnen enkele minuten zag men een groot aantal van deze parachutes in de lucht zweven, het meest boven het vliegveld, terwijl men tevens een sterk mitrailleurvuur vernam, komende van de Hollandse militairen die op het vliegveld lagen. Daardoor werden velen parachutespringers naar omlaag geschoten. Vanaf het Haagsche Schouw tot aan de hangars zag men parachutisten dalen. Hierna volgden een groot aantal transportvliegtuigen die tevens door het mitrailleurvuur der Hollanders bestookt werden. Er waren naar mijn schatting wel 40 zware vliegtuigen, die de Duitsers naast elkander op het vliegveld neerzetten. Daaruit kwamen de zwaar bewapende manschappen, die zich over de gehele polder verspreidden en ook het dorp aandrongen. De Hollandse soldaten waren al spoedig overmeesterd daar deze ver in de minderheid waren. …………………………
Om ongeveer 11 uur [*1] begon de Hollandse artillerie vanaf de Wassenaarse duinen de vliegtuigen, die op het vliegveld stonden te beschieten. Vanuit mijn zolderraam kon ik dit prachtig gadeslaan. Ze schoten zo fijn, dat elk schot precies onder een vliegtuig terechtkwam. Dit gaf eerst een stofwolk, daarna een grote vlam, hetgeen gevolgd werd door een dikke rookzuil. Zo stonden er in een ogenblik tijd 9 vliegtuigen in de brand. Naar mijn schatting zijn er toen nog 25 vernietigd. Het was ongeveer 1 uur, toen we zouden gaan eten. Op dit ogenblik kwam de gemeenteveldwachter E. Rous zeggen, dat alle mannelijke personen boven de 15 jaar zich naar de garage van S.M. Poot moesten begeven, waarbij hij mij tevens verzocht een gedeelte van het dorp voor deze aanzegging voor mijn rekening te willen nemen. Hieraan heb ik dadelijk gevolg gegeven. Ik begon hierbij bij de Lange Commandeursteeg en zo verder langs de straatweg. Toen ik bij de Laan van Welgelegen genaderd was, mocht ik van 2 Duitsers niet meer verder gaan, ook werden alle manschappen die daar voorbij kwamen opgehouden, totdat zij van de bij de 'Punt' staande wacht toestemming hadden ontvangen de mensen verder te laten gaan. Zo kwamen we eindelijk in de garage van S.M. Poot. Daar kwamen onder Duitse bewaking ongeveer 190 burgers en 200 Hollandse krijgsgevangenen.
Ik kan me heel goed de gemoedstoestand voorstellen waarin mijn vader zich toen bevonden zal hebben voorstellen. Tijdens mijn eigen militaire dienstperiode hebben we wel eens alarmoefeningen gehad. Dan schrok je in het holst van de nacht ineens wakker van schrille wachtmeestersfluitjes en moest je halsoverkop je nest uit. Het gehannes met je uitrusting, met al die riempjes, gespjes, die je in je zenuwen niet snel genoeg weet te bevestigen.
Dat overkwam mijn vader dus ook. Maar hij kreeg op het bijeengeroepen appel scherpe munitie uitgereikt en geen losse flodders zoals wij. Dan weet je dat het menens wordt en dat je in levensgevaar zult komen te verkeren. Want die moffen schieten met het zelfde spul op jou als ze de kans krijgen. Dat er tijdens de rit naar Rijnsburg in die bus toen een schot is afgegaan is dan ook wel verklaarbaar. Het zullen puur de zenuwen van die “oelewapper” zijn geweest.
Mijn vader bevond zich dus in Sassenheim en zijn onderdeel was niet rechtstreeks betrokken bij de verdediging van het vliegveld. Hij werd dus ook niet bij de overweldiging van het vliegveld gevangen genomen en in een van de hangars door de Duitsers gevangen gezet. Waarbij de gevangenen later de volle laag kregen toen de Nederlandse artillerie in de loop van de ochtend het vliegveld begon te beschieten en daar alle geparkeerde Duitse transportvliegtuigen vernietigde, die vanwege de drassige ondergrond niet meer hadden kunnen opstijgen.
Dat was een flinke misrekening van de moffen gebleken. Een gevolg van een strategische Fehler van de Duitse inlichtingendienst. Het vliegveld Valkenburg was namelijk nog niet gedraineerd. Je kon er weliswaar landen, maar daarbij zakten de wielen zo ver weg dat de vliegtuigen niet meer konden opstijgen. De Duitsers konden hun volgende contingenten daardoor niet meer kwijt op het vliegveld en moesten dus maar ergens anders zien te landen. Dat gebeurde soms op de autoweg, maar ook op het strand. Het gevolg was dat de Duitsers erg verspreid neerkwamen, wat sterk heeft bijgedragen aan de verwarring die er die de eerste twee dagen rond het vliegveld heerste. Het verhaal van die kapitein die riep of “daar iemand was” is dan ook niet zo vreemd en de overval in de duinen past in dit geheel. Het verhaal van die overval wordt trouwens uitvoerig gedocumenteerd. Onder andere door Pa’s compagniescommandant, kapitein Bergmans. Dat zou dus de zelfde geweest moeten zijn als die in de duinen roepende kapitein van “Is daar iemand?”.
Op pagina 194 van “Mei 1940, De strijd op Nederlands grondgebied” is te lezen dat in korte tijd het gebied rond Den Haag één verward strijdtoneel was geworden. Dit was vooral veroorzaakt doordat vele Duitse troepen op niet voorziene plaatsen her en der verspreid waren neergekomen en door de verwarring bij de Nederlandse verdedigers en het demoraliserende effect van vooral de bombardementen op de vliegveld en het verrassingselement van de hele overval.
Van mijn vader heb ik dus begrepen dat het maar een beschamende vertoning was geweest met dat leger van ons. Na vijf dagen hadden we het al op moeten geven. Dat het leger in bedroevende staat zou zijn geweest en dat onze soldaten na een zeer lange tijd van vrede ook geen partij waren voor de goed geoefende Duitsers. Dat was wat mijn vader er over verteld heeft en wat hem zelf is overkomen bevestigde dat beeld weliswaar, maar het is toch behoorlijk bezijden de waarheid.
De prestaties van ons leger vormden allerminst een beschamende vertoning. Er is op vele plaatsen hevig en succesvol verzet geboden. In heel Nederland zijn zelfs meer Duitsers omgekomen dan Nederlanders, ondanks dat de Duitsers veel beter bewapend waren en het voordeel hadden van de verrassingsaanval.
Dat laatste was vooral het geval bij de luchtlandingen rondom de vliegvelden in de buurt van Den Haag. Het doel daarvan was om de regering en het koninklijk huis gevangen te nemen en daarmee een snelle overgave te bewerkstelligen. Daartoe werden in het holst van de nacht, zonder oorlogsverklaring vooraf, duizenden parachutisten gedropt in de buurt van de bij Den Haag gelegen vliegvelden Ypenburg, Valkenburg en Ockenburg. De Duitsers waren met hun vliegtuigen eerst doorgevlogen tot boven de Noordzee en waren toen als het ware teruggekeerd, waardoor de Nederlanders aanvankelijk niet wisten met wie ze te doen hadden. Het konden ook Engelse vliegtuigen zijn. Er was dus eerst veel verwarring, maar dat duurde niet zo erg lang.
Hieronder nu het verslag van sergeant Dijkhoff, die ons melding doet van de krijgsverrichtingen van de 1e compagnie, de compagnie van mijn vader, op de eerste dag.
Sergeant Dijkhof ( SC2-1-I-1R.I.);
Toen de vliegtuigen weg waren zijn we verder gegaan op de weg van Rijnsburg naar Katwijk, totdat we bij een brug over de Oude Rijn kwamen. Deze brug kon niet overschreden worden door het vuur van de Duitsers die aan de overzijde lagen. Ik liet mijn sectie in stelling komen en het schieten beantwoorden. Een motorschip dat over de rivier aankwam, wilde ik laten stoppen om het dwars over het water te leggen en als overgangsmiddel te gebruiken. Het voer echter door. Ik heb er een korporaal op laten vuren, maar dit had geen resultaat. Majoor Le Roi kwam bij me en vroeg wat ik hier deed. Hij stond rechtop, doch onmiddellijk sloeg een bundel vlak naast hem in, waarna hij zich snel dekte. Voor de brug lag ook een luitenant met enige rekruten. De luitenant was aan het hoofd, gewond. Ik heb een van mijn mensen een noodverband laten aanleggen en hem daarna laten afvoeren. Plotseling kwam iemand in Nederlands uniform ongewapend naderbij. Ik ben uit stelling gekomen en een eindje naar voren gegaan. De man vertelde mij dat hij krijgsgevangene was en van de Duitsers het bericht moest brengen, dat we ons moesten overgeven. Ik heb hem toegeroepen tegen de Duitsers te zeggen, dat zij konden barsten. Voorts vroeg ik hoe sterk de Duitsers bij de brug waren' Hij gaf voor de vijand onzichtbaar, tekens met zijn handen, waaruit ik concludeerde dat er 15 man moesten zitten . .
Luitenant Guyt kreeg omstreeks 10.00 uur, bij afwezigheid van zijn C.C., van kapt. Bergmans de opdracht zich via de Zandlaanbrug naar Katwijk a/d de Rijn te begeven en verband op te nemen met majoor Cramer (C.-II-4R.I.). Daarop gaf Lt. Guyt sgt. Koopmans de opdracht om de Oude Rijn ter hoogte van het Seminarium over te steken. Deze opdracht mislukte. Kapt. Bergmans gaf opnieuw de opdracht om de Zandlaanbrug te nemen en omstreeks 12.00 uur kon de brug onder dekking van een burgerauto overschreden worden. Op dat moment werd de sectie beschoten vanuit de kalkzandsteenfabriek en door troepen van 4R.I. vanuit de tuin van het Seminarium. Ook werd op dat moment de hierboven genoemde fabriek ongeveer 3 minuten door III-2R.A. onder vuur genomen. Nadat de indringers Katwijk aan de Rijn onder de toenemende Nederlandse druk hadden ontruimd, trokken zij, onder achterlating van gewonden en gesneuvelden, terug in de richting van Valkenburg, waarbij zij echter de steenfabriek tussen dit dorp en Katwijk aan den Rijn bezet hielden. Na de beschieting en de herovering van de kalkzandsteenfabriek kreeg Lt. Guyt contact met Lt de Jong (S.C.2-3-II-4R.I.) en nam deel aan de eerste aanval op het dorp.
Dit deel van het verslag is relevant omdat mijn vader het ook had over een kalkzandsteenfabriek en dat kan alleen maar deze geweest zijn. Maar ik kan mij niet herinneren dat hij daar details bij verteld heeft. Maar hoe lang is het ook niet geleden dat hij ons daar iets over verteld heeft? Daarom is het goed dat er bij het NIMH schriftelijke verslagen van het gebeurde bewaard worden.
Uit een ander verslag wordt melding gemaakt van de beschieting van de colonne met de 1e compagnie door een Duits vliegtuig tijdens de tocht van Sassenheim naar Rijnsburg
1-I-1R.I. kwam omstreeks 10.00 uur in Rijnsburg aan en alwaar kapitein Bergmans (C.-1-I-1R.I.) vernam van kapt. Tonnet (C.instr. Bat. 7 veld) dat eigen depottroepen in gevecht waren bij de Rijnbrug aan de Zandlaan. Aangezien hij geen aanwijzingen had ontvangen omtrent de taak zijner compagnie na aankomst te Rijnsburg, en de Bataljons Commandant, majoor la Roi, nog niet aldaar was aangekomen, besloot hij twee sectiën voorlopig een opstelling te laten innemen aan de zuidwestrand van het dorp ter weerszijden van de weg naar Katwijk aan den Rijn, en de 1e sectie daarachter in reserve te houden. De colonne van 1-I-1 RI werd tijdens de verplaatsing van dit bataljon naar Rijnsburg, op de Valkenburgseweg bij Oegstgeest door een Duits vliegtuig gemitrailleerd. Als gevolg hiervan kwamen om het leven (allen van 1-I-1 RI): de dienstplichtige soldaten: Hendrik Boer, Franciscus Eikens, Anne van Oosten, Meint Albertus Engels, Heine Andries de Jong, Geert Klaassens, Hendrik Niemeijer, dpl ser Jan Gerrit Rueb. Voorts kpl Petrus Franciscus Bierman van MC-I-1 RI.
En dan het verslag van Sgt in opleiding Sakkers van 1-I-1R.I:
Op 10 Mei 1940 te ± 6.30 werden wij - althans mijn compagnie - Van Sassenheim per auto naar Rijnsburg vervoerd. In Rijnsburg hebben wij lange tijd vertoefd. Daarna kreeg ik de opdracht in mijn sectie op te rukken langs een smalle weg in de richting van het dorp Valkenburg. Ik liep vrij vooraan en achter mij liep een sergeant die in opleiding was voor reserve-officier, welke, toen wij in de omgeving van de Pannefabriek kwamen, doodgeschoten werd door vuur dat van de overkant van de Rijn afgegeven werd. Ik ging met mijn groep langs een schoorsteen van de fabriek naar de kalkoven van de fabriek en zijn naar boven geklommen. een korporaal van Droge is met een gedeelte van een andere groep totaal 4 man linksom gegaan en een woning binnengegaan, welke in de nabijheid van de Pannenfabriek stond. Uit de oven ontwaarde ik aan de overkant vier Duitsers met een zware mitrailleur. Wij hebben ze niet onder vuur genomen, maar wel constateerde ik, dat de korporaal dit deed. Ik zag twee Duitsers wegvluchten, van de andere twee en het wapen heb ik niets meer gezien. ( De Sgt in opleiding was M. Sakkers. FO),
Noot Het is merkwaardig dat in dit verslag geen melding wordt gemaakt van de beschieting door een Duits vliegtuig dat de compagnie te verduren kreeg. Het kan zijn dat het hier om een andere sectie van de compagnie ging. Deze bestond ten slotte organiek uit 160 man. Het is dan ook niet duidelijk bij welke sectie Pa behoorde. Mogelijk is deze beschieting hem dus bespaard gebleven.
De algemene toestand aan het einde van de eerste dag
Alle drie de vliegvelden die de Duitsers in eerste instantie in handen hadden gekregen (Ypenburg, Valkenburg en Ockenburg), hebben zij de eerste dag reeds al weer moeten prijsgeven. De batterijen en pelotons luchtafweer hebben in de omgeving van Rotterdam en Den Haag niet minder dan 69 Duitse vliegtuigen neergeschoten. De omgeving van de residentie leek op veel plaatsen op een vliegtuigkerkhof.
In de avond van de 10e mei lagen ongeveer 200 transportvliegtuigen verbrand of vleugellam in de Vesting Holland. De vijand was samengedrongen op een aantal plaatsen die, op de autoweg Delft-Rotterdam na, geen enkele militaire betekenis meer hadden. De herovering van de vliegvelden op de Duitsers zou een unicum blijven in de tweede wereldoorlog. Ruim 1600 krijgsgevangenen vielen in Nederlandse handen. Voorts grote hoeveelheden oorlogsmateriaal waarbij veel wapens en munitie. Van deze krijgsbuit hebben Nederlandse rekruten dankbaar gebruik gemaakt. Vele van de slecht uitgeruste depotcompagnieën hebben er hun bewapening mee kunnen moderniseren. En wat het vliegveld Valkenburg betreft, al op de avond van de eerste dag werd dit heroverd. Het doel van de Duitsers: de inname van Den Haag was faliekant mislukt. Verder had het hen meer dan 300 vliegtuigen gekost, een derde van hun aanvalsmacht.
Dat hiermee geen geflatteerd beeld van de toestand werd gegeven blijkt uit het om 20.30 uur verzonden bericht van de commandant van de 2e Duitse luchtvloot, Kesselring:
"Luchtlandingen op de plaatsen Katwijk, Kijkduin en Ypenburg zijn blijkbaar door sterke grond- en luchtafweer van de tegenstander grotendeels mislukt. Van de gevechtseskaders voor bijzondere opdrachten (Kgr z.b.V.) 9, 11, 12 en I/KGr. 172 is op geringe restanten na niets teruggekeerd."
Het eigen hoofdkwartier was optimistisch gestemd over het verloop van deze dag. Op last van de opperbevelhebber deed kolonel Kraak een dagorder van de koningin naar zijn divisie uitgaan.
De overval in de duinen in nacht van 10 op 11 mei 1940
Het einde van die eerste dag betekende voor het eerste bataljon niet dat er nu gerust kon worden. Er kwam namelijk een order dat men zich diende te verplaatsen naar de duinen bij Wassenaarseslag. Dat was nodig omdat zich daar Duitse eenheden bevonden die dienden te worden geneutraliseerd. De regimentscommandant, overste Buurman, had het 1e bataljon opgedragen om bij het aanbreken van de dag op te rukken tot 500 m zuid van de Wassenaarse Slag en daar de eventueel nodige aanval op de vijand bij de Wassenaarse Slag bij het aanbreken van de 11e mei in te zetten.
We volgen nu de twee verslagen die handelen over die overval, waaronder als laatste het verslag van de compagniescommandant van mijn vader, kapitein Bergmans.
Hierin komt het verhaal van mijn vader over die roepende kapitein niet terug. Maar wel wordt uitvoerig de overval in de duinen beschreven. Zoals in het verslag van de sergeant Boersma, in de NIMH - archieven.
“In het donker ’s-nachts 12 uur marcheerde een gehavend Bataljon over den weg via Katwijk Binnen, waar een zware kruitdamp hing, veel beschadigde huizen, maar geen levend wezen te bespeuren was, op in de richting Zuidwestwaartsch de duinen in. Na een lange, moeizame, vaak onderbroken tocht, door het vele halthouden tengevolge van het vastrijden der meegevoerde auto’s en wagens in de duinpaden, kwamen we circa drie uur aan in een duinpan nabij de Wassenaarse Slag. Een oververmoeid Bataljon zocht hier een bivak en hoe nu precies de opstelling was, is me nog niet bekend, alleen wat in mijn onmiddellijke omgeving gebeurde geef ik weer. Ik zag enkele verpleging- en staf officieren met den Commandant verdere toegevoegden. En enkele soldaten, na veel moeite heen en en weer geloop en gepraat. ’t klonk alles zoo lawaaierig in den stillen nacht, in een aldaar leegstaand huisje trekken. Het geblaf van een achtergelaten , vastgebonden hond, vergrootte het rumoer. Ik ging met nog een groepje naast het huisje onder den boom liggen en sliep weldra, met nog een sergeant onder een deken met de uitrusting om, het geweer naast me . Na een half uur vermoed ik, lag het geheele Bataljon in diepe rust.
Het is geen strelende herinnering wat zich hierna heeft afgespeeld, en het gebeuren is m.i. door geen enkele reden goed te praten. We werden onverwachts opgeschrikt door heftig gevuur en geratel van alle kanten, het leek wel of de hel over ons losbrak en een zee van vuur vanaf de zeekant over ons heen kwam. De deuren van het huisje braken los, ruiten werden ingeslagen en kapotgeschoten. Er klonken kreten en schoten door elkaar. In de schemering ontstond een paniek onder de onzen, die tengevolge had het wilde vluchten, door een paar begonnen en door allen gevolgd, waardoorheen het geknal der geweren en het geratel der mitrailleurs. Ik zag den Majoor achter een duinenrij stuiven en daar dekking zoeken en vloog er ook heen. Paarden waren geraakt en ,lagen trappend voor een goederenwagen, zoodat deze ook niet meer kon ontkomen. Aan tegenstand scheen niemand meer te denken. Uitgezonderd enkelen in wiens nabijheid ik me toevallig bevond. Het waren sergeant Stellingwerf van de Staf, nog een paar onderofficieren en drie soldaten, meer zag ik niet in mijn nabijheid.
Dan lag er nog de majoor die opstond en door zijn roepen: “Niet vuren, staak het vuren! Het zijn eigen troepen!”en arm bewegingen maken den toestand niet bleek te overzien. Duidelijk zag ik drie Duitschers op ons aankomen en wij moesten er aan gelooven. Onze kracht was geheel gebroken door de wilde vlucht en verbouwereerdheid, die zich meester over ons had gemaakt. Ik wilde nog vuren, maar beperkte te laat, dat mijn geweer weigerde, de patroonhouder was gebroken. Ook dat nog. Granaten suisden over ons heen. Stellingwerf kon, dat zag ik, een Duitscher treffen, maar viel een moment daarna zelf. Toen de Majoor zich oprichtte om te vuren was het te laat en was onze Commandant gesneuveld, voor hij een schot gelost had. Onder het achtervolgend vuur der duitschers kon ik mij voorlopig veilig stellen in het achter gelegen bosch; nog een keer werd er op me gevuurd, toen ik over een afrastering moest klimmen om in het bos te komen, daarna was alles stil. Intussen was het licht geworden en had ik den weg gevonden naar Wassenaar, door een strook tusschengelegen bouwland.
Dan hier het verslag van c.c. kapitein Bergmans.
Gevechtsberichten van 10 t/m 11 mei 1940 Afkomstig van IIIe Divisie, 1e regiment, 1e bataljon, 1e compagnie
Opgemaakt door kapitein Mr. R. Bergmans
1e bevel ontvangen ( waar: cp.-1-1-1 R.I te Sassenheimn 10 mei 1940, 7.00
Van B.C. (c-1-1 R.I.)
Opdracht: Om met 1-1-1- R.I. ten spoedigste met gevorderde auto’s naar Rijnsburg te vertrekken en verbinding te zoeken met C- 4 R.I.
½ S. zou in Sassenheim achterblijven ter bezetting van de spoorbaan Leiden-Amsterdam, kunstweg Sassenheim-Oegstgeest.
Uitvoering: Bij aankomst te Rijnsburg werd mij door burgers meegedeeld dat op het vliegveld bij Valkenburg vij. Bommenwerpers waren geland. Parachutisten zouden het vliegveld en het boschperceel bij het Seminarium ( vt.28-67) hebben bezet. Depottroepenwaren bij den brug ten Z. van HET ZAND in gevecht en sloten de Zandlaan af.
Door mij is opdracht gegeven dat s Sn de Z.W. rand ter wederzijde van de kunstweg van Rijnsburg in Z.WE. ri. (vt 29-66) zouden beveiligen. Eén S. is te Rijnsburg in reserve gehouden. C.-4 R.I. bleek niet te Rijnsburg aanwezig. Direct daarna werd door de depottroepen versterking gevraagd voor de brug ten Z.W. van HET ZAND. De reserve is daarop door mij ter versterking gezonden (1/2 S, die niet direct met de gevorderde auto’s kon worden vervoerd, was op dat tijdstip nog niet te Rijnsburg aangekomen.)
Te gelijkertijd arriveerde 3-I-1-R.I. ( de 3e compagnie dus , red) te Rijnsburg. C.-3-I-1 R.I. heb ik opgedragen den kunstweg loopende in N. ri. van de Zandlaan tot het Oegstgeesterkanaal te bezetten om den vij. het oprukken in O. Ri. Naar Rijnburg te beletten.
Te plm. 9.00 uur arriveerde 2-I-1-R.I. te Rijnsburg welke Comp. Door mij als reserve te Rijnsburg werd gelaten. Te 9.30 kwam C.-I-I R.I. met de M.C.-I-I R.I. te Rijnsburg. C.-I-I R.IO. heb ik met de situatie op de hoogte gesteld.
(M.C. staat waarschijnlijk voor Mitrailleurs, waartoe onze vader mogelijk behoord heeft, want hij was mitraillist)
Van C.-1-1 R.I ontving ik opdracht om met de 2 Sn van 1-1-1- R.I die den Z.W. rand van Rijnsburg beveiligde, + één S.-M.C.-I-i R.I. de O.Rijnoever te bezetten in het vak: re. Begrensd door : Steenbakkerij-De-Oegstgeest. Li: begrensd door : Kalkoven –Pannenbakkerij-Leidsche Buurt.
3-I-1 R.I. ten N. en 2-I-1 R.I. ten Z. van 1-I-1 R.I. Bovengenoemd gedeelte van 1-I-1 R.I. is daarna opgerukt tot den O.oever van den Rijn. Den geheelen dag tot de duisternis is gestreden. Aan den vij. zijn vele verliezen toegebracht, terwijl aan eigen zijde verschillende dooden en gewonden vielen. Van uit sloten en huizen is de vij bestookt. Mitr.nesten zijn onschadelijk gemaakt. Bij het invallen van de duisternis ontving ik opdracht terug te trekken op Rijnsburg. Bij aankomst aldaar te 21.30 ontving ik van den Bat. Adj. opdracht zoo spoedig mogelijk af te marcheeren over Karwijk aan den Rijn naar een lijn 500 m. Z.W. van de Wass. Slag. De rest van I-I R.I. was inmiddels reeds afgemarcheerd. Hierbij was de S. van 1-I-I R.I. , die oorspronkelijk als reserve in Rijnsburg was achtergebleven en later ter versterking was gezonden.
Te Rijnsburg is de Comp., die om de O.Rijnoever te bereiken, zooveel mogelijk van droge kleeren en ondergoed. Deze goederen zijn ontvangen van de te Rijnburg gelegerde Depot-troepen. Omdat de Comp. niet te laat op de Wass. Slag zou arriveren, zijn door mij te Rijnsburg zooveel mogelijk vrachtauto’s (4 stuks kon ik bemachtigen) gevorderd. Met deze auto’s konden ruim 1 ½ S. van 1-I-1 R.I. en één S.M.C. –I-1 R.I worden vervoerd. Door mij is opdracht gegeven, dat de marschweg over de NM. uitgang van Rijnsburg langs het Oegstgeesterkanaal over Katwijk aan den Rijn naar den Wass. Slag zou voeren. Daarna zouden de auto’s de rest van 1-I-1 R.I. ophalen. Te 23.500 is afgereden met de eerste slag. Te Katwijk aan den Rijn vernam ik op cp. 4 R.IO. dat de Wass.weg veilig was te berijden. De auto’s hebben echter niet verder dan tot “De Mient”, alwaar de weg was versperd. De rest van 1-I-1 R.I. kon niet meer worden opgehaald, aangezien de chauffeurs niet meer voor de tweede maal wenschten te rijden.
Noot Kennelijk ging het hier om burgerchauffeurs, die blijkbaar niet konden worden gedwongen.
Dit gedeelte heeft zich daarna onder de bevelen van den C. der Depot-troepen gesteld. Daarna is verder gemarcheerd, totdat te 3.30 bij een boerderij , gelegen bij Belvedere (vt.25-63) , M.C. I-1 R.I door mij werd aangetroffen. Achteraf bij de overval bleek mij, dat C.I-1 R.I. en St. van van I-1 R.I. in genoemde boerderij aanwezig was. Uit de gevechtsberichten van wn C. Cn en S. Cn, die hierbij gaan, heb ik moeten opmaken, dat 3-I-1 R.I. bestaande uit s Sn. waaraan toegevoegd 1 S-M.C.-I-1 R.I. li. vóórComp. 300 m.ten Z van Belvedere, front zuid. M.C. I-1 R.I. min 2 Sn bevonden zich bij cp. I-1 R.I. in de onmiddellijke nabijheid hiervan één S.-Bt.-6 Veld van 1 R.I.
Bij het aanbreken van den dag werd plotseling hevig mitr.vuur ontvangen uit Z., W. en N.W. ri. Onmiddellijk is tegenvuur gegeven door C.-I-1 R.I. ( dus door de eenheid van Johannes’ red)
Majoor La Roi, die ik op dat moment voor het eerst zag, verkeerde blijkbaar in de veronderstelling dat het Bat. door eigen troepen onder vu. werd genomen en riep luide: Ophouden met vuren, eigen troepen”. Hierbij is verwarring ontstaan, waarbij o.a. C.-I-1 R.I. Majoor La Roi is gesneuveld. Pl.m 250 man hebben zich aan den vij. , die naar mij ter oore kwam, aan het Noordzeestrand met vliegtuigen was geland, overgegeven. Een deel van I-1 R.I. is in de duinen verspreid en heeft zich later te Wassenaar bij mij gemeld.
Het co.I-1 R.I. is verder door mij waargenomen.
Het overgebleven gedeelte van I-i R.I. is verder ingedeeld tegen beveiliging van Wassenaar.
De Korpstrein is geheel in tact gebleven.
Te Sassenheim, 6 juni 1940
De Kapitein, C. -1-I-1 R.I.
Mr. R. Bergmans
Noot De korpstrein is een bevoorradingseenheid. Deze bestond uit 2 keukenwagens, 1 proviandauto, 1 goederenauto en 5 tankauto’s
Uit een ander (?) misschien wel het meest onthullende verslag noteren we ten slotte nog:
“Na een vermoeiende mars door het zware duinterrein, bereikte dit gedeelte van I-1 R.I. omstreeks 3.00 de Wassenaarse Slag. Majoor La Roi gaf bevel een kwartier te rusten en daarna op ongeveer 200 m zuid van de kunstweg een opstelling front zuid in te nemen, met de 3e Comp. (min 1e en 3e Sectie) als rechtervoorcompagnie en de 2e Comp. (min 1e en 2e Sectie) als linkervoorcompagnie, terwijl aan elke compagnie een sectie zware mitrailleurs werd toegevoegd. Le Roi vestigde zijn commandopost aan de Wassenaarse Slag, nabij Belvedére. In de onmiddellijke nabijheid daarvan werd een sectie zware mitrailleurs opgesteld als luchtafweer, benevens de sectie van de 1e Comp. De bevolen opstelling was omstreeks 3.45 ingenomen. Kapitein Bergmans (C.-1-I-1R.I.), reed omstreeks 23.30 met 1e sectie van zijn compagnie en de 1e Sectie van de M.C. per auto af uit Rijnsburg en volgde de Wassenaarse weg tot ter hoogte van De Pan, waar verder rijden niet mogelijk was, aangezien de weg aldaar versperd bleek te zijn. Te voet werd verder getrokken naar de Wassenaarse Slag, waar omstreeks 03.00, nabij de Belvedère contact werd verkregen met kapitein Gaastra Gerber (C.-M.C.-I-1 R.I.) en halt gehouden werd. De vrachtauto's, die de rest van de 1e Comp. te Rijnsburg zouden ophalen, keerden daarheen terug. Nadat bleek dat de burgerchauffeurs van de vrachtauto's weigerden de rest der compagnie te vervoeren, is de rest van 1-I-1R.I. te Rijnsburg achtergebleven.
De gevechtstrein van het bataljon, beveiligd door de 1e Sectie (min een groep) van de 3e Comp., en gevolgd door 1 Bt.6 veld, bereikte omstreeks 3.00 het kruispunt Katwijkse weg - Wassenaarse Slag, waar halt werd gehouden. C.-1 Bt.6 veld wist majoor La Roi nabij de Belvedére te bereiken en meldde zich aldaar. Zo was dus, vóór het aanbreken van de dag, geheel I-1 R.I. met 1 Bt.6 veld op en nabij het oostelijke deel van de Wassenaarse Slag verenigd. Vijand was niet aangetroffen, maar evenmin was contact verkregen met I-4 R.I., dat rechts van I-1 R.I. zou oprukken. Daar, aan de Wassenaarse Slag ,werd door de zeer vermoeide Nederlanders in de nacht bivak gemaakt, echter zonder dat alle noodzakelijke wachtposten werden uitgezet (vet red). Ook was er geen contact met de andere twee bataljons. ‘s Morgens om kwart over vier werd dat bivak door de Duitsers, samen ca. 350 man, op een guerrillamanier overvallen. Van verschillende kanten werden zij onder krachtig mitrailleurvuur genomen. De verwarring, was onbeschrijflijk:
Majoor La Roi, die in de mening verkeerde dat zijn troepen abusievelijk het vuur op elkander hadden geopend, verliet de woning waar hij zijn cp. had gevestigd, roepende "niet schieten, eigen troepen" en liet door een hoornblazer het signaal "ophouden met vuren" blazen. Het vuur hield aan en de vijand, die temidden van het bataljon doorgedrongen bleek te zijn, wierp met handgranaten.
In een ondeelbaar ogenblik waren de bataljonscommandant, de commandant van de tweede compagnie en een twintigtal manschappen gedood en een groot aantal gewond. In de ontstane chaos werd weerstand nauwelijks geboden en vrijwel ieder trachtte door vlucht of door overgave het vege lijf te redden. Negen officieren, waaronder C.-M.C., C.-1 Bt.6 veld en C.-4 Bt.6 veld, twee vaandrigs en ongeveer driehonderd onderofficieren en manschappen gaven zich aan de Duitsers over –
We noteren hier dat er niet de noodzakelijke wachtposten waren uitgezet
Getuigenis 1e Lt Sibbes van C-4 Bt6 Veld over wat er na de overgave gebeurde
“Met ongeveer 300 man werden de krijgsgevangen genomen militairen geleid naar een boerenhofstede waar zij gedurende de strijd gehouden waren te blijven. Het aantal krijgsgevangenen vermeerderde nog dagelijks met kleine troepjes en steeg tot ongeveer 350 man. Zelfs een postbeambte van de gemeente Wassenaar behoorde tot de ongelukkigen.
We volgen nu het verslag van soldaat G.P. Hovingh:
“We werden nu allemaal binnen het hek van het tweede huisje over De Klip rechts (*1) gedreven. We waren daar met ongeveer driehonderd man in de tuin en bleven daar onder bewaking. In het huisje werden in een aparte kamer een tiental gewonden verzorgd. We moesten al onze ransels, messen en wapens afgeven, maar de helm mochten we behouden. Ook onze noodrantsoenen en persoonlijke artikelen waren we kwijt. De gesneuvelde militairen, 22 Nederlanders en twee Duitsers, werden door een aantal vrijwilligers van ons begraven bij het eerste huisje over de Klip. Hierna defileerden we langs de graven. We hadden al die dagen niets te eten. Alleen water was aanwezig en een enkele keer kregen we van de Duitsers wat sigaretten. Eén keer poften we in het schuurtje gevonden aardappelen. Verder bleven we bewaakt door de Duitsers, die rond de twintig jaar waren en goed getraind. Af en toe spraken we ook met ze, over overvliegende jagers of zo. De houding tegenover ons als krijgsgevangenen was goed. De Duitsers zaten in het huis no. 11 (*2) aan de overkant.
(*1) Tweede huis over de Klip rechts is Belvedère.
(*2) Huis no 11 is de woning van de fam. van As.
De onderstaande woning van de fam. van As was niet alleen als lazaret ingericht maar ook als commandopost van 5./47IR. ( Een dergelijke combinatie van lazaret en cp. was door de overvallers ook in gebruik in boerderij Torenvliet in Valkenburg.)
De woning bestaat nog steeds en is Wassenaarseslag 11. Dit is over de hoogte, "de Klip", richting Wassenaarseslag het 1e huis links. In de oorlog was het het 2e huis links.
Evaluatie
Er is een tijdlang gespeculeerd dat de Duitse luchtmacht met deze aanval op ons land dusdanige verliezen heeft geleden dat ze vervolgens de Slag om Engeland, die in september 1940 is gevoerd, verloren heeft. In ieder geval werd de kans op een succesvolle invasie van Engeland er een stuk kleiner door. In “Mei 1940” (p.379) wordt dit echter sterk gerelativeerd. De Duitsers hadden namelijk voornamelijk transportvliegtuigen verloren. Aan gevechtstoestellen waren de verliezen minder groot en die waren vooral bepalend in de slag om Engeland.
Volgens officiële cijfers zouden er in het hele land 2332 Nederlanders en 2500 Duitsers gesneuveld zijn en nog 700 Duitsers vermist.
Als we onze strijd vergelijken met die van Frankrijk, dan hebben wij het als Nederland gewoon goed gedaan. Ondanks dat er in Frankrijk een groot Engels expeditieleger was werd dit land, bijna twintig keer zo groot als Nederland, na zes weken tot capitulatie gedwongen. Terwijl het Franse leger in die tijd als het sterkste van de wereld werd beschouwd.
Enkele dagen na de capitulatie werden mijn vader en zijn kameraden uit krijgsgevangenschap ontslagen. Mijn moeder kon hem ophalen en naar huis meenemen. Daarvoor reisde zij, samen met een buurvrouw, van de kruidenier waar zij naast woonden aan de Hoogezandsterbrug in Hoogezand en die haar man in het zelfde onderdeel als mijn vader diende, naar Sassenheim. Toen hij naar huis terugkeerde volgde een emotioneel weerzien, ook met zijn vader , terwijl die anders altijd nogal afstandelijk was geweest.
Een lijst met de namen van de gesneuvelden op en rond het vliegveld Valkenburg is te vinden op http://www.mei1940.nl/Gesneuvelden/1e_Regiment/Gesneuvelden-1RI.htm
Wij tellen onder de 1e compagnie van het 1e bataljon van het 1e Regiment niet minder dan 13. gesneuvelden, op 3 na allemaal afkomstig uit Groningen, Friesland en Drenthe en Noord-Overijssel.
H. de Boer uit Beilen, R. van Dijk uit Berlicum, H.A. Dijkstra uit Weststellingwerf, J.Dost uit Veendam, Fr. Eikens uit Emmen, M.A. Engels uit Ouude Pekela, J.Hidding uit Onstwedde, G.Klaassens uit Gieten, A. Niemeijer uit Nijmegen, H.Niemeijer uit Odoorn, A. van Oosten uit Jubbega-Schurega, J.G. Rueb uit Rotterdam en M.Sakkers uit Dordrecht
Uitgaande van gemiddelde sterkte van een compagnie van iets meer dan 100 man is dit een relatief hoog verliespercentage. En dan hebben we het nog niet over de gewonden. Gewoonlijk zijn dat er veel meer dan het aantal gesneuvelden
Vast en zeker heeft mijn vader een aantal van zijn gesneuvelde kameraden goed gekend. Zowel van de vrijwillige landstorm als van de mobilisatieperiode. Voor hen staat daar ergens in die duinen het monument. Ik ben blij dat ik het verhaal van mijn vader over die korte maar zo dramatische episode in zijn leven heb kunnen completeren.
Bronnen:
Mei 1940, De strijd op Nederlands grondgebied, 2e druk
http://www.mei1940.nl/Meidagen/10_mei_1940_deel_1.htm
Verslagen NIMH
Wikipedia