De wereld is altijd weer kleiner dan je denkt. Dat maakt dat je geregeld verrassende ontmoetingen hebt.

Een verrassende ontmoeting noem ik het tenminste als je ergens bent waar je niemand kent en je daar ineens tegen iemand aan loopt die jou vraagt of jij misschien Jan Lambers bent van en dan komt het. Soms ken je die persoon dan niet en legt hij je uit waar hij jou van kent. En dan blijkt dat soms van veertig jaar of langer geleden te zijn. Dat overkwam mij laatst.

Ik was naar een verkiezingsdebat voor de provinciale statenverkiezing van 2 maart 2011 naar Meppel om daar als tweede man van de Onafhankelijke Partij Drenthe in het strijdperk te treden tegen de lijsttrekkers van de andere partijen in Drenthe.

Meppel is voor mij helemaal aan het andere eind van de provincie en ik was daar een volslagen onbekende. Wel heeft er in 1498 een naamgenoot van mij gewoond, die met een partij hop naar Groningen getrokken was en daar toen belazerd is door enkele notabelen. Maar er waren geen Lambersen in de zaal. Anders hadden ze zich wel gemeld.
Omdat dit soort bijeenkomsten bijna uitsluitend eigen volk van de deelnemende partijen trekken en ik slechts xe9xe9n supporter mee had, kreeg ik vanzelfsprekend niet al te veel applaus. Om eerlijk te zijn vrijwel niets. Gelukkig werd het debat ook voor de radio uitgezonden, anders hadden ze het net zo goed niet kunnen organiseren.

Na afloop kregen we van de organisator, de Meppeler Courant, behalve enkele attenties zoals de locale likeur en een Meppeler Courant ook nog een drankje en hapje aangeboden. Nou, eentje dan en ik wilde net weggaan, toen zich uit een gezelschap iemand losmaakte, die naar mij toekwam. Het was de vorige wethouder van Meppel en hij stelde zich voor als Harmjan Lanjouw. Hij had tijdens het debat een keer iets gezegd en toen had ik mij al even afgevraagd of het familie van de Lanjouws was die ik kende. Maar goed, je hebt dan wel iets anders aan je hoofd en het was al gauw weer weg gezakt.

Hij viel meteen met een vraag binnen. Of ik misschien de broer was van Reina Lambers? Enigszins verbaasd antwoordde ik bevestigend. Hierop klaarde zijn gezicht aanmerkelijk op en hij ging er eens even goed voor staan. Toen ik hem op mijn beurt vroeg of hij dan misschien familie was van mijn neef Ger Lanjouw, vroeg hij van wie die een zoon was en toen ik zei dat dat een Harm Lanjouw was en dat die uit Eext kwam, viel het kwartje direct. Zijn vader was een neef van mijn oom Harm. Daarmee was de interesse in elkaar gewekt en bleef ik nog maar even. Het kwam goed uit dat de juffrouw met de hapjes net langs kwam, want toen waren we nog niet van elkaar af. Al gauw kwam het gesprek er namelijk op hoe hij mijn zus Reina dan kende.


Nou dat zat zo. Mijn moeder had kort na haar scheiding af en toe kostgangers om haar inkomen wat aan te vullen. Daaronder was ook ene Jacob Pepping. In die tijd was mijn zus Reina nog thuis of ze kwam het weekend thuis. Nou, dat moest dus toch minstens veertig jaar geleden zijn. In die tijd was Harm Jan Lanjouw bevriend met die Jacob Pepping. En samen kenden zij ook mijn zus Reina. Blijkbaar kenden zij elkaar zelfs zo goed dat zij op een goede dag besloten met elkaar op vakantie te gaan. Naar Zuid-Frankrijk. In twee tentjes. In het ene tentje sliepen de beide vrienden. Het andere tentje was voor Reina.

Hij vertelde het in geuren en kleuren; alsof het vorig jaar gebeurd was. Ik wist helemaal niet dat deze keurige heer, tot voor kort wethouder van Meppel en voorheen belastinginspecteur, ooit met Reina vakantie gevierd had. Hij vertelde er nog een saillante bijzonderheid bij, die ik hier maar niet opschrijf, maar die maakte dat zich al gauw een vertrouwelijkheid tussen ons ontspon. Terwijl hij voor mij eigenlijk een wildvreemde was. Het was mij wel bekend dat Reina toentertijd een enigszins vrijgevochten leven leidde. Ja , wat wil je, het waren toen natuurlijk wel de jaren zestig. Harm-Jan zei ook te weten dat ze wel omgang had met Cuby and the Blizzards en hij vroeg of ik wist of ze toen een relatie had met de zanger van Cuby and the Blizzards. Met Eelcko Gelling dus.

In die tijd had je in Assen, waar absoluut voor de jeugd niets te doen was, de beginjaren van de rockband Cuby and the Blizzards. Dat begin van hun carriere speelde zich af in fietskelders in de buurt van ons ouderlijk huis. Reina was daarbij ook vaak van de partij. Zij vormde als het ware het eerste publiek van C&B. Volgens mijn moeder waren het toen nog heel verlegen jongens. Later toen ze iets bekender werden gingen ze naar Grollo. Ik zei dat ik van een relatie met Eelco Gelling nooit iets vernomen had. Nu, een paar weken later, vraag ik mij af of deze Harm Jan Lanjouw indertijd niet zelf een oogje op Reina gehad heeft, maar dat hij toen te verlegen was om werk van haar te maken.

Uiteindelijk zijn we nog wel een uur met elkaar wezen praten. De politiek was allang vergeten en we zijn als bijna- vrienden naar huis gegaan. Achteraf was het zo'n beetje het aardigste gebeuren in mijn politieke campagne in het Drentse.

Terug rijdend naar huis bedacht ik welke andere toevallige ontmoetingen ik in mijn leven nog meer had meegemaakt. Daarvan zijn tenminste een paar de moeite van het vertellen waard.

 

In De Noorse bergen

De eerste deed zich voor in 1964 of 1965. Ik maakte toen met een studievriend een grote tocht in Scandinavie. In die tijd kon je per trein heel Scandinavie rond. Het kaartje was drie maanden geldig en je kon overal onderweg uitstappen. Wij gingen vanuit Kopenhagen als beginpunt via Stockholm naar Sundsvall en dan naar Trondheim in Noorwegen en over Oslo weer terug naar Kopenhagen. Het was onze eerste kennismaking met Scandinavie.

Het was geloof ik in de buurt van Tranas dat we een paar weken in een restaurant aan een meer werkten om onze pecunia weer aan te vullen. Het was maar een heel klein plaatsje, dat Tranas. Op de meeste kaarten kom je het niet eens tegen.

Tijdens een vrije dag gingen we een voettocht maken de naburige bergen in. Daar maakten we kennis met een in eigen land onbekend fenomeen: Absolute stilte. We stapten daar rustig over de glooiende, schaars begroeide berghellingen, toen zij ons ineens overviel, toen we even bleven staan. Wat we toen hoorden was een aan een kant weldadige, maar anderzijds haast angstaanjagende stilte. Een stilte die je beklemde. Beklemmend en angstaanjagend, vanwege de plotselinge gewaarwording dat je hier absoluut het enige levende wezen was. Het was een bijna religieuze ervaring. Ik begreep ineens waarom Mozes de berg op gegaan was om de tafel met de tien geboden te ontvangen. Nog steeds onder de indruk liepen we een tijd later weer naar ons kampje, beneden in het dal.

Toen we de kleine camping wat dichter naderden, zagen we in de verte een groepje mensen het pad onze kant op komen. Ze maakten geluid; het eerste geluid wat we na onze bijna dood-ervaring te horen kregen. Zij waren de eerste mensen die we die dag vanaf het begin van onze wandeling in het oog kregen. Na elkaar nog een stukje genaderd te hebben vonden we dat ze nogal lawaaiig waren. Ik zei tegen mijn reiskameraad dat het wel Nederlanders konden zijn. Dit vanwege hun manier van doen en vooral omdat ze zo luidruchtig waren.

Ten slotte kwamen we elkaar tegen. En inderdaad, het bleken Nederlanders. Het waren studenten, net als wij. En een van die studenten was ....een studiegenoot van ons. We keken hem aan en hij keek ons aan. En alle drie keken we als een indiaan die water ziet branden. Nogal schaapachtig hebben we elkaar gegroet. Te verbouwereerd om verder ook maar iets te zeggen.

 

Bij het Ijzeren Gordijn

Een heel andere, maar minstens even bizarre ontmoeting maakte ik een paar jaar later mee. Het was in 1967. Mijn ouders hadden besloten om eens naar Tsjecho-Slowakije te willen. Dat was toen dus nog communistisch en lag achter het Ijzeren Gordijn. Het was nog voor de Praagse Lente, want die was in 1968.

Wat hen bezielde om daar heen te willen weet ik niet. In ieder geval niet omdat zij communistische sympathien hadden. Zo hadden zij bijvoorbeeld het boek van Viktor Kravchenko in de boekenkast staan: " Ik verkoos de vrijheid". Het was het relaas van een gevluchte communistische partijbons. Ik heb dat boek gelezen en mocht je al iets voor het Communisme voelen, dan was je na lezing van dat boek daar goed van genezen.

Waarschijnlijk gingen mijn ouders er puur uit nieuwsgierigheid heen. En waarom dan naar Tsjecho-Slowakije? Waarschijnlijk omdat het voor de oorlog nog het meest op het westen leek en omdat het qua natuur een mooi land is. Als je een keer het land in was tenminste. Maar dat ging zo maar niet. Erg gastvrij waren ze niet. Er stond een rij tot zo wat Tokio voor de grens. Het duurde dus lang voor je er in kon. Je moest Tschechische kronen kopen enzovoort. En je auto werd intensief onderzocht.

Omdat het zo lang duurde stapten we maar eens uit en liepen een stukje langs de rij voor ons.
Dat deden wel meer mensen. Sommigen gingen zelfs koffie zetten. En wie lopen wij daarbij als eerste tegen het lijf? Buurman en buurvrouw Pouw. Waarvan wij helemaal niet wisten dat die ook naar Tsjecho-Slowakije gingen. Want zo innig waren de contacten met deze buren niet. Ze waren nogal op zichzelf. Wij vonden het saaie mensen. Ze hadden een zoon van mijn leeftijd, die ook Jan heette. Ook saai. Mijn moeder noemde hem een "dooievisjesvreter".

Ik herinner me nog dat ik een keer bij ze aanbelde om iets te vragen en dat die dooievisjesvreter toen op de bank te pitten lag. Midden overdag.
Maar hier aan de grens konden we niet om elkaar heen. Nou, nou, dat was ook wat. Hoeveel Nederlanders gingen er in dat jaar helemaal naar Tsjecho-Slowakije ? Zo populair was het land echt niet.

Na een uur of zo konden we eindelijk de grens over. En waren we in Tsjecho-Slowakije. Erg gastvrij werden ze nog steeds niet. Die smeerlappen van de Tsjecho-Slowaakse politie hadden meteen een val voor die kapitalisten uit het westen gezet. Nog geen vijfhonderd meter op communistisch grondgebied werden we al aangehouden door de politie. We zouden te hard hebben gereden. Je zou er maar 50 km per uur mogen. Nou wisten wij veel, want nergens hadden we een bord gezien. En wij waren niet de enigen die dat niet gezien hadden. Er stonden nog een paar Nederlandse auto's die gesnaaid waren.

En zo kwamen wij buurman Pouw ten tweede maal tegen. Zo spreek je elkaar een jaar niet, terwijl je naast elkaar woont en dan heb je ineens in een land waar verder niemand naar toe wil, twee keer binnen het uur contact. Bizar.

einde