Tijdens een zonnige maar vrij koude week in oktober 2003 bezochten wij Zuid-Toscane. Wij logeerden in Pentolina , bij Hapimag, niet ver van Siena.
De reis naar Pentolina
Om tien over zeven ’s-morgens liepen we naar de bushalte bij het Martini-Ziekenhuis aan de Van Ketwichverschuurlaan om de trein van 7.38 uur naar Schiphol te kunnen halen. Robertjan die ik gevraagd had ons even naar het station te rijden, had ons op het informatienummer van Arriva geattendeerd. Dan hoefde hij niet zo vroeg zijn luie nest uit. De juffrouw van het informatiecentrum à 50 c per minuut had ons geïnformeerd dat dit de beste bushalte voor ons was. Er zou daar namelijk om 7.15 uur een klein busje langskomen en dan zouden we ongeveer 7.26 op het station zijn. Was het helemaal vol vertrouwen dat we ons aan Arriva overgaven? Niet helemaal vol van vertrouwen, maar toch nog te veel dus. Ik schat dat we er om 7.13 stonden. Busje zou zo wel komen dus. Maar het busje kwam dus niet. Het busje kwam niet eens te laat. Sterker nog, het busje verscheen helemaal niet. Om 7.26 uur geloofden wij niet meer in het busje en holden naar huis om een taxi te bellen. Weliswaar had Maja haar mobieltje bij zich , maar daar was geen taxinummer ingeprogrammeerd. Dus dan heb je toch weer niks aan zo’n speeltje. De auto van de taxicentrale was er snel. De kosten van €7 vielen ons ook mee. Daar kun je je kind toch eigenlijk ook niet voor dag en dauw voor op laten staan? Maar we waren natuurlijk wel te laat voor de trein. Hadden we net zo goed met de grote bus van de Arriva kunnen gaan. Maar daar hadden we natuurlijk echt geen zin in.
Konden we op het station nog tot 8.15 wachten en moesten we ook nog onderweg overstappen. Nou daar zou de Arriva nog wel van horen.
Een ongeluk komt ook bij ons echter zelden alleen. Even voor Schiphol wilde ik alvast mijn reispapieren pakken, waaronder die voor de vlucht. Jezus in welke zak had ik die nu weer? In de voorklep van de rugzak moest alles aan papieren zitten. Niet dus. Nou ja, om een lang verhaal kort te maken. We hebben elk mijn hele bagage leeggeschud, doorgewoeld, opgeschud, gevingerd, want ik weet dat ik niet kan zoeken. Maar Maja vond het verlossende document ook niet. Zelfs duurde het nog een flinke tijd voor ik mijn paspoort weer onder controle had. Anders hadden we direct weer rechtsomkeert kunnen maken op Schiphol. Dit had ik nog niet eerder meegemaakt. De ouderdom slaat toe, maakte ik me al bang.Eerstens komen we nu behoorlijk korter dan twee uur van tevoren bij de incheckbalie, tweedens komen we daar zonder papieren. Ik begon Basiq Air al een beetje de schuld te geven. Vroeger toen je nog bij een fatsoenlijk reisbureau met een juffrouw achter de balie boekte kreeg je je bullen in mooie en dikke plastic hoesjes mee. Die kon je zelfs al je zou willen niet kwijtraken. Maar nu we allemaal op de internettoer moeten, moest je het doen met een A4 printje uit je computer waar alleen maar een vluchtnummer en een code opstaat. Zo’n vodje is natuurlijk zo weg. Kruipt lekker dicht tegen een ander vodje aan en laat dan niet los. Ik schraapte met mijn nagels nog maar eens goed langs de binnenkant van de stoffenbekledingen van rugzak en reistas. Net zoals laatst het tweede bankpasje dat zich rechtopstaand had vastgeplakt aan de rand van het bureaulaatje. Dat had ik pas bij de vierde keer zoeken gesnapt. Maar dit mapje gaf zich niet gewonnen. Dit keer was er echt niets en moest ik het dus thuis hebben laten liggen. Absurd, want de tafel was helemaal leeg geweest toen ik de kamerdeur achter me sloot en daar had ik alles op gelegd wat mee moest.
Naar later bleek had ik mezelf te grazen gehad door nog even een jas op te willen vouwen op die zelfde tafel. De papieren lagen er toen nog en die had ik dus even op de barkruk gelegd. Die barkruk had dus een opstaande rug Daar lagen ook de papieren van het autoverhuurbedrijf bij en de voucher van Hapimag.
Ik weet nog wel dat ik vaak ik geuren en kleuren heb verteld hoe mijn moeder in 1982 was het geloof ik, ze was toen overigens al ouder dan ik nu, op onze reis naar Oostenrijk haar bridgeboekje voor haar paspoort had aangezien. Maar eigenlijk was dit erger en ik was nog maar net 60. Het zou het einde van de relatie met Maja kunnen zijn, want wie wil er nou met zo’n stoethaspel verder? Ze bleef er echter heel kalm onder. Geweldig wijf toch.
Op Schiphol bleek de ramp minder groot dan wij hadden gevreesd. Geweldige maatschappij toch, dat Basiq Air. Geen printje? Het paspoort was ook goed. No problem at all.
Nou die autoverhuurder nog. Ik wist niet meer hoe die club heette. Bij aankomst in Pisa bleken er zo’n vijftien autoverhuurmaatschappijen te zijn. Overal maar gaan vragen dus. Nou, het geluk was met ons blijkbaar, want de vierde maatschappij zag onze naam al in de boeken staan. Weer geen centje pijn. Die Italianen zijn soepele lui.
Tien minuten later zaten we in onze Lancia op weg naar de Campo dei Miracoli. Het was nog een heel eind door de stad, maar dat was geen straf, want de stad lag er mooi bij, zo aan de oevers van de Arno. Van de eerste vakantie hier meende ik mij te herinneren dat Pisa zelf niet de moeite waard was, maar dat neem ik nu terug.
Toch blijft het hoogtepunt natuurlijk het Campo dei Miracoli. Vanwege de tijd van het jaar was het er niet verschrikkelijk druk, dus de kermisgedachte bleef achterwege. Het blijft alleen een beetje een raar grasveldje met dat stel gebouwen er op.
Campo dei Miracoli Pisa
Het was heerlijk weer op het weitje.
Ook een mirakel, want de captain had ons bij de landing verteld dat het op Pisa 6 graden was. Zes graden, krijg nou wat dachten wij. Toen wij uit Amsterdam vertrokken was het tien geweest. En Pisa ligt toch zo’n vijftienhonderd kilometer zuidelijk van Amsterdam? Zestien graden zul je bedoeld hebben kerel dachten wij. En op het mirakelse kampje voelde dat in de zon ook zeker zo. Maar die hele week is het in Toscane koud gebleven. Het hield met tien graden wel op en een paar dagen druilde het goed.
Maar het begon prima daar in Pisa. De duomo vormde ontegenzeggelijk het hoogtepunt, zeker van binnen. Het is geloof ik de mooiste kerk die ik tot nu toe in mijn leven gezien heb. En dat zijn er toch al heel veel. De Battistero, de doopkapel was allee aan de buitenkant erg mooi. Binnen viel het knap tegen en voelden wij ons ietwat bekocht aan de entree van €5,50. Natuurlijk de kansel van Nicola Pisani was heel bijzonder, maar in de dom hadden we toch al iets mooiers van zijn naamgenoot Giovanni Pisano gezien en nog veel meer. Voor die €5,50 kon je echter ook naar het Camposanto, de overdekte begraafplaats, en dat was wel de moeite waard.
Het binnenvallende zonlicht werd gebroken door de pilaren langs de binnenplaats en leverde prachtige lichtschakeringen op.
Verder stond en er een aangrijpend mooi vrouwenbeeld, van Athene denk ik, maar voor mij was het iemand anders. Het was een sublimatie van wat ze geweest was. Het leek mij toe dat als je er maar lang genoeg met genoeg energie naar keek, en je was alleen met haar, ze tot leven zou komen en je in haar wereld zou opnemen. Die ervaring had ik ook al eens bij een soortgelijk beeld in een museum ergens in Turkije gehad, twee jaar geleden. Was het in Efeze? Ineens begreep ik waarom mensen beelden kunnen aanbidden.
Over de Campanile, de scheve toren, wil ik kort zijn. Je kon er weer op, maar dat hoefden wij niet.
De weg naar Pentolina was langer dan gedacht. Niet door de afstand, maar door de veelheid van plaatsen en plaatsjes waar je door heen moest en dor het grote verkeersaanbod overal. Mijn God, het leek hier net zo druk als bij ons, Je was het ene dorp nog niet uit of het andere diende zich al weer aan. Het was verder echt opletten Guus , maar we reden gelukkig niet fout. Ook niet toen het al was begonnen te donkeren. Dat laatste zou ons later op de reis pas opbreken. Eind oktober is het in Toscane even vroeg donker als bij ons. Om zeven uur ’s -avonds is het helemaal donker. Dat ze de volgende dag op de wintertijd overgingen maakte het nog erger. Om zes uur was het al donker.
Bij de afslag Pentolina moesten we nog 5 kilometer de berg op. Gebruikelijk voor Hapimag. Hun locaties liggen vaak behoorlijk afgelegen.
Het appartement was een beetje onpraktisch ingedeeld vonden wij, maar viel verder niet tegen: Hapimag standaard. Maja was er dik tevreden mee en dat is het belangrijkste.
De volgende dag was het zondag en zouden we nog een beetje rustig aan doen. Alleen naar San Gimignano. Eventueel zouden we nog verder kunnen naar Volterra, als er genoeg tijd overbleef. Maar dat was niet het geval. Dat kwam ook omdat we onderweg een paar keer uitgespat zijn om foto’s te maken van de overweldigende herfstkleuren. Ik heb onder andere een opname gemaakt van een landschap met wijnstokken dat wel een olieverfschilderij zou kunnen zijn.
San Gimignano
Het stadje dat we tenslotte toch bereikten stond op de lijst van Unesco en deed authentiek Middeleeuwsch aan. Het belangrijkste plein, het Piazza della Cisterna, was een waar juweel.
rechts: Piazza della Cisterna
Jammer dat het na een uurtje begon te motregenen en dat het dus inderdaad koud was. Die zes graden van Pisa voelden hier ook als zes graden. Mede daarom trokken we ons een tijdje terug in een theesalon. Onze weer- en windkleding hadden we bij Hapi laten liggen; zo erg had het zich immers niet laten aanzien. De tegenstelling met de ervaring van Bart en Carolien, die hier enkele maanden voor ons aan hadden lopen te puffen van de hitte, toen het veertig graden was, kon niet groter zijn.
Het prijken op de lijst van Unesco bleek in die theesalon echter ook zijn invloed op de prijzen gehad te hebben. Twee koppen thee, het goedkoopst te serveren drankje en twee zuinige stukjes taart waren goed voor €11,50. Dat was verdomme nog duurder dan bij de vaderlandse Horeca waar al bijna niemand van mijn kennissen nog graag heen gaat. Maja, die zelfs een heel klein piezeltje had gekregen zei maar dat ze het wel erg lekker gevonden had. Om mijn stemming niet te veel te bederven zeker. Maar goed, we waren er ook weer een beetje opgewarmd geraakt en dat is eind oktober ook wat waard in Toscane.
De kou en regen maakte ook dat we de kerk van Sant Agostino nog meer konden waarderen dan anders al het geval zou zijn. Van buiten was het een wat somber gebouw, maar van binnen was deze kerk van een schone eenvoud met als hoogtepunt een door de schilder Benozzo Gozzoli geheel van achttien voorstellingen waarin hij het leven van de heilige Augustinus heeft uitgebeeld.
Ook omdat het te donker, te koud en te regenachtig was geworden en we daarom geen mooie foto’s meer konden maken hebben we de auto vervolgens opgezocht. Toen was het nog een hele rit, zeker in het donker rijd je over die ruim vijftig km zeker een uur. En als het dan al om zes uur donker is moet je daar goed rekening mee houden. Dat ondervonden we de volgende dag.
De volgende dag leek het prachtig weer te worden. Dat vroeg dus om de rit naar het natuurpark aan de kust. Ik had er over in de gidsen gelezen en het leek mij zeker de moeite waard. De route er naar toe was prachtig. Het leek wel of de Indian Summer zich hier afspeelde. De natuur tooide zich hier in haar mooiste habijt. Zouden we volgend jaar wel naar New England gaan voor de Indian Summer? Je zag hier toch ook de esdoorns in vuurrode dracht? Maar New England biedt een veel ruigere natuur. Hier overheerste een tedere schoonheid, zacht glooiende heuvels overtrokken met een licht waas en waar geen begroeiing was een aarde van terracotta.
de route naar San Galgano
De natuur op de weg naar Grosseto, dat al meer bij de kust lag, was dus zeer uitbundig. Het eerste oponthoud werd gevormd door de kerk van San Galgano. Dit was nu eens een keer geen ruïne, maar nog een in wezen gave kerk waar alleen het dak aan ontbrak. De kerk werd in de 13 e eeuw door de Cisterciënzer monniken gesticht. Volgens de ANWB gids verloor de kerk in de 16e eeuw haar betekenis en begon ze in verval te raken. Maar ter plaatse was te lezen dat men het dak indertijd gesloopt heeft voor een nieuwe kerk elders. Tja, als het hemelwater dan vrij de kerk in kan blijft dat natuurlijk niet zonder gevolgen. De indruk van die kerk blijft echter beter hangen dan het bezoek aan menig ander kerk. Bovendien was de directe omgeving, waaronder de oprijlaan met die typische Toscaanse cipressen al een beleving.
Door de vele fotostops onderweg duurde de rit naar het Parque Naturale de Maremma natuurlijk een stuk langer dan voorzien. En hoewel het principe ”enjoy the trip” hier natuurlijk ook weer opgeld deed, moest het doel niet uit het oog verloren raken. Het was wel de bedoeling dat we dat vandaag nog zouden bereiken. En we moesten ook nog weer terug.
Parque Nazional de Maremma
Het was even zoeken naar het Parque Naturale. Het was alleszins onduidelijk waar je vervoegen moest voor informatie. Er had bij de parkeerplaats van het vermeende informatiecentrum wel een bus gestaan en dat bleek een soort excursiebus te zijn, want je kon niet overal met de auto komen. Maar toen we eerste wilden informeren hoe en wat en terugkeerden was die bus al weg en bleek het ook meteen de laatste te zijn. Dan maar met de eigen auto een ander deel van het park opzoeken. Naar de kust. Nou, dat initiatief is zeker beloond. Naar ik begrepen heb hebben de Italianen dit gebied aan de natuur teruggegeven. Het resultaat daarvan is zonder meer indrukwekkend. Op weg naar de kust passeer je een wijds gebied dat een soort kruising is tussen een prairie en een savanne, met op de achtergrond bergen, daarboven haast Afrikaans aandoende luchten. Het doet wel ergens denken aan de Serengeti. Alleen zie je er geen giraffen, maar Hollandse koeien en tussen het wat dichtere geboomte schapen.
Parque naturale de Maremma
Langs deze Italiaanse steppe liep een smalle maar prima asfaltweg. Toen ik even weer op die weg keek zag ik een 80 meter verderop iets op die weg zitten. Verrek, dat kan toch geen kat zijn, zeiden we haast tegelijk tegen elkaar. Maar zo ver van de bewoonde wereld een kat. Maar voor een kat was het wezen haast te groot. Dichterbij gekomen. Het bleek een kleine vos te zijn. Nog nooit had ik in de natuur een vos gezien. De ervaring was bijna vergelijkbaar met het zien van mijn eerste beer, zes jaar geleden in Canada. Ik remde zowel abrupt als voorzichtig. Abrupt, om zo snel de camera te kunnen pakken en de ontmoeting voor altijd vast te leggen.
Voorzichtig om haar niet aan het schrikken te maken zodat ze weg zou lopen. Snel de camera uit de tas gegrist, instellen, dat duurt een paar seconden met zo’n digitaal ding en afdrukken, toen ze bleef staan. Tsjakka. Maar ze bleef nog steeds staan. Volgende move, als een slang uit de auto schieten en omzichtig maar schielijk benaderen. Maar zo veel haast bleek niet nodig. Het dier bleef gewoon staan.
Nou des te beter dan en voorzichtig kwam ik een paar passen nader. Want drie keer zoom is toch niet echt veel op 20 meter afstand. Ik baalde al goed dat ik mijn videocamera deze vakantie niet had meegenomen. Want beesten die weglopen kun je nog wel filmen maar heel moeilijk goed fotograferen. Het ging hier om een nog jonge vos. Misschien was ze niet helemaal fit. Of gewoon mak? In ieder geval Reintje bleef gewoon zitten en liet zich zonder problemen portretteren.
We dachten al we hiermee wel de vondst van de dag gedaan hadden. Wel vier foto’s van een vos. Maar toen we een paar uur later weer langs die weg terugkeerden van het strand hadden we een heel familieportret kunnen maken, want er liepen er wel een stuk of vijf, zes, zeven. Een lichte teleurstelling maakte zich van mij meester.
Parque naturale de Maremma
Maar dat was na de onvergetelijke kennismaking met de kust achter het park. Wat een verloren schoonheid. Een diepblauwe zee, een forse branding en aan de horizon het eiland Elba. Op de voorgrond een stilleven van verwoeste ceders, uit elkaar gescheurd door de wind en de branding. Daar had ik een hele ochtend of middag moeten kunnen fotograferen. Als je de andere kant op keek dan zag je het schiereiland waar Porto Ercole op gelegen was. De zomerresidentie van onze koningin.
Ik heb even met de gedachte gespeeld om die kant eens op te rijden en haar daar dan quasi toevallig aan de plaatselijke strandbar tegen het lijf te lopen. "Gut majesteit u ook hier?"
Maar daar hadden we al lang geen tijd meer voor. Liever liepen we ook een tijdje langs het strand tot voorbij de kromming in de kust waar voorbij niemand meer was. Maar dat was te ver. Daarom liepen we terug door het bos met haar majestueuze zeedennen en nog bloeiende boomheide.
De terugweg was anders als de heenweg
Terug naar Pentolina wilden we de snelweg van Grosseto naar Siena nemen. Ongeveer 20 km voor Siena kon je dan links afslaan naar Pentolina. Maar dank zij die godvergeten slordige Italianen bleven we te lang op de autoweg Rome-Livorno doorrijden. We waren al zo’n tien kilometer voorbij Grosseto en nog steeds hadden we geen afslag met Siena gezien.
Wat nu? Eerst weer terug naar Grosseto en die weg dan alsnog opzoeken of de binnendoorroute nemen waarvoor we net de afslag wel gezien hadden? Ik denk dan al gauw dat terugrijden om is. Terugrijden is verspilling en daar heb ik een hekel aan. Zo zal het wel zijn. Maar ik denk wel vaker iets dat achteraf toch minder handig blijkt te zijn geweest. De route die we nu namen kwam naar een tijdje weer uit op de weg die we ook op de heenreis hadden gebruikt. Maar het ging allemaal weer erg langzaam. Vanochtend was dat niet erg geweest, want je keek je ogen uit, maar nu was je al een beetje daas. En omdat het al begon te schemeren besloten we om alsnog de grote weg naar Siena te nemen.
Dat duurde echter ook weer vrij lang voor we daar op zaten. Vervolgens konden we dan zo’n veertig kilometer een beetje doorrijden. Maar toen moesten we dus weer afslaan richting Pentolina. Niet dat dat ergens stond aangegeven. Maar we zouden dan weer langs San Galgano komen en dan was het nog een fluitje van een cent; een kilometer of tien. Hoewel het nu al helemaal donker was en we nog wel een paar keer op de kaart moesten kijken lukte het om San Galgano te bereiken. Nu was het dus maar een eindje meer. We kwamen nu voor een driesprong, naar wij dachten dezelfde als op de heenreis. Toen waren we rechtsaf gegaan en dus moesten we nu linksaf. Zo logisch als wat toch?
We herkenden echter niets van deze weg, dat hij zo recht was bijvoorbeeld. Maar ja , in het donker kun je dat ook niet zien. Maar na 20 km wist ik het zeker, het was helemaal niet de goede weg. Dat bleek ook na enige gepuzzel met de kaart. We reden precies tegengesteld als moest. Dat heb je in het donker. Je raakt dan gemakkelijk je oriëntatiegevoel kwijt. Terug dus naar San Galgano. Ik begon stevig te balen , want het was in het bergachtige terrein erg inspannend rijden. We hadden dus nu ook wel de gal. Waar nu heen dan? Richting Siena? Pentolina lag aan de weg naar Siena. Maar aan welke weg naar Siena? Alles leek hier naar Siena te voeren. Kwamen we dan weer niet op de weg die we eerder verlaten hadden? Dus niet terug maar de andere kant van de driesprong. Weer rijden in het donker. Kilometerteller in de gaten houden. Kwamen we in een plaatsje dat we ons niet konden herinneren, maar daar konden we nog gauw wat voor het ontbijt de volgende ochtend halen. Voor het geval we ons appartement die nacht nog zouden bereiken. Een geluk bij een ongeluk dus. Vanuit dat plaatsje reden we opnieuw richting Siena.
We moesten nu toch na een paar kilometer dat bordje met Pentolina tegenkomen praatte ik mij moed in. Niks ervan. We kwamen in een ander plaatsje. Een heel klein plaatsje, waarvan ik de naam niet heb onthouden en dat ik ook nooit meer zal willen onthouden. Chisudini of zo. Turen in vals licht , met de bril af, op de kaart. Daar stond het niet op. We keken eens om ons heen. Er was geen hond op straat om iets te vragen. Achterlijk land. Niemand zou natuurlijk ook weten waar Pentolina lag. Dat was een bedenksel van Hapimag , die altijd ergens in het nergens zit.
De volgende dag bleek dat dit gat drie kilometer van Pentolina vandaan lag. Er voerde zelfs een wandeling heen. Maar ja. Er zijn daar veel te veel wegen in Toscane. Ik kreeg heimwee naar Australië en Canada. Daar hoefde je alleen maar op je kompas te letten en dan had je altijd de goede weg. Nou ja "lange Reden kurze Zinen", na nog eens een half uur of zo zagen we het verlossende bordje met Pentolina. En dat was zonder dat we eerst naar Siena gereden waren en vandaar terug, wat we even overwogen hebben. Dat scheelde nog. Het was weer goed afgelopen.
Dinsdag 29 oktober Siena.
Vandaag zouden we het vermoedelijke hoogtepunt van de vakantie beleven: een bezoek aan Siena. Volgens velen de mooiste stad van de wereld en in ieder geval in het bezit van het mooiste plein van de wereld. Carolien was er ook van onder de indruk geweest. Zij had Siena mooier gevonden dan Florence. Van Florence herinnerde ik me van een vroegere vakantie zoveel dat het er erg druk was en dat de mooiste dingen in musea opgesloten lagen.
boven, Siena, gezicht op de stad vanuit de Pinacoteca Nazionale
Wij waren gewaarschuwd voor de parkeerproblemen in de stad en zetten onze auto dus al een behoorlijk eind voor het centrum langs de kant van de weg. Van daar was het een klein kwartiertje lopen naar de een van de oostelijke poorten, de Porto S. Marco. Daarbij ging het via de Via San Marco naar het oude stadshart. Wij begonnen met de dom, maar even daarvoor hadden wij een koffiehuis ontdekt, waar we tot onze verrassing een kop koffie voor € 1,05 konden krijgen. Nou dan maar gelijk iets erbij en daarna nog een koffie. Die tweede koffie kostte intussen € 1,80. Naar ik later begreep, omdat we die niet aan de bar besteld hadden, maar die ons hadden laten brengen. Dat doen we dus niet weer.
Toen naar de dom dus. Nou, dat was inderdaad een belevenis voor je visuele zintuigen. Vooral de vooral de voorgevel was een ware ontdekkingsreis. Er is zo lang over de bouw gedaan, die door de pestepidemie van 1348 een lange tijd is stilgelegd, dat de onderkant romaans is en de bovenkant hooggotiek.
Het interieur van de dom is ronduit betoverend en van een sprookjesachtige pracht en praal, niet in de laatste plaats door de wijze waarop het licht binnenvalt. Je hebt bijna de neiging een stap terug te doen. Haast duizelingwekkend. In de hele kerk is niet een stukje oppervlak dat niet afgewerkt is met kunst. Om te beginnen met de vloer. Die is geheel van marmer. Maar dat is niet alles. De reusachtige vloer is verdeeld in 56 vlakken van verschillende vormen en afmetingen waarin met grafiet en ingelegde stukjes marmer de meest fraaie voorstellingen zijn aangebracht. Daaronder natuurlijk vele bijbelse voorstellingen, zoals de kindermoord, maar ook deugden, allegorieën en sibillen. De aanleg van deze vloerpanelen heeft bijna twee eeuwen in beslag genomen.
een van 56 vloerpanelen in de dom van Siena
Op een gegeven moment sprak de econoom in mij: Deze kerk zou door de moderne Nederlandse samenleving van zijn leven niet opgebracht kunnen worden, zo kostbaar zou die zijn. Afgezet tegen de arbeidslonen van tegenwoordig zou deze dom waarschijnlijk miljarden Euro’s gaan kosten. Gelukkig dat men het er vroeger wel voor over heeft gehad. Tegenwoordig maken kunstenaars bij ons bijvoorbeeld kunst van roestig ijzer, tenminste dat noemen ze kunst. Maar over honderd jaar is het natuurlijk weg en dat zal voor de meeste kunst uit onze wegwerpmaatschappij wel gelden denk ik.
Bij de dom behoorde ook een bibliotheek. Ook daar raakte je half verbouwereerd door de wonderen die je daar zag. Helaas kreeg je niet de kans ergens een foto van te maken. Zoals van de enorme fresco waarop de ontmoeting van Frederik III met Eleanora van Aragon op staan afgebeeld. In deze Libreria werden de boeken van Paus Pius II bewaard.
Enigszins verdwaasd verlieten wij na een paar uur de dom en begaven ons in de richting van het Piazzo del Campo, het mooiste plein van de wereld. Het was jammer dat het niet zulk mooi weer was. Af en toe druilde het zelfs enigszins. Maar af en toe brak ook de zon wel even door. Nou, het Piazzo leed er niet onder. Het plein zelf en de bebouwing aan de flanken vormden een heel harmonisch geheel. Het is dan ook uiteraard een beschermd gezicht. Daar krijgt een Italiaanse Blokker of Hema gelukkig geen kans. Een van de charmes van het plein was dat het in negen gescheiden banen langzaam waaiervormig afliepen naar het laagste gelegen punt van het plein. Die negen banen stonden voor de negen bestuurderen van Sinas in de Middeleeuwen.
Je moet wel iets van de geschiedenis van een stad weten om er volop van te kunnen genieten of het gebodene tenminste te kunnen waarderen. We hadden dan ook drie boeken met informatie bij ons, waaronder een lijvig werk van goed zeshonderd pagina’s dik over kunst en architectuur van Toscane. Daarvan waren 65 pagina’s aan Siena gewijd.
Toen het eenmaal donker was hebben we een in de reisgids van Carolien aanbevolen restaurant opgezocht. Die ging echter pas om zeven uur open. Dat hebben we in de eerder gemelde koffiebar afgewacht. Daarna kregen we een goede plek. Het etablissemen
stroomde geleidelijk aan vol, dus zou het wel goed zijn. Het viel ook niet tegen. Maar verrassend lekker was het ook niet. Ik had weer eens iets mij onbekends genomen, maar het hield niet echt over. Maja had meer geluk, die smikkelde er op los. Verder zat het er wel aardig. De volgende dag konden we er op uitkijken want het lag net achter het Museo Pinacotheca.
Die volgende dag was het echt slecht weer. Het heeft de hele dag geregend. Het was dus museumweer. Nou, dat stond toch al op ons programma. We begonnen met het Museo Civico, gelegen in het Palazzo Publico. Erg duidelijk zijn die Italianen trouwens niet met waar je nu precies wat kunt aantreffen. Van dit museum werd nogal opgegeven van de zogenaamde Salla del Mappamondo, de kaartenzaal dus. Daar was ik dus wel benieuwd naar.
Het gehele museum bestond maar uit twaalf zalen, dus dat had je toch vrij gauw gezien. Een beetje teleurstellend . En daar hadden we toch €4 p.p. voor moeten betalen. Dat was dan ook nadat de korting voor bejaarden er af was. Ik zei bij de kassa dat een van ons 65 was. Tot mijn verbazing en ook tot mijn lichte onbehagen werd dat geaccepteerd, terwijl geen mens dat toch had kunnen geloven. Het is dat Maja het met haar paspoort bewijzen kan. Het waren allemaal nogal on-Nederlandse bedragen. Ik baalde echter pas goed dat ik die aanbevolen Salla della Mappamondo niet kon vinden. Vooral omdat de rest tegen al het moois van de Duomo en van de pauselijke bibliotheek nogal wegviel.
Wat echter ook in de gids als bezienswaardig stond aangeprezen waren de allegorische voorstellingen van de goede en de slechte regering. Eerlijk gezegd leek het nog het meest op een kindertekening. Die kunnen best mooi zijn, maar in het algemeen krijg je die gratis te zien. En die Salla del Mappamondo was blijkbaar in restauratie want een zaal daar kon je niet in. Nou, dat zal ik niemand aanbevelen dus, dat Museo Civico.
De Pinacoteca Nazionale was gelukkig wel de moeite waard. Daar heb ik voor geloof ik €4 zo’n audioguide gehuurd. In de dom had ik daar ook mensen mee zien lopen en toen eigenlijk spijt gehad dat we die er niet bijgenomen hadden. Dan hoorde je over alles wat je zag en wist je wat het voorstelde. Maar hier zou ik de schade inhalen. Echter toen Maja, die zo’n ding niet hoefde al in zaal zes was, stond ik nog steeds in zaal 1 naar de verteller te luisteren die maar niet ophield de hele geschiedenis van de renaissance in Siena door te spitten. Soms liep ik alvast een zaal verder en kwam dan terug als de stem aan een bepaald schilderij bezig was die ik al gezien had. Je kon echter niet vooruit spoelen en een stuk overslaan. Toen ik tussendoor een keer naar het toilet ging liet ik de stem aan, een stem ziet toch niets, en zo kon de stem mij weer inhalen.
Het deel van het museum waar wij ons in het bijzonder op hadden verheugd was die middag nota bene niet voor het publiek te bezichtigen. Dat had de directie zo besloten. Dat begreep ik van de caissière want ik ging natuurlijk daarover verhaal zoeken. Een deel van het museum niet geopend; dan ook een deel van de entree terug. De juffrouw verontschuldigde zich plechtig en gaf de directie de schuld. Nou, waar is de directeur dan? Ja, die vogel zat zich natuurlijk ergens buiten het museum te vermeien. Nou, je gaat het in die situatie natuurlijk niet echt op de spits drijven. Maar je hoort het veel meer. Dus er mag wel eens wat van gezegd worden. Dus zonder de Vlaamse en Hollandse meesters verlieten wij dit museum tenslotte. Buiten regende het nog steeds. Het somberde goed over het Piazza del Campi. Het Palazzo Publico vertoonde een donker silhouet.
Gelukkig stond de auto vandaag wat dichter bij en liepen wij er ook rechtstreeks heen. De avond tevoren hadden wij weer een soortgelijke ervaring als in het voorjaar in Evora in Portugal. Bij het verlaten van het centrum kwamen wij een poort te veel westelijk uit. Maar wij dachten dat de zelfde ringweg als waarop onze auto stond hier ook wel langs zou gaan. Dat was dus niet het geval. Na tien minuten lopen leken we alleen maar verder van de stad af te geraken. Toen zijn we uiteindelijk, ook omdat het al weer begon te donkeren, weer helemaal naar het Piazza del Campo teruggelopen om van daaruit de goede weg te vinden. Dat lukte. Al met al hadden we deze dag weer heel wat afgesjouwd.
Donderdag 30 oktober
Deze dag hadden we geen zin in nog meer musea en kunst. Je kreeg er toch wel een beetje een kunstkop van. Die kunstkop zou wel wat frisse lucht in de natuur kunnen gebruiken, dachten we. Dus haalden we bij de receptie van Hapimag een wandelkaart van de omgeving. Want je zou hier ook mooie wandelingen kunnen maken. De kaart bestond uit enkele stencils en was dus in zwart wit. Niet erg duidelijk dus. Voor € 2,50 toch weer een aardige bijverdienste voor Hapimag. Toch ging het maar een keer fout. Dat kostte ruim een half uur en dat was vervelend, want het was een eentonig pad met niks te zien. Het weer hield zich redelijk, maar het hield ook niet over. Wat klimaat betreft hadden we het in het afgelopen voorjaar in Portugal heel wat beter getroffen dan hier in Toscane. De temperatuur bleef hier de heel week zo rond de tien graden hangen. Nog net niet echt koud, maar ook allesbehalve aangenaam. Geen gebied om te overwinteren leek ons.
Ponte Pia bij Pentolina
Hoewel we op een wandeling van circa 10 kilometer gerekend hadden werden het er toch wel een paar meer. Maar het belangrijkste doel, de Ponta Pia, hebben we bereikt. Dat was een Romeinse of Middeleeuwsche brug waar eertijds bedevaartgangers over heen trokken.
Al met al, was het een mooie wandeling, vooral vanwege de fraaie herfstkleuren, maar ook vanwege de hier en daar fraaie uitzichten.
Dei avond hebben we in Het Hapimag restaurant gegeten. Dat was eigenlijk beter dan in de stad. Afgezien dan van die taaie lamsbout de eerste avond.
Tussendoor hebben we ook nog een keer een Pizza uit de achtertuin van Hapimag gehaald. Die was ook wel goed. En we hebben nog een keer zelf wat klaargemaakt. Nou ja, Maja dan. Culinair is ze ook een aanwinst voor me. Want ze kan van zeer weinig iets zeer aparts en lekkers maken.
De terugreis
Vrijdag 31 oktober ging onze plane weer. Omdat ik de papieren dus thuis had laten liggen wist ik niet voor honderd procent zeker of het ’s-middags om 13.45 uur was. Maar ik was er zeker genoeg van om er niet achtereen te gaan zitten bellen.
Op de heenreis hadden we er bij grote drukte en half invallende duisternis ruim twee uur over gedaan. Dus nu zou het toch gemakkelijk in twee uur moeten lukken. Minus de inchecktijd van twee uur zouden we dan om kwart voor twaalf op het vliegveld van Pisa moeten zijn en minus ruim twee uur zouden we dus om uiterlijk halftien van hier moeten vertrekken. Liever nog een kwartier eerder, maar dat lukte toch weer niet.
Er zou echter nog meer niet lukken. De terugreis is niet gelijk aan de heenreis hadden we al eerder ervaren. Maar toen was het onderweg ook donker geworden. Nu reden we blij klaarlichte lag. Hoewel klaarlicht, het was een erg grauwe dag. We hadden ook niet een dag langer hoeven te blijven. Op de heenreis hadden we de route op papier uitgezet. Dat hoefde nu niet leek ons. Als we Poggibonso maar weer wisten te bereiken, want vandaar af was het op de heenreis nog het lastigst geweest.
In Poggibonsi moesten we naar Empoli zie te komen, want dit lag op de autoweg naar Pisa.
Poggibonsi is een druk plaatsje. Het is ook een onoverzichtelijk plaatsje. Het is voorts een plaatsje waar de Italianen niet zeer consciëntieus met hun bewegwijzering zijn omgegaan. Een tijdlang konden we de borden met richting Empoli volgen. Tot het ineens totalemento finito was. Aangezien het op de zelfde weg als die naar Firenze gelegen was en we Firenze wel zagen volgden wij dus die route. En bij het volgende knooppunt zagen we zelfs al de naam Pisa Nord. O.K. dus dachten wij.
Maar op Italiaanse wegen moet je niet denken. Je moet trouwens ook niet op de borden letten. Je moet de kaarten bestuderen , zelfs als je denkt dat je naar Pisa rijdt. De weg bleek wat scheef naar Pisa; net als die toren. We hadden het kunnen weten. De weg naar Pisa Nord liep niet naar Pisa , maar naar Firenze. Op zeker moment zagen we dat Firenze nog maar 6 km was. Nog dachten we dat we goed reden. Die 6 km interpreteerden wij namelijk als nog 6 km naar de afslag Firenze. Nu ging Maja er nog maar eens goed voor zitten, bril op en de kaart bestuderen. Volgens haar zouden we ongeveer 70 km omgereden hebben. We zaten inderdaad vlak bij Firenze. Vanaf hier moesten we nu over de autostrada, een tolweg. Daar was het die uitgekookte spaggettivreters dus om te doen. Ze laten je in dit land gewoon tientallen kilometers omrijden om je op de autostrada te krijgen. Nooit meer wegaanduidingen in Italië opvolgen. Ik snap nu ook waarom die ansichten die je hier naar huis stuurt altijd pas na weken bij ons aankomen. Die gaan eerst drie keer de hele Apennijnen rond. Apen zijn het hier inderdaad. Die twee uur, die we gepland hadden, waren we intussen al lang kwijt. Gelukkig maar dat we ook twee uur voor de inchecktijd gerekend hadden. Want die hadden we natuurlijk lang niet nodig. Als we die Lancia van ons eens flink op zijn straat trapten en niet in files terecht zouden komen, zouden we Pisa in ongeveer een uur kunnen halen. Maar we zouden nu wel bij de verkeerde kant van de stad aankomen. Namelijk in Pisa Nord. En het vliegveld lag aan de zuidkant.
Het begon nu flink te regenen. De regen werd met bakken over Toscane uitgestort. Gelukkig bleven files ons bespaard. Maar toch schoot het niet op.
De inchecktijd voor het vliegtuig was nu ingegaan en we moesten nog zestig kilometer. En de auto moest ook nog afgeleverd worden natuurlijk. Verder had ik nu ineens meer benzine nodig dan ik berekend had. Je moet de auto namelijk met een volle tank afleveren. Nu zou er zoveel uitgaan dat ik dat niet meer kon maken. En moest ik dus nog een keer tanken.
In Pisa zelf werd het pas echt spannend, want hoe lang zou het nemen om bij het vliegveld te komen? In een Italiaanse stad hoef je je zo rond de middag weinig illusies te maken vreesde ik. En als je een keer een bord miste dan kon je het wel vergeten. Dus alle ogen op steeltjes. Toch was het niet zo erg als in Groningen. Maar het was nog een best eind. Zelfs toen we het vliegveld al zagen naar wij dachten, duurde het nog een hele tijd voor we er waren. Nou we hadden geloof ik nog drie kwartier voor het vliegveld zou vertrekken. Maar ik moest de auto nog afleveren. Gelukkig kon ik de parkeerplaats, waar ik hem opgehaald had nog weer terugvinden, toen op een hol naar de uitchequebalie om de sleutel af te geven en de waarborgsom weer te incasseren. Dat laatste ging niet, want ze moesten de auto natuurlijk eerst zien. Die waarborgsom zou ik drie weken later terug krijgen. Gelukkig had Maja intussen al kunnen inchecken. De vlucht was inderdaad om 13.45 uur en we hadden nog twintig minuten over.
De vlucht zelf verliep zonder dat er iets over te vermelden was. Dat zelfde geldt voor de treinreis. Pas bij het station in Groningen valt er weer iets te melden. Namelijk dat je met taxi’s moet onderhandelen. Je hoeft heelmaal niet de eerste taxi te nemen die voorrijdt. De taxi die voor stond rekende een voorrijdtarief van €3.40. Daar zei ik onderweg iets van en de chauffeur haastte zich om mij bij te vallen. Ze klaagden zelf ook over dat hoge tarief. Tja, zei ik, dat kost jullie natuurlijk tipgeld. De heenreis op zaterdag was €7. Nu was het op een gewone dag € 9. En dat voor zo’n bescheten eindje. Nederland wordt zo langzamerhand een vervelend duur land, waar je voortdurend op je qui vive moet zijn om niet al te veel gepakt te worden.
Toscane was echter alleszins de moeite waard geweest. Een gebied om nog weer terug te komen. Maar er zijn natuurlijk ook nog heel veel andere mooie en interessante bestemmingen op onze aarde en je kunt niet alles zien.
Eelde, 11 december 2003