Verslag van onze reis naar Maleisië van 8 maart tot en met 31 maart 2010
 
Vooraf
Deze reis hebben we gemaakt met Fox Vakanties. Na afloop hebben we met enkele andere reisgenoten nog een aantal dagen extra doorgebracht op het eiland Langkawi en na afloop daarvan hebben we nog een paar dagen  gelogeerd bij Maja’s zoon Toine en diens familie in Kuala Lumpur.
 
 
De dag van vertrek en aankomst
Dinsdag 9 maart was onze eerste dag in Maleisië. Die ochtend waren we aangekomen na een vlucht van elf uur vanuit Amsterdam. We hadden gekozen voor een overnachting van zondag op maandag in ”van der Valk Schiphol” om niet maandagmorgen om zes uur vanuit Groningen met de trein naar Schiphol te hoeven met alle risico’s van dien. Dat  is ons uitstekend bevallen. We hebben er zelfs voortreffelijk gedineerd, zodat de dag vooraf al meteen een vakantiedag was. De accommodatie bij van der Valk was uitstekend, dat hebben we de rest van de vakantie zelfs niet meer zo meegemaakt. ’s-Morgens werden we met een hotelbusje naar het vliegveld gebracht, zeer relaxed. We moesten maandagochtend rond half tien op Schiphol zijn om onze tickets in ontvangst te nemen, het vliegtuig van Malaysian Airlines zou om 12.00 uur vertrekken. 
 
De vlucht verliep vlekkeloos. Malaysian Airlines is gewoon een hele goede maatschappij. Dat herinner ik mij ook nog wel van mijn reis naar Australië, nu elf jaar geleden. Je kon zelfs net zo veel wijn vragen als je wilde en kreeg dat dan gratis . Dat is best bijzonder voor een toch overwegend Islamitisch land als Maleisië , dat zouden we nog wel merken. Het is alleen niet verstandig om op grote hoogte alcohol te gebruiken. 
 
Van slapen tijdens de vlucht  kwam niet veel, er is toch steeds gedoe om je heen  en zo werd ons de eerste nacht ontstolen. Toch kwamen we  nog redelijk monter aan op het vliegveld van Kuala Lumpur. De klok moest toen zeven uur later gezet worden.
Dit keer keek ik wat minder mijn ogen uit dan elf jaar geleden, toen ik hier op doorreis naar Australië geweest was . De bewegwijzering op dit vliegveld liet zelfs enigszins te wensen over, want het was niet direct duidelijk dat we voor onze aansluiting op Kuching met het airporttreintje eerst naar een andere terminal moesten . 
 
We vlogen direct door naar Sarawak, het Maleisische deel van Borneo. De vlucht naar Kuching, de hoofdstad van Sarawak, duurde nog een kleine twee uur. Daar kwamen we omstreeks 11.00 uur locale tijd aan en toen hadden we nog een heel dagprogramma voor de boeg. De vakantie begon dus in vliegende vaart en dat zou ook min of meer zo blijven. 
 
Pas na aankomst in Kuching werd duidelijk wie er tot ons reisgezelschap behoorden. Zou daar ook die zwaar getatoeëerde kerel met die kale kop, die we bij de incheckbalie op Schiphol gezien hadden,  bij horen? Dat bleek inderdaad het geval te zijn. Na drie of vier dagen wisten we dat hij Toni heette. Na een week sprak ik hem wat langer en hoorde dat hij teamleider was bij de voormalige Hoogovens. Hij filmde en dat brak het ijs, want dat heb ik ook veel gedaan. Hij bleek een heel aardige jongen. Zo zie je maar weer. 
 
 
De groep bleek behoorlijk groot, 29 personen en was ook nogal heterogeen. Er waren twee groepen bij waarvan een van vijf man uit Medemblik. Dit waren vlotte lieden. De twee mannen onder hen dreven naast hun reguliere baan een bedrijf dat casino’s bij mensen en bedrijven organiseerde. Een van hen, ene Jos, leek een beetje op Joop van den Ende en was een van de gangmakers van het gezelschap. Met hem  had ik aardige contacten. Dan had je een groepje van twee wat oudere Friese echtparen uit Franeker. Die bleven nog het meest op zichzelf. Dan was er een moeder met dochter, waarvan de moeder kettingrookster was en waar ook niet veel méér dan rook uit kwam. Terwijl ze toch in de operatiekamer van een ziekenhuis werkte. Er werd trouwens in onze groep veel meer gerookt. Wel de helft van de groep rookte. Dan was er nog een stel van een Nederlandse man met een veel jongere Filippijnse vrouw, die Melodina heette en die af en toe wat puberaal uit de hoek kon komen. Hij leek een nogal stugge boekhouder of zo, maar wat hij deed weet ik niet, want ook zij hielden zich wat afzijdig. Dan waren er nog twee vrolijke ganzen op leeftijd uit het Haagse naar wij dachten. Het waren vriendinnen van wie de een haar man had thuisgelaten, omdat hij niet mee wilde. Deze dames zorgden geregeld voor wat reuring. Als zij beiden een keer aan de gang waren hielden ze niet meer op en werd het steeds doller. Er waren ook twee solitaire mannen. Ene Wim, die bij een woningbouwcorporatie werkte en die los van zijn vrouw en kinderen op stap was en ene Gillis, die echt solitair was. De laatste trok veel naar ons toe. 
 
Hij was bouwkundige, docent en vertelde graag en uitgebreid over zijn werk. Hij was de enige die ons vergezelde naar de Ibans. Er waren nog meer deelnemers, maar ik zal ze niet allemaal noemen. Daaruit blijkt al dat de groep eigenlijk te groot was. Dat waren losse stellen, zoals wij. Het duurde bijna de hele reis voor we ze allemaal een beetje kenden. 
 
Ons kenden de meesten wat sneller, omdat wij als latrelatie een beetje apart waren en omdat wij de eerste ochtend al meteen tien minuten te laat in de bus kwamen daar wij aan de officiële wake-up time niet genoeg hadden. Vooral het ontbijt vraagt veel tijd. Wij zetten onze gsm in de wekstand dan ook telkens een kwartier vroeger dan de wake-up time. 
 
Dat steeds maar vroege opstaan maakte de vakantie niet echt relaxed. Maar oké, deze vakantie was ook bedoeld om veel te zien en wie veel wil zien moet vroeg uit de veren. En omdat Maleisië een groot land is, tien keer zo groot als Nederland, waren de te overbruggen afstanden vaak fors. Daarom waren er ook twee binnenlandse vliegreizen in opgenomen. Eén naar Kuching op Borneo en een naar Langkawi in het uiterste noorden dat grenst aan Thailand. 
 
 
Het verblijf in Sarawak (Borneo) van 9 t/m 13 maart 
Maleisië bestaat uit dertien deelstaten waarvan Sarawak de grootste is. Kuching, de hoofdstad van Sarawak, is dan ook een behoorlijk grote stad, met bijna 600.000 inwoners. Maar in de omgeving van Kuching wonen ook nog heel wat mensen. Dat was al duidelijk vanuit het vliegtuig te zien. 
 
De beste eerste indruk van je vakantieland krijg je vanuit de lucht. Het was verontrustend wat ik door het kleine vliegtuigraam te zien kreeg. Andere belangrijke bestemmingen uit het verleden, zoals Canada, Australië en Marokko hadden mij uit de lucht al geweldig geleken, maar hier was dat niet zo. Zo lang wij over het land van Borneo vlogen en dat was best wel een tijdje voor wij landden, was het een afwisseling van bebouwing en ogenschijnlijke jungle geweest en dan meer bebouwing dan jungle. Het idee van een uitgestrekt en maagdelijk oerwoud, wat doorsneden was met rivieren en riviertjes met hier en daar wat plukken bebouwing werd hier niet bevestigd. Een duidelijk stadscentrum zag ik niet, het leek stedebouwkundig nogal verbrokkeld. 
 
Dat beeld werd, eenmaal op de grond, ook bevestigd. Daarmee kwam ons beeld van Maleisië, namelijk dat van een behoorlijk modern land, nogal onder druk te staan. Vergeleken met de eerste indrukken van Marokko, vorig jaar, leek het hier toch meer op een derde wereldland. Veel flats hadden ogenschijnlijk al in geen jaren meer een lik verf gehad en het is gewoon onthutsend hoe zeer dat een shabby aanblik oplevert. Dat heb je dan met de wooncomplexen in onze steden toch veel minder. Maar dat komt dan ook weer omdat onze huizen van nature veel kleurlozer zijn. 
 
Overigens had Kuching zeker een aantal fraaie gebouwen en ander bezienswaardigheden. Het Hiltonhotel waar wij gehuisvest waren lag aan de Sarawakrivier en aan de overkant daarvan lagen enkele fraaie complexen, waaronder het parlements- of  residentiegebouw. 
 
De staatsvorm van Maleisië is nogal gecompliceerd. Je hebt een parlement, want officieel is M een democratie. Maar omdat het een federatie is, is er ook een resident, een soort gouverneur. En er is een premier. Daarnaast heb je in elke deelstaat een koning, radja of sultan. Bij de vorming van de federatie in 1957 heeft men afgesproken dat er bij toerbeurt een van deze vorsten koning zal zijn, met niet alleen ceremoniële bevoegdheden. Kortom, je weet niet altijd wiens residentie je fotografeert en het staat er ook niet altijd op. Daarnaast heb je hier in Kuching natuurlijk de uitingen van de Islam, die in Maleisië de staatsgodsdienst is. 
 
Het verblijf in Kuching begon met de onderlinge kennismaking in het plaatselijke Hilton-hotel, dat mooi gelegen was aan de Sarawakrivier. Direct daarna konden we optioneel meedoen aan een stadsexcursie, die 65 RM kostte. Omgerekend was dat aan het begin van onze vakantie een kleine € 13 en aan het einde van de vakantie ongeveer € 14,50.!  Met dank aan onze Griekse vrienden in Europa die met hun bedriegerijen onze Euro in diskrediet gebracht hebben. 
 
Omdat er voor de excursie alleen gevraagd werd wie daar niet aan mee wilde doen, ging deze eerste keer iedereen mee. Achteraf was ik liever individueel gegaan. Want wie rijdt er nu met een bus door het plaatselijke Chinatown? En dan nog wel op een tijdstip dat er daar nauwelijks een mens op straat is. Chinatown is alleen maar leuk als je er in een slang van mensen doorheen schuifelt. 
 
Kuching bleek een behoorlijk grote stad en had met  zijn bijna 600.000 inwoners wel iets meer dan je in een oerwoudlocatie verwacht. Maar het was dan ook de hoofdstad van Serawak. 
 
Tijdens de excursie kon je van de verplicht ingehuurde gids voor ons verblijf in Borneo nauwelijks een woord verstaan. In de bus werkte de microfooninstallatie niet naar behoren, zodat je achterin amper wat hoorde en als je wat hoorde begreep je hem niet. John heette hij, maar hij praatte niet als een John. We hadden dus beter een plaatselijk gedrukt gidsje kunnen kopen en het in ons eigen tempo kunnen doen. Nu voelde ik me voor het eerst in mijn leven een Japanner en dat vind ik geen prettig gevoel. Je zit dus in een bus en moet daar dan herhaaldelijk in en uit voor een bezienswaardigheid die in de ogen van de reisleider of gids bezienswaardig is. Voor dertig man zijn uitgestapt is de vastgestelde tijd van bijvoorbeeld tien minuten al bijna weer om. Door het gedrang kun je geen behoorlijke foto maken, want de reisleidster staat je al weer met een ietwat lijdzame blik in de ogen bij de bus op te wachten, want  we moeten nog vier bezienswaardigheden en de bus is maar tot zo laat besteld. Aan de andere kant, je ziet wel veel in korte tijd en daarvoor kom je hier toch: Om veel te zien. 
 
nationale symbool, de kat
 
 
 
 
 
Leuk waren de kattenstandbeelden. Kuching betekent ”kat”, vandaar. Deze naam zou door een misverstand zijn ontstaan. Toen de ontdekker van Borneo, James Brooke, de kust bevoer zou hij aan zijn inheemse loods gevraagd hebben hoe het huttendorp aan het strand heette. De loods die meende dat hij naar een kat wees zei toen Kuching. 
 
James Brooke werd nadien de eerste witte radja van Sarawak en maakte er vervolgens een erfelijke titel van. Er is nog een mooi memoriaal aan hem gewijd. 
Ook de Indiase wijk was wel aardig, al kon deze niet tippen aan de medina’s van Fez en Marrakech in Marokko. 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Het welkomstdiner vond plaats in een stijlvol restaurant, dat aan de Sarawakrivier lag. Het eten was er goed en gevarieerd. Ze hebben in Maleisië veel smakelijke groenten. Het vlees bestaat voornamelijk uit kip. Net als in Marokko staan ze niet direct klaar met wijn en bier, maar in sommige restaurants kun je het wel krijgen. Een blikje bier kostte hier omgerekend echter € 7,50. Nou, doe mij dan maar een blikje Cola; dat is goed tegen darmproblemen. 
 
Na het eten zijn we wezen shoppen en kwamen in een winkel van Bata terecht, die een schoenenzaak bleek. Precies wat we zochten, want Maja’s charmante stappertjes waren afgekeurd voor de wandeling de volgende dag in het oerwoud. Voor nog geen 49 RM had ze een paar stevige stappers. Jammer dat ze deze schoenen later niet mooi meer vond en ze uiteindelijk  bij Toine heeft achter gelaten. Zelf neusde ik ook nog wat rond en liep tegen een stel Reebokschoenen aan, die ik in een aanval van kooplust vanwege de extreme goedkoopte besloot te kopen. Daarna liepen we nog een grote mall binnen, waar we nog een paar paraplu’s en ik een zwembroek gekocht hebben. Die paraplus zouden ons nog van pas komen.
 
Het is hier wel de plek om  de ontboezemingen in een eerste email aan het thuisfront weer te geven.
 
Beste luitjes,
Een uurtje geleden zijn wij teruggekomen in Kuala Lumpur. Bij avond is dat een imponerende stad. Morgenmiddag zien we misschien Toine en familie, want dan hebben we een vrij dagdeel. Het is namelijk nogal een druk programma. We hebben veel in de bus gezeten en dat was geen lolletje. 
 
Helaas is Sarawak, het Maleisische deel van Borneo  (ofwel Kalimantan) ons behoorlijk  tegen gevallen. Je ziet of hoort nauwelijks dieren en de flora is minder uitbundig dan gedacht. Maar zoals ik al smste was de ervaring bij de Ibans wel interessant. En de tocht per longtail, een soort prauw, over een snelstromende rivier was echt een verademing na een paar uur gaar gestoomd te zijn in die klotenbus zonder een behoorlijk werkende airco en met een vering van voor de oorlog. Maar we hebben gedurende die tocht bijvoorbeeld geen krokodil of varaan gezien. Dat was in Australië tien jaar geleden toch heel anders. 
 
longtail (prauw)
 
Met die longtail voeren we over een snelstromende rivier naar het dorp van de voormalige koppensnellers, de Ibans. Helaas vond de voortstuwing van die prauwen niet handmatig plaats, wat wel zo romantisch gewest zou zijn en meer in overeenstemming met het oerwoudgevoel, maar met een buitenboordmotor. Dat ging een stuk sneller en dat leverde dan de verkoelende wind op. Maar het gaf tegelijk een hoop herrie. Vooral daardoor heb ik zeggen en schrijven slechts één mooi blauwe vogel gezien, ik denk een ijsvogel, want het  ik zag het beestje in een flits. Verder alleen een klein soort lepelaar en dat was het dan. 
 
Het probleem zal wel zijn dat de menselijke beschaving al veel te ver is opgerukt in dit landsdeel. Er liep notabene een vierbaansautoweg wel bijna 100 km het binnenland in. En heel veel bebouwing dus. Dat had ik uit het vliegtuig al gezien. En dan die longtails. Die worden aangedreven door een buitenboordmotor die het liefst in de hoogste versnelling wordt gezet.  Dat verjaagt natuurlijk al het wild ook.
 
Dat oerwouddorp waar wij heen geweest zijn per prauw zou volgens de reisleidster alleen over de rivier bereikbaar zijn. Dat leek dus wel wat, eindelijk weg van de beschaafde wereld. Maja en ik en Gillis, de solitaire leeftijdgenoot, waren de enigen die voor deze excursie hadden ingetekend. Dat vonden we wel best, want om met de hele groep in zo’n longhouse binnenvallen zou afbreuk doen aan het inlevingsvermogen.  Bij de aankomst liepen we al direct tegen een paar  Ibans op die twee leguanen hadden gevangen. Er zat dus wel wild hier. Even later lagen deze leguanen al op de een houtvuurtje te grillen. Wij vroegen ons af of leguaan deel van onze maaltijd van die avond zou worden. Dat bleek niet het geval te zijn. 
 
longhouse
 
 
 
 
Het longhouse was een groot gebouw dat in zijn geheel op palen stond. Het was wel zo’n 80 meter lang en bestond uit een gemeenschappelijk deel dat uit één stuk bestond en uit 20 -25 privé gedeelten, die allemaal hun uitgang naar de gemeenschappelijke veranda hadden. Een beetje het idee van het appartement van Car, dat ook een gemeenschappelijke veranda heeft. Er hangen daar alleen geen gedroogde mensenkoppen.
 
Dat de huizen op palen staan heeft als reden de beveiliging tegen ongedierte en ook tegen menselijke vijanden. De ladders kunnen namelijk worden ingehaald.  Ik denk dat  de beveiliging tegen het water ook een reden is, omdat de longhouses meestal langs de rivieren staan.  
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
longhouse interieur
 
 
 
Wij sliepen in een bijgebouw van het longhouse, dat even als het eigenlijke longhouse op palen stond. In deze longhouses huisden dus de vroegere koppensnellers. De meeste mannen die er nu wonen werken overdag ergens in Kuching of omgeving. Koppen snellen doen ze in ieder geval niet meer. De laatste kop schijnt ruim 70 jaar geleden gesneld te zijn. Maar dit longhouse bleek pas 20 jaar geleden gebouwd te zijn. Dus authentiek was het niet. Daarmee was dit complex in mijn ogen toch enigszins gekwalificeerd tot een Maleisisch Marken. Met dit verschil nog dat de huisjes van Marken er al veel langer staan dan dit longhouse. Maar toegegeven, die longhouses zullen indertijd wel niet voor de eeuwigheid gebouwd zijn. Toch werd onze illusie van authenticiteit hierdoor danig aangetast. 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Dat werd nog een graadje erger toen we vlak voor zonsondergang de omgeving van dit longhouse wat wilden verkennen. Misschien zouden we dan toch wat wild  kunnen spotten. Want dat hadden we dus nog nauwelijks gezien. Rond het longhouse stappend stuitten we tot onze verrassing ineens op een betonnen paadje dat uitkwam op een grotere, nota bene geasfalteerde weg. En toen we dat een minuut of vijf hadden afgelopen stootten we toch op een uitbreidingsplannetje van gedeeltelijk moderne huizen! Bij het grootste huis stond een fraaie mpv op de oprit, waarschijnlijk van degene die alles bedacht had.
 Hoezo was dat longhouse alleen per prauw bereikbaar? We hadden er zo met de bus heen kunnen rijden.
 
Handelaren in illusies zijn het, die lui die deze reizen organiseren. Wat dat betreft kun je net zo goed een reis in je eigen tuin organiseren. Daar hoor je meer vogels dan hier. Maar daar is nu half maart niet te wezen, vanwege de kou. Hier overdag echter ook niet,  tenminste niet in de zon.
 
We hebben ook kennis gemaakt met de ”chief”, die de oudste van de daar toevende gemeenschap was. Het was een uiterst iel manneke, dat 98 jaar oud zou zijn. Hij zat onder de tatoeages. Die kreeg je vroeger als je bepaalde heldendaden had verricht. Daar verstond men toen ook het snellen van een kop onder. Dat snellen werd volgens de gids gedaan om drie redenen, uit zelfverdediging , vanwege een vrouw en er was nog iets. Volgens onze reisgids zou het zijn om de kracht die in de ziel van de gedode huisde te verkrijgen. Toen ik in stilte aan de gids vroeg of deze man van 98 misschien een of meer van zijn tatoeages aan het snellen van koppen had overgehouden, antwoordde de gids zacht en ernstig dat dit inderdaad het geval was. 
 
We hadden hier met een heuse koppensneller te doen, ook al was hij 98 jaar en ogenschijnlijk niet meer gevaarlijk. Hij liet zich hier zelfs gewillig fotograferen met soms wat opgewonden standjes van toeristen. Als chief zou mij dat toch ver beneden mijn waardigheid geweest zijn, maar ik was de chief niet. Gelukkig maar. 
 
De ons geserveerde maaltijd op de veranda van onze onderkomen dat uitzag op de rivier was eenvoudig doch goed; weer veel smakelijke groenten.
 
Na de kennismaking werden wij die avond vermaakt met een inheemse dans met bijpassende muziek.Voor de begeleiding hadden zich vier voornamelijk oudere vrouwen achter simpele muziekinstrumenten gezet, waaronder een echt oude oma, die wat tegen een oude pan tingelde of tegen iets dat er zo uit zag. Na de rite van het aanbieden van rijstwijn, die best lekker was,  en het slaken van een daarbij behorende eeuwenoude welkomstkreet, begon het dansen. De dansers hadden zich mooi voor ons uitgedost en aan het eind mochten wij als onopgesmukte westerlingen ook aan de dans deelnemen, wat natuurlijk absoluut geen gezicht was. 
 
De nacht in het longhouse verliep zonder dat er verschrikkelijke dingen gebeurden. We werden niet opgeschrikt door beesten die in het belendende oerwoud afgeslacht werden. Ik kon alleen niet slapen door de geluiden van enkele mede-logeerders, waaronder Gillis. We sliepen in de afgetimmerde veranda van een half longhouse, zeg maar gerust een Matrazenlager zoals ze die in Tiroler berghutten hebben. 
 
De slaapplaatsen waren alleen van elkaar afgeschot en in elk hok hadden ze een klamboe gespannen. Je sliep dus wel bij elkaar, maar je zag elkaar niet. Wel hoorde je alles van elkaar. We gingen zowat om half elf op stok, want op de veranda buiten was niets te doen, hoewel er wel elektrisch licht was (sinds een half jaar). Daar had de plaatselijke heerser de stemmen van de bewoners mee gekocht heb ik begrepen. Je had met het in slaap komen dus wel enige speling. 
 
Na een uur of wat werd het gestommel naast ons heviger; daar lag Gillis. Het leek steeds heftiger te worden en ik vroeg me al luisterend af wat de man in ‘s –hemelsnaam toch aan het doen was. Want het was er donker en het vloertje was helemaal belegd met oude matrassen. Dus waarmee kon je eigenlijk lawaai maken?  Het leek wel of hij een plunjezak met zware spullen erin aan het leegschudden was, zoiets. Na een uur hield ik het niet meer uit, stond op en liep naar mijn buurman en vroeg hem wat hij toch aan het doen was. Het was even stil en toen kwam het antwoord dat hij naar zijn gsm op zoek was. Midden in het oerwoud waar toch geen bereik behoort te zijn naar je gsm zoeken?  Wilde hij iemand bellen en waarom? Had hij problemen? Nou dat niet, maar hij was bang dat iemand hem zou sms’en en dat dat zijn omgeving zou wekken. Nou, ik heb maar niet gezegd dat hij maar gezellig door moest snurken, omdat we nu toch al wakker waren.
 

Sarawak
 
 
 
 
De volgende ochtend werden we zoals was te verwachten gewekt door de hanen die we de vorige dag al rond het longhouse hadden zien scharrelen en schrapen. Daar waren naar ik aannam ook de twee bij die de twee leguanenvangers de vorige middag even voor ons hadden laten vechten. Gelukkig zonder scheermesjes aan de poten zoals chinezen dat vaak plegen te doen en die daarbij dan weddenschappen afsluiten welke haan  als eerste het loodje legt. Chinezen zijn aartsgokkers.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Sarawak
 
 
Na het ontbijt hebben we een korte junglewandeling gemaakt met gids John die met onze excursie mee was en die we daardoor wat beter hadden leren verstaan. Hij vertelde ons interessante dingen over de medicinale waarde van de bladeren van sommige bomen en planten. De medische wetenschap zou nog maar een fractie weten van wat het oerwoud allemaal aan geneeskrachtige middelen in huis heeft. Al pratend passeerden we langs het pad  een grote stenen kruik. We bleken op een oerwoudkerkhof te zijn beland. Wijd verspreid over een tamelijk groot oppervlak stonden vazen en kruiken die in sommige gevallen beschut waren door een afdakje van half vergaan hout of golfplaat. Het was duidelijk dat dit kerkhof niet dagelijks meer onderhouden werd. We begrepen dat niettemin ook de chief hier zijn laatste rustplaats zou vinden. Omdat hij de chief was. 
 
Sarawak
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Na de wandeling stond er een demonstratie blaaspijpschieten op het programma. Uitgelegd werd hoe die blaaspijpen werden gemaakt. Het uithollen van het massieve was natuurlijk monnikenwerk. Een waar kunststuk ook om die loop zo mooi recht te krijgen. Dat was monnikenwerk geweest. Het ding werkte als een proppenschieter. Aan het einde bracht je het pijpje in waarvan de punt in gif gedoopt was, waarmee het prooidier verdoofd kon worden. De afstand waarover je kon schieten was ongeveer 15-20 meter. Dat betekende dat de inboorlingen hun prooidieren, meestal vogels, van behoorlijk dichtbij moesten besluipen. Natuurlijk mochten wij het eens proberen. Het viel niet mee om het pijltje in de roos die op tien meter afstand aan een boom gehangen was te krijgen. Die blaaspijp was behoorlijk zwaar en er ontbrak een vizier aan. 
 
Na deze oefening kregen we nog een demo te zien van het rubber tappen dat hier bij het longhouse gedaan werd en dat wijdverbreid in Maleisië gedaan wordt. De natuurrubber heeft het dus nog niet afgelegd tegen de kunstrubber.
 
 
 
 
Na deze in meerdere opzichten leerzame excursie bij de Ibans voegden we ons halverwege de ochtend bij de rest van de groep die een veel korter bezoek brachten en daarna ging het gezamenlijk in de bootjes weer naar de bus, die ons aan de oever van een prachtig stuwmeer afzette. Daar ging het met een soort partyboot naar een werkelijk zeer fraai resort aan dit stuwmeer. Hilton Batang Ai heette het en het was gebouwd in de stijl van de longhouses.  De boottocht was erg mooi en het hoefde dit keer blijkbaar niet zo hard. 
 
Sarawak
 
Het eten in dit hotel was ook weer goed. Zeer gevarieerd en vooral heel veel lekkere groenten, waaronder zeewier, dat ook nog erg gezond schijnt te zijn. Verder veel kip en vis. Een lekker biertje of wijntje erbij was weliswaar mogelijk, maar belachelijk duur. Tja, het is een islamitisch land. 
 
Daar moet ik het dan nu toch even over hebben, want ik las vandaag in het vliegtuig van Borneo naar K.L. in de New Straits Times een verhaal dat mij niet gerust stemde over de ontwikkelingen binnen de Islam. 
 
Het was maar een klein bericht en het ging over een demonstratie van moslims in de buurt van Medan. Dit ligt op het nabijgelegen Sumatra,  aan de andere kant van de Straat van Malakka. Indonesië is de grote broer van Maleisië. Er wonen 240 miljoen mensen tegen nog geen dertig miljoen in Maleisië. De Maleisische pers besteedt dus begrijpelijk aandacht aan hetgeen aan de overkant van de Straat van Malakka gebeurt. Indonesië is bijna geheel Islamitisch, terwijl Maleisië ook veel Chinezen herbergt die voornamelijk andere godsdiensten aanhangen, waaronder ook het christendom.
 
Het ging hier om een demonstratie van een paar honderd moslims die opkwamen voor een meer fundamentalistische koers van de Islam. Daarbij werd de voorman geciteerd die zei dat binnen de Islam geen plaats was voor een parlementaire democratie. Dat heb ik moslimleiders in Nederland tot nu toe nog niet horen zeggen, maar ik vraag me nu wel af of dat ook zo blijft als ze eenmaal de meerderheid hebben, zoals in Indonesië. Toine, die nu ruim een jaar in Maleisië woont, wordt lichtelijk opgewonden als ik het onderwerp ter sprake breng. Hij spreekt van toenemende onderhuidse spanningen tussen de Maleiers, die zich de oorspronkelijke bevolking van Maleisië noemen en de Chinezen die het grootste deel van de economie in handen hebben, maar die zich steeds meer in het defensief gedrongen voelen door de andere groep die de Islam achter zich weet. 
 
Overigens zijn de Maleiers helemaal niet de oorspronkelijke bewoners. Zij zijn pas in de tweede helft van de 19e eeuw vanuit Indonesië naar Malakka gekomen, wat toen schaars bewoond werd door de inheemse volkeren zoals de Orang Asli die wij in de Cameron Highlands nog zouden ontmoeten. Maar de Maleiers hebben zich bij de vorming van de Maleisische federatie als meerderheidspartij allerlei voorrechten toegeëigend. Zo hebben zij bijvoorbeeld een monopolie op de overheidsfuncties. Vaak zijn ze echter niet in staat om die functies naar behoren uit te oefenen en huren dan een vervanger voor hen in die het werk doet, maar houden wel een deel van het salaris voor zichzelf. 
 
In een van de dertien deelstaten van Maleisië is overigens al de shariah ingevoerd. Een strenge wetgeving was dus te verwachten. Dat leverde bij de landing van ons vliegtuig op het vliegveld van Kuala Lumpur al meteen  een dissonant op. Alvorens wij konden uitstappen werd een korte mededeling gedaan namens de maatschappij. Namelijk dat op het bezit van drugs de doodstraf stond. Toen was het even stil in het vliegtuig. Niet een erg hartelijke welkomstboodschap. Maar ja, in de meeste Islamitische landen hebben ze nog de doodstraf, al passen ze die niet overal toe. Dat even terzijde over de Islam.  
 
Na afloop van het diner liepen Maja en ik naar ons longhouse. Dat ging langs het zwembad en daar werden wij in de duisternis ineens aangevallen door een stel krijsende krekels van reuzenformaat. Of waren het grote libellen? Niet duidelijk, maar ze zagen er behoorlijk kwaadaardig uit en waren agressief ook. Het leek of we plotseling in Jurassic Park beland waren. We moesten ze gewoon van ons afslaan. Hier zaten dus wel beesten. De volgende ochtend ontwaarde iemand ook nog een schorpioen in het zwembad. Ik wilde er nog gauw heen voor een foto, maar werd door de reisleidster teruggefloten. Het was de hoogste tijd om in de boot te stappen, wilden we het vliegtuig naar Kuala Lumpur halen.   
 
 
Enjoy the trip
Helaas werden wij de volgende dag op Borneo nog meer van onze illusies beroofd. Deze dag zou zelfs letterlijk in het water vallen. We werden namelijk met jetties, open bootjes waar je met een man of acht in zat, naar het Bako N.P. vervoerd. Het zwemvest leek niet voor de flauwekul want we voeren een stukje langs het strand. Omdat het kennelijk een race tussen de diverse bemanningen was en de gashendel vol open werd gezet werd je sowieso al behoorlijk nat van het overkomende buiswater. Waarom zo hard gvd? Je kon elkaar gewoon niet verstaan door het gebrul van de motor en je zonnehoed moest je als een scheet afdoen, anders was hij je vanwege de wind van de kop gevlogen. Was dit niet als een uitje bedoeld? 
 
Sarawak
 
 
Tien jaar geleden heb ik in Australië geleerd dat je van de rit naar een bezienswaardigheid moest genieten. Want als je dat niet doet geniet je het grootste deel van de dag niet, omdat alles daar zo’n gigantisch eind van elkaar verwijderd is. ”Enjoy the trip” heette het daar. En dat is sindsdien een van mijn vakantielijfspreuken.   
Maar daar hebben die inboorlingen hier nooit van gehoord. Alles moet in een noodtempo. Gek eigenlijk, ik dacht dat ze hier van nature toch niet zo’n haast hadden. Het zal onze verkeerde invloed wel zijn.
 
Van een foto maken van de mangrovebossen aan het strand kon dus geen sprake zijn. In de eerste plaats vlogen die bossen voorbij en in de tweede plaats kon je je maar beter goed vasthouden, want één verkeerde beweging van de stuurman en je lag met je hele zaakje op het water. Hoewel ik amper voor me kon kijken vanwege de harde wind en het buiswater zag ik wel vanuit mijn ooghoeken dat er een zware lucht op ons afkwam. En daar was de waarschuwing van de stuurman ook al. Een regenbui lag op onze route. Maar de commercie eiste blijkbaar om er dwars doorheen te varen en niet terug te keren. Nou, dat hebben we geweten. 
 
Sarawak
 
Bijna direct drong zich de vergelijking op met die andere ”extreme experience”. Ik bedoel die van vorig jaar in de zandwoestijn van Marokko met dat verschrikkelijke onweer in het donker en die enorme donderbui die er op gevolgd was en er toen ook nog iemand van haar kameel was gekletterd. Hier raasde weliswaar alleen een geweldige bui, maar we zaten nu in een klein rotbootje op open zee dat door buiswater en regen bezig was vol te lopen.
Gelukkig kon ik met mijn nieuw gekochte parapluutje een deel van de wateraanval pareren, maar ik vreesde met grote vreze dat mijn camera deze watersnood niet ongeschonden zou doorkomen en er stond nog maar zo weinig op. We hadden beter van te voren speciale regenzeilen kunnen kopen, die sommigen van ons ook hadden. Toch bleef die inboorling aan het roer maar doorsjezen. En dan zat ik ook nog voorin in de boot. 
 
Het was weer zo’n ervaring die je op avontuurlijke vakanties wel vaker hebt, dat je je  ineens behoorlijk in de penarie voelt zitten. In Tirol heb ik dat wel eens gehad en in Australië. En vorig jaar dus in Marokko. Dan is het ineens niet leuk meer en zit je gewoon in de rats. Maar ook dit keer liep er geen bloed uit, alleen water. Veel water. 
 
Vanaf de aanlegplaats, waar, Allah zij geprezen, een afdak was, liepen we, toen het ergste van de stortbui voorbij was, naar het informatiecentrum van het Bako N.P. Het Bako National Park zou volgens de reisgidsen een paradijs voor natuurliefhebbers zijn. Maar wat wij gezien en vooral gehoord hebben gaf mij meer de indruk dat we hier met een ”Lost paradise” te maken hadden.
 
Er waren in de buurt een aantal voetpaden over plankiers uitgezet. Over een van die plankiers hebben we een wandeling van een klein half uur gemaakt. Je had hier inderdaad het gevoel in een tropisch regenwoud te verkeren. De bodem was zeer zompig, dus zonder dat plankier was er niet te lopen. En het was er zo dampig dat mijn camera de eerste minuten zo beslagen bleef dat ik geen foto maken kon. Maar dat bleek ook niet zo erg, want we hebben er amper een dier gezien. We zagen één neushoornvogel en enkele apen bij het informatiecentrum en daar bleef het bij. 
 
Ik dacht dat het oerwoud een kakofonie van klanken voortbracht, maar buiten een of twee krekels hebben we niets gehoord. Ze zeiden dat je met zonsopgang en ondergang wel meer zou horen, maar die duren hier maar heel kort. Het heeft geen zin om daarvoor naar Borneo te gaan. Kortom, in mijn tuin hoor ik meer vogels dan in het tropische regenwoud van Borneo. 
 
Misschien kwam het door het verschrikkelijke lawaai van de jetties dat we hier nauwelijks enig dierlijk leven bespeurd hebben. Ja, we zagen een wild zwijn, maar dat was zo dicht bij het informatiecentrum dat het mij voorkwam dat deze bij de levende inventaris hoorde. En dat leek ook voor die paar apen te gelden die daar af en toe dingen van  toeristen weg gapten, als ze de kans kregen. Over die groene slang die daar onbeweeglijk op een tak lag zijn de meningen verdeeld. Volgens een van ons was hij van plastic of dood, opgestopt.  
 
Helemaal teleurstellend was dat de wandeling afgebroken moest worden, omdat het door de regenbui verderop veel te glibberig zou zijn geworden. En de toeristische clientèle mag natuurlijk niet aan risico’s blootgesteld worden. We hebben ook geen enkele bloeiende orchidee of andere exotische bloeiende plant gezien. Wel vertelde de gids onderweg af en toe iets, maar als je met  29 man bent en niet direct onder zijn adem staat, dan  krijg je er niets van mee en vraag je je alleen af waarom de groep nu weer zo lang stil staat. Dus volgende reis toch maar individueel er op uit trekken?
 
De volgende dag was helaas niet veel beter. Nu gingen we naar Semengoh, waar verstoten jonge Orang Oetans worden opgevangen en weerbaar voor het leven in het oerwoud worden gemaakt. Vergelijk het met de zeehondencrèche van Leni ’t Hart in eigen land. Het was een flink opgeklopt verhaal in het reisprogramma. Dat je er toch behoorlijk voor moest uitkijken, voor die Orang Oetans, want dat ze een nogal kort lontje hadden. Nou dat geldt voor heel wat van mijn eigen  soortgenoten ook. Je moest ze ook nooit in de ogen kijken. Dat kwam me bekend voor. 
 
Sarawak
 
 
 
 
Al na vijf minuten lopen kwamen we bij een open plek in het bos. Daar was aan de ene kant een voederplatform opgericht en op zeker vijftien meter daarvan een soort tribune. Op het platform werden de Orang Oetans verwacht. De man die op het platform stond riep ze, maar ze kwamen niet. Na tien minuten herhaalde hij zijn riedel nog eens. Ken je die mop van die Oerang Oetans die naar het platform gestuurd werden? Ze gingen niet. Stonden daar zestig toeristen voor aap. De hele excursie viel in duigen en opnieuw ging er een illusie verloren. 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Helaas bleef het daar niet bij.
Aan het einde van de dag gingen we met een boot over een stuwmeer naar de overkant waar het Hiltonconcern een resort gebouwd had, het Hilton Batang Ai. Het was een prachtig stuwmeer en het bootje waarin we overgezet werden voer met zodanige snelheid dat het ook een aangename overtocht was. En het was een prachtig resort, bestaande uit een hoofdgebouw en een aantal paviljoenen die opgetrokken waren als longhouses. 
 
Sarawak
 
 
Op het programma van Fox Vakanties stond dat dit resort midden in de ongerepte natuur stond, waar met een gids een prachtige natuurwandeling te maken was. Hoewel het niet zo’n gemakkelijke wandeling zou zijn en het erg warm was ging ik ook mee. Ook omdat we hier over een oerwoudbrug zouden lopen. Die stond zelfs in de Fox Brochure. Wat bleek? Dat die oerwoudbrug door het Hiltonconcern is aangelegd, gewoon als een toeristische attractie.   
 
Ik moest meteen aan dat boomkroonpad in Australië denken. Op zich best aardig, maar als zo’n hangbrug niet aangelegd is door inboorlingen, maar door meneer Hilton, die daar een hotel gebouwd had en daar wat attracties voor toeristen bedacht had, dan was het toch meer een pretpark dan een oerwoudervaring. Er was ook nog een klimboom naast die hangbrug. Ze hadden zeker wat materiaal over gehouden. Nou doe het dan ook goed en net zoals daar in Australië waar Rob en ik zestig meter tegen een boom omhoog hebben geklauterd. Dat was een uitdaging geweest. Dit ding hier was hooguit tien meter. Je had er een verdienstelijk uitzicht op het stuwmeer en het was een mooi stuwmeer, maar kan een oerwoud eigenlijk nog ongerept zijn als er een stuweer in aangelegd is?   
 
 
 
Eerlijk gezegd voelde ik mij na deze laatste ervaring belazerd. Deze reis was ons verkocht als een unieke gelegenheid om een van de laatste ongerepte stukken oerwoud van de wereld te aanschouwen. Maar wat hadden we tot nu toe gezien? Handelaren in illusies waren het, die toeroperators en hun handlangers. In ieder geval wat Borneo betreft. En zou dit het hoogtepunt van onze rondreis door Maleisië hebben moeten zijn? Ik had op dat moment niet zo’n goed gevoel over dezer reis. 
 
 
Kuala Lumpur
Gelukkig heeft Kuala Lumpur  voor een flink deel de teleurstelling van Borneo goed gemaakt. Een geweldige stad. Het is ruim bemeten met veel tropisch groen. De stad telt ongeveer twee miljoen inwoners. Sinds zijn ontstaan in 1857 heeft het dus een geweldige groei doorgemaakt.
 
Vooral de laatste paar decennia is het razendsnel gegaan. Dat komt voor een belangrijk deel doordat Maleisië een oliestaat is. Het is ook lid van de OPEC. Daardoor staat het centrum vol met moderne architectuur, die vaak indrukwekkend mooi is. Een vergelijking met New York is natuurlijk niet eerlijk, want qua moderne architectuur is dat natuurlijk een gedateerde stad. 
De stad is echter ook vooral interessant doordat er nog veel fraaie gebouwen uit de Engelse koloniale tijd te zien zijn. Dat geeft de stad een zeer eigen karakter.
 
Kuala Lumpur
 
 
Kuala Lumpur
 
 
 
 
 
Kuala Lumpur
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Kuala Lumpur
 
 
 
 
De grootste blikvanger van Kuala Lumpur is natuurlijk de tweelingtoren, de Petronas Twintower. Bij de inwijding er van, in 1998, was dit met 378,6 meter het hoogste gebouw van de werel
 
 
 
Petronas Tower
 
 
 
 
Petronas Towers
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Vooral 's-avonds zijn de omgeving van de fraai verlichte Petronas Twintower en de TV-toren bijna adembenemend mooi. Er lopen dan bijzonder veel mensen op straat, vooral in Chinatown. Dat is ook omdat de temperatuur dan heel draaglijk is, in tegenstelling tot overdag. Er wordt dan veel gegeten in de vele food courts langs de doorgaande straten. Daar heb je voor omgerekend twee of drie Euro een uitstekende hap eten. Je zoekt dan zelf uit een soort buffet bij elkaar. 
 
Kuala Lumpur China Town
 
 
De tweede avond hadden we als optionele excursie een buffet op het draaiende restaurant  boven in de tv-toren van waaruit je een fantastisch uitzicht had op de stad en in het bijzonder op de Petronas Towers. Voor 200 ringgits mocht het ook wel een fantastisch uitzicht zijn want het eten was iets minder fantastisch. De oesters die ik daar op mijn bordje had gelegd waren zonder enige smaak, zo dood als een pier.
 
Kuala Lumpur
 
 
Die middag zijn we naar een prachtig vogelpark geweest, fijn in de schaduw. Na twee minuten had ik daar al meer vogels gezien dan in al die vier dagen in Borneo. Ze hadden daar een vliegkooi van in totaal zes hectare, de grootste van Azië. Daar kon je de neushoornvogel, het nationale symbool van Maleisië, pas echt goed zien. Waarom het een van de nationale symbolen van Maleisië is zou te maken kunnen hebben met de jonge geschiedenis van het land. Daardoor zijn er weinig symbolen uit het verleden en symbolen heeft een land nu een keer nodig, zeker als het om een multiculturele samenleving gaat zoals Maleisië. Met symbolen proberen ze de boel wat meer bij elkaar te houden.  
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Kuala Lumpur
 
 
Kuala Lumpur
 
 
 
 
Na het vogelpark hebben we de naburige orchideeën -en hibiscus tuin bezocht. Hibiscus is de naam voor de Chinese roos. Mijn camera maakt dus overuren. Misschien dat hij daarom nu wat kuren heeft. Misschien komt het ook door de warmte. 
 
 
 
 
We konden het eerst niet vinden, dat vogelpark. We hadden er natuurlijk met de taxi heen gekund. Die kosten hier haast niks. Deel de Nederlandse prijzen maar door vier, dan heb je grofweg de Maleisische prijs. Maar in een taxi beleef je de stad niet en het was volgens mij niet zo’n eind. Dat was het ook niet als we de goede kant uit waren gelopen. Zoals met meer dingen is het begin het moeilijkst. We kwamen we in een verkeerde wijk, een stadsdeel met allemaal Chinezen en het was niet China Town. 
 
 
 
 
 
Kuala Lumpur
 
 
 
 
 
 
We besloten in een soort taveerne een kop koffie te drinken en daar dan maar eens de weg te vragen. Daar werden we door de aanwezige gasten, allemaal Chinezen, met gelach ontvangen. We konden wel bij hen aan tafel komen zitten. Aardige mensen die Chinezen.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Kuala Lumpur
 
 
 
 
Toen we aan een vrij tafeltje gingen zitten kwam er al gauw een oud vrouwtje bij ons aangeschoven. Die was zeer geïnteresseerd in ons, vooral in Maja dan, want die gaat er eerder op in. Ze had een groot boek bij zich en daar bleken ook een paar pagina’s in het Nederlands in te staan. Ze vroeg Maja of die haar dat eens wilde voorlezen, want ze had het Nederlands nooit horen spreken.
 
 
Bleek dat om de Christelijke geloofsbelijdenis te gaan. Was het dus een zendelinge. Maja had er niet zo’n probleem mee en die twee geraakten in een zeer geanimeerde conversatie. Dat was dus was weer een foto waard. Kon ik meteen wat afstand bewaren.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Toen we onze consumptie op hadden, die werkelijk niets kostte, een paar dubbeltjes dacht ik, informeerden we naar de route naar het Merdeka-plein. Nou, dat was een heel eind, maar er was wel een taxi en even later reden we er heen. Per taxi was het inderdaad nog een heel eind. 
 
Op de tweede vrije middag hebben we Toine  bezocht. Die woont mooi in een satellietstad van Kuala Lumpur, Kajang genaamd. Het huis is nog niet compleet ingericht maar beschikt wel over 5 natte cellen, dwz elke cel is  ingericht met toilet, douche en wastafel. Volgende week gaan we eerst weer twee dagen in het Swiss Garden hotel in K.L.  logeren en daarna nog vier nachten bij Toine en Parvathi.    
 
 
 
Cameron Highlands
Bako National Park Borneo
 
 
 
 
 
De Cameron Highlands waren echt een verademing na Borneo. Het was precies andersom als we verwacht hadden. In Borneo hadden we een ongerept oerwoud verwacht met een veelheid van dieren, vogels en exotische planten. Maar we hebben nauwelijks een dier gezien. Geen krokodil, geen varaan. Alleen twee groene slangen die volgens een medereiziger op een tak geplakt waren. Verder zegge en schrijve drie apen die bij het bezoekerscentrum rondhingen en een Hornbillvogel, een neushoornvogel. Een geweldige afknapper dus en dat maakte dat ik toen een niet zo goed gevoel kreeg over deze vakantie. Maar Kuala Lumpur had al veel goed gemaakt .
 
 
 
 
 
 
 
 
En ook de weg naar de Cameron Highland was een prachtige tocht. Deze hooglanden zijn ongeveer 1500-2000 meter hoog. Het is er dus wat koeler en vooral 's-avonds is het hier zeer aangenaam toeven. Vooral als je dan denkt aan het Nederlandse weer in maart.
 
Cameron Highlands
 
 
 
 
Het eerste wat we die dag als bijzonderheid te zien kregen was een kleine nederzetting van de oorspronkelijke bewoners van Maleisië, de Orang Asli. Die zijn in de 19e eeuw verdreven door de immigranten van divers epuimage. Nu leven en jagen ze nog in kleine groepen in het oerwoud. Maar ze manifesteren zich ook aan de toeristen, want onze bus stopte speciaal bij hun behuizing en ze lieten zich gewilig fotograferen, in de hoop opp een habbekrats. 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De begroeiing is uiterst weelderig en meer gevarieerd dan in het laagland. Het is ook de fruitschuur van Maleisië. En dan zijn er de theeplantages.
 
Cameron Highlands
 
 
Een daarvan hebben we bezocht. Zeer fotogeniek. We kregen er een deskundige uitleg bij. Als je op een theeblaadje kauwt dan proef je in de verste verte geen theesmaak. Theestruiken lijken een beetje op ligusterstruiken. De theebereiding vraagt heel wat bewerkingen. Eerst wordt de thee geplukt, uitgespreid en door een soort wringer gehaald waardoor het blad kneust en de sappen vrijkomen. Daarna vindt een fermentatieproces plaats, waardoor de thee smaak en geur krijgt. Ten slotte wordt de thee gedroogd en gesorteerd. Pas dan is de thee verpakklaar. De bewerking is bepalend voor de soort thee die verkregen wordt. Zonder fermentatie krijg je bijvoorbeeld groene thee. Zo hield de gids een hele leut over de thee.
 
Cameron Highlands
 
Na deze interessante excursie deden we een vlindertuin aan. Nou, dat was wel iets meer dan een vlindertuin. Wat we daar allemaal voor vreemde exemplaren van moeder natuur gezien hebben. 
 
Cameron Highlands
 
 
 
 
Het riep bij mij vragen op over de evolutietheorie. Want wat te denken van een wandelende tak? Het ziet er uit als een tak, maar het is een beest. En een wandelend blad. Hoe hebben ze het bedacht? Waardoor evolueert een bepaald organisme tot uiteindelijk een wandelende tak?  De evolutietheorie  spreekt aan als we de ontwikkeling naar een steeds hoger staand wezen willen verklaren, maar je zult maar ontwikkeld zijn tot een wandelende tak. Wat is de zin daarvan?  
 
Maja en ik vonden trouwens dat de rondleiders erg gevoelloos met de hier levende scheppingen van moeder natuur omgingen. Vlinders werden beetgepakt en ergens op de kleding van deze of gene gedrukt, zodat een ander er een foto van kon maken.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Cameron Highlands
 
 
 
 
 
Zo werd er op een gegeven moment ook een schorpioen opgepakt en op de kale kop van Piet geplaatst. Maar niet nadat het arme beestje met een stok half dood gedrukt was. Na de demo werd hij weer als een stuk vuil teruggegooid. 
 
 
 
 
 
 
 
Het wordt tijd dat de Partij van de Dieren eens wat vragen gaat stellen aan de Maleisische regering over deze praktijken. Dan kan onze eigen regering meteen wat ontlast worden van al hun vragen en eindelijk eens gaan regeren in plaats van reageren.
 
 
 
 
 
 
 
Cameron Highlands
 
 
 
Maar het reisprogramma bood geen gelegenheid om op deze kwestie in te gaan. We was tijd ingeruimd voor een bezoek aan een Chinees restaurant voor een lunch. Dat bleek in combinatie met een karaokeshow te gaan. De eigenaar, iemand die door de reisleidster met meneer Fong werd aangesproken, bleek dertien jaar in Nederland een Chinees restaurant te hebben gedreven. Meneer Fong had er zo te zien dolle schik in om een gezelschap Nederlanders een karaokeshow met Nederlandse voetballiederen voor te zetten. Dat ging onder het motte van alles moet kunnen. Op het laatst ging het toch in polonaise de straat op. Met gekromde tenen, maar vooruit. De autochtonen keken hun ogen uit of schudden meewarig hun hoofd. Sommigen van ons wilden eigenlijk niet meedoen, maar deden het toch, je kent dat wel. 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Cameron Highlands
 
 
Daarna reden we naar ons hotel. We verbleven in de Cameron Highlands in het Strawberry Hill resort in Tanah Rate,  een schilderachtige accommodatie. 
Zo hebben we een met bloemen opgesmukt balkon met uitzicht op de entree. Jammer genoeg was het eten er echter van wat mindere kwaliteit. Maar ja, wie buiten Frankrijk een Salade Nicoise vraagt, moet niet opkijken als het tegenvalt, zeker als je aan die eerste Salade Nicoise in je leven, in dat pittoresque haventje aan de Franse Cote d’Azur, zo’n bijzonder goede herinnering bewaart. Als je ooit eens heel lekker ergens gegeten hebt, beperk je dan tot het koesteren van de herinnering daaraan, maar probeer het liever niet ergens anders  nog eens. 
 
De naamgeving van het resort, Strawberry Park had te maken met de wijdverbreide aardbeienteelt hier. Maar we hebben geen enkele keer de kans gehad om de kwaliteit van de aardbeien hier te vergelijken met de Hollandse zomerkoninkjes. 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Een beetje raar, want ze hebben hier toch geen seizoenen? Je kon alleen een paar gedroogde exemplaren krijgen, maar die waren niet zeer bijzonder. En nu we het toch over het fruit hebben. In de meeste resorts is het fruitaanbod niet zo gemêleerd als je hier in de tropen zou verwachten. Het assortiment bestond doorgaans alleen uit rode en witte meloen en uit papaja. Soms was er ananas bij. De rode meloen smaakte nogal waterig, daarom heet hij ook watermeloen. De witte was meestal niet erg zoet en dat gold ook voor de papaja. De ananas moest het dan een beetje zoeten. Appels waren schaars en kiwi’s en sinaasappels hebben we helemaal niet gezien. Wie de tropen vereenzelvigt met een overdaad aan exotische en heerlijke vruchten komt in Maleisië  niet erg aan zijn trekken.
 
Intussen valt het ons op dat Maleisië wel een land van tegenstellingen is. Aan de ene kant van de weg, hier in de hooglanden, zagen we schamele hutten van nakomelingen van de vroegste bewoners,  die de hele dag in hun hut zitten te wachten tot er een bus met rijke westerse toeristen stopt om hun voor een paar ringgits op de foto te zetten en aan de andere kant zie je een prachtig golfterrein, waar Japanners komen golfen, omdat dat in hun eigen land zo verschrikkelijk duur is. Dat weegt blijkbaar tegen de vliegkosten op. En zo wordt het mondiale milieu dus verder naar de kallemiezen geholpen. Het is net zo als die Jappen die naar Duitsland vliegen om daar in een BWM of Porsche op de autobanen te gaan racen, waar je nog harder dan 200 km per uur mag. Dat vreet natuurlijk allemaal benzine en diesel en daarom worden de oerwouden in Borneo gekapt en zet men er enorme akkers vol met oliepalmen. Daar maken ze dan biodiesel van en dat wordt weer gebruikt in de buitenboordmotoren van longtails en landrovers waarmee toeristen vervoerd worden naar zogenaamde oerwouddorpen. Die dingen maken zo'n herrie dat het wild, als het er nog is, allang op de vlucht is als wij er aankomen. Daarom viel Borneo dus zo tegen. 
 
 
Pangkor Island
Na de Cameron Highlands ging het in een vier uur durende reis in een comfortabele bus naar Pangkor Island. Alleen moest je je het eerste deel van de rit voortdurend schrap zetten vanwege de te nemen bochten in het zeer heuvelachtige traject. Onderweg stonden er nogal wat teakbomen. 
 
We kregen er een korte uitleg bij. Dit hier waren bomen van 10-12 jaar. Het waren nogal scharminkelige dingen. Volgens mij groeit een berk in ons klimaat sneller. Maar dat is dan ook geen hardhout. Pas na die eerste tien jaar gaan ze wat harder groeien die teakbomen. De eerste tien jaar weet je dus zeker dat je geen opbrengsten van zo’n investering hebt.
 
De overtocht naar Pangkor Island verliep in een gewone derdewereld ferry, die na een half uur aanlegde op Pangkor Island.  Dit is een eiland van ongeveer 8 bij 3 kilometer, dus ongeveer zo groot als ons Vlieland. Maar op dit eiland wonen wel ongeveer 20.000 mensen, in resp een Chinese en een Maleise gemeenschap. Dus een Robinson Crusoë-eiland was het niet.  
 
 
Maar dat is toch een beetje de algemene makke van dit deel van Azië. Bijna overal waar we geweest zijn leek het land dichter bevolkt dan ons eigen toch ook al overbevolkte Nederlandje. Het volgende eiland waar we heen zouden, Penang, telde zelfs ruim 1,5 miljoen mensen op een oppervlakte van iets van 250 km2. Achteraf zou je dan ook kunnen afvragen waarom we daar eigenlijk heen gegaan zijn. Nou, ja, daar kom ik nog op. 
 
Pangkor Island
 
 
Omdat de afmeerplaats op Pangkor Island fotogenieke gezichten bood was ik wat achter gebleven bij het gezelschap. Maja, reisgenoot Jos uit Medemblik en ik konden niet meer mee met het personenbusje. Al gauw daarna kwamen er nog twee busjes en ik begreep dat ik in een van die twee moest stappen. Maar ik zag de beide anderen niet terwijl er alsmaar meer mensen in mijn busje instapten, totdat het busje vol was en wegreed. Bleek dat busje dus helemaal niet naar ons resort te rijden. En ik herinnerde me ook niet hoe ons resort eigenlijk heette. Wordt je zo maar in een wildvreemd land ergens gedumpt. Het mankeerde er nog maar dat ik ook nog geen cent op zak had gehad en geen gsm. Dan was je toch reddeloos verloren geweest! 
 
Gelukkig was de chauffeur bereid, Maleisiërs zijn erg aardige mensen, mij terug naar de aanlegplaats te rijden en vandaar naar het goede resort, waar de rest van ons gezelschap net de eerste briefing van de reisleidster achter de rug had. 
 
Maja was al erg ongerust geweest, maar ik vroeg me af waarom zij en Jos mij niet uit dat eerste busje hadden gehaald, want zij hadden begrepen dat je daar dus juist niet in moest gaan zitten. De discussie daarover leverde voor mij niet de ultieme helderheid op, maar oké laat maar zitten.
 
Het zag er hier verdomd goed uit. Een pal aan het strand gelegen resort,  rijk beschaduwd door majestueuze loofbomen van een mij onbekende soort. Schaduw is zo wat het meest begerenswaardige waar je naar op zoek bent in dit land dat tussen de  3 en 10 graden noorderbreedte ligt.
 
 Pangkor Island
 
 
Pangkor Island
 
 
 
 
In die bomen huisden ook de Hornbillvogels, waarvan we er op Borneo zegge en schrijve een gezien hadden. Hier zaten er wel twintig, dus voor die Hornbillvogel hadden we niet naar Borneo hoeven gaan, terwijl dat wel als een de hoogtepunten van Borneo was aangemerkt. Maar oké, hier worden ze ’s-avonds op het strand gevoerd.  
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Pangkor Island
 
 
 
 
Zelf werden we 's-avonds ook op het strand verwend.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Pangkor Island
 
 
 
Er zaten hier ook veel meer apen dan op Borneo. Brutale apen waren het, van die makaken. Je moet er nog voor oppassen ook. Wij waren gewaarschuwd om goed onze balkondeuren en ramen naar het balkon te sluiten en dat bleek geen overbodige waarschuwing. Na het eerste ontbijt zagen wij ze op de balkons aan de strandzijde in de weer. Iemand had zijn balkondeur niet afgesloten. Nou, daar wist de eerste aap wel raad mee. Hij wist precies hoe de deurknop werkte, omdraaien en hij kon naar binnen. Dat kunstje hoefde  aap niet meer te leren. Hij was zo binnen. Wij keken in spanning toe waarmee hij zou terugkeren. Het werd een appel, die lekker op de balustrade werd verorberd. Even later ging er een tweede aap naar binnen. Onder het balkon ontstond een klein volksoploopje om de verrichtingen van de apen te volgen. Zou die tweede nu naar buiten komen met triomfantelijk een stukje lingerie in zijn poten geklemd?  Nee, het werd weer een stuk fruit. Nou, die fruitschaal werd goed geplunderd. Wat een brutale apen! 
 
 
 
 
 
 
 
Als ik ooit nog weer eens een ouder of grootouder iets over hun brutale apen van kinderen hoor, dan zal ik weer aan de apen van Pangkor Island denken. Dat was lachen geblazen. 
Maar vanochtend waren wij zelf aan de beurt. Maja stond voor de spiegel een shirtje te passen toen ze  plotseling een apenkop voor het raam zag verschijnen. Hij keek brutaal naar binnen en was niet van plan weg te gaan. En ja hoor, ook hij probeerde om de balkondeur open te krijgen. Maar die zat gelukkig op slot. Anders was hij of zij gewoon binnen gekomen. Hij keek nog eens aandachtig naar binnen, zonder ons aan te kijken. Wij waren gewoon lucht voor hem.
 
Ik denk dat als hij de deur open had gekregen hij of zij gewoon naar binnen was gekomen en wat van zijn gading zou hebben meegeklauwd en ons zou hebben afgesnauwd als we gereageerd zouden hebben. Want daarvoor hadden ze ons ook gewaarschuwd. Je kunt zo een grauw en een knauw krijgen. Wat dat betreft zijn het net mensen, althans mensen van het soort dat je beter niet tegen kunt komen.
 
Toen ze naar ik dacht weg waren ging in het balkon op. Maar ze zaten net naast het balkon en maakten direct aanstalten het nog eens te proberen. Ik wist niet hoe gauw ik weer de kamer in moest vluchten en de deur zo snel mogelijk weer te sluiten. 
Het deed me denken aan die wolf in het Yellowstonepark die ook plotseling te dicht bij kwam of die wild bull in Australië die eveneens agressieve bedoelingen leek te hebben, toen ik hem van te dichtbij wilde fotograferen en hij op ons bushcampertje af kwam.  
 
Pangkor Island
 
 
Deze dag hebben wij een interessante en mooie excursie op Pangkor Island gemaakt. We reden in vier persoonsbusjes. Eerst deden wij een scheepswerfje aan, waar bijna geheel handmatig vissersboten van tropisch hardhout gemaakt werden. Een mooi gezicht. Het hout kwam van het vasteland. In drie maanden werd zo’n boot  gebouwd en daar werkten ze met zo’n twintig man aan.  Ik schatte de arbeidskosten daarmee op zo’n
€ 50.000 en vroeg me af of je ze niet zou kunnen importeren naar Europa, want het waren mooie boten. Het prijspeil ligt in West-Europa zo’n twee à vier keer zo hoog en dat zou de transportkosten zeker meer dan compenseren.   
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Pangkor Island
 
 
 
 
Vervolgens deden wij een bijzonder fraaie Chinese tempel, waar de uitbater trots naar zijn hoofd wees. Een van de heiligdommen bleek de huid van een menselijke schedel te zijn die ergens overheen gespannen was. Je kon het haar er nog op zien. Mooie godsdienst dacht ik. En dan moest je uit eerbied ook nog je schoenen uitdoen. Daarna was er een Hollands fort uit de 17e eeuw, uit die goeie oude koloniale tijd, toen  Nederlandse handelaren over de hele wereld zaten. Nu zijn het vooral de Nederlandse toeristen. De middag hadden we vrij.  
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Onderweg hadden we enkele malen een fotostop om de fraaie uitzichten vast te leggen.
 
 
 Pangkor Island
 
 
 
Vrije dagdelen, dat hebben we niet veel tijdens deze vakantie. Het is bijna voortdurend voor dag en dauw er uit. Morgen  bijvoorbeeld vertrekken we naar Penang en dan is de wake-up call om zes uur. Vertrek dan om halfacht. Meestal hebben wij aan de tijd tussen de wake-up call en vertrek niet genoeg. De allereerste dag kwamen wij mooi tien minuten te laat. Het voordeel was wel dat iedereen ons meteen kende. Op dit moment kennen wij ook bijna alle mensen. Intussen zetten wij op mijn gsm de wekker dus nog iets vroeger om niet te veel onder stress te hoeven verkeren. Het ontbijt moet zo mogelijk toch een beetje in rust genoten worden. Voor je weet waar alles staat ben je al vijf minuten verder.
 
Pangkor Island
 
 
 
 
Pangkor Island
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
In dat vrije dagdeel heb ik de zee geprobeerd. Dat was een ervaring apart. Als je bij ons gaat zwemmen moet je de eerste tien seconden even bijkomen van de kou. Daar bij Pangkor Island en later ook bij Langkawi is het net andersom. Je moet daar eerst even bijkomen van de warmte. Net als wanneer je eerst even met je tenen voelt of het badwater niet te warm is. Het leek wel of je in een grote afwasteil met warm water was terecht gekomen. Je moest een behoorlijk eind uit de kust zwemmen voor het een graadje koeler werd. Zeker dertig graden. Dat was dus helemaal niks. 
 
Het zwembad was misschien een graad of vijf koeler en dus evenmin erg verfrissend. Het enige dat verfrist zijn de kamers die op ongeveer 15 graden gekoeld worden. Dat hoeft dan ook weer niet, maar ze zijn nauwelijks te reguleren. Dan heb ik liever een blikje Cola met ijs, dat is lekker verfrissend. Dat hebben ze ons bij de GGD ook aangeraden, omdat Cola goed voor de darmflora zou zijn. Dat komt dan goed uit want een pilsje kost hier 4 Euro en een glas wijn 5 Euro.
 
Pangkor Island
 
 
 
 
’s-Avonds hadden we een uitstekend buffet aan het zwembad van ons resort, waar je je visjes en vleesjes kon laten grillen. Ik had aanvankelijk niet door wat ik op mijn bord had, maar er was met een mes niet door heen te komen. Bleken het ongegrilde stukken inktvis te zijn, er was geen doorkomen aan . Maar toen ik ze liet grillen waren ze erg lekker.
 
Intussen zagen we de zon in zee ondergaan, maar dat stelde niet veel voor. Dat gaat allemaal heel snel in de tropen. De zon gaat ook niet in het noordwesten onder zoals bij ons maar blijft nagenoeg boven de evenaar en daarom gaat het zo snel. 
 

 

 

 

 

 

 

 

Penang
Op dit eiland had Fox Vakanties diverse excursies in petto. We vertrokken ’s-morgens vroeg van Pangkor Island naar het vasteland.

Pangkor Island

 

Daar reden we een eind, waarbij wij onderweg een teakplantage bezochten. De bomen stonden er maar een beetje schraal bij vond ik. Maar het was wel weer eens iets anders als al die eindeloze palmoliebomen die je hier verder vooral zag.

Penang Georgetown

 

 

 

 

 

Vanaf het vasteland ging er een brug naar Georgetown, de hoofdplaats van Penang. Een forse plaats, die maar liefst 1,2 miljoen inwoners telde. En dat op een eiland ter grootte ongeveer van ons Texel. Het was hier de drukst bevolkte plek van heel Maleisië.

 

 

 

 

 

 

Georgetown

 

 

 

 

 

Behalve dat de stad de indruk gaf van een derdewereldstad met enorme dicht gestapelde flats was er ook veel koloniaal schoons te zien. Alles kon je per riksja bereiken.

 

 

 

 

 

 

 

Georgetown

 

De Chinese tempel van waar we vertrokken bood dit keer wel meer dan het niveau van kitsch en fluldemerulletjes.

Georgetown

 

 

Georgetown

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verder had je er de drijvende stad of stad op palen. Hier woonden Chinezen. Hier een daar hadden we een inkijkje in de behuizingen.

Georgetown

Georgetown

Georgetown

 Georgetown

 

 Georgetown

 

Hier een van de gebouwen waaruit duidelijk wordt dat Maleisië vroeger een belangrijke Engelse kolonie was.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Penang

 

 

 

 

Buiten de stad was natuurlijk ook heel wat te zien. Zo hebber we die zelfde dag een rondrit over het eiland gemaakt. Daarbij hebben we verschillende locaties aangedaan waar oude ambachten werden beoefend, zoals het batikken. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Penang

 

 

Ergens boven op het eiland, waar het tussen de dichte begroeiing aangenaam koel was, kon wie dat wilde weer wat Ringgits kwijt aan de uitgestalde waren in enkele langs de weg geplaatste kramen. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Apart was het bezoek aan de slangentempel. Hier werden dus slangen vereerd. Achter de tempel was een kleine slangenhof, waar je verscheiden soorten van onze kruipende medeschepselen kon gadeslaan. Als toeristische hoofdattractie gold daarbij het kunnen aanschouwen hoe een slang in een hokje een levende muis zou verorberen. Nu kan het zijn dat slangen in de natuur ook alleen maar levende muizen eten. Maar hier verdienen de exploitanten er aan om dat toeristen te laten zien. Het was niet een prettig gezicht. De slang lag roerloos in haar hok, toen er door een luikje een muisje bij haar werd binnen gegooid. De slang reageerde er niet op. Die wou de spanning er zeker nog even in houden. Het muisje liep naar een hoek en bleef daar geparalyseerd door doodsangst ook stil zitten. Ik moest denken aan een veroordeelde die voor het executiepeloton staat. Na een minuut of zo kwam de slang in beweging en greep het muisje; het ging niet eens flitsend snel. Die slang wist dat ze alle tijd had. Het muisje werd langzaam naar binnen gewerkt. Het staartje zag je het laatst. 

 


Penang

 

Een aanzienlijker prettiger verlopende excursie was die naar een authentiek Maleisisch dorpje. Hier stonden ook een soort longhouses, dus houten huizen op palen. 

 

 

 

 

 

Vooral de kinderen hier waren aandoenlijk in hun houding en kleding.

 

 

 

Penang

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Penang

 

 

Maar het aardigste was dat er in dat dorpje toevallig net een bruiloftsfeest gaande was. Het was duidelijk dat dit een gebeuren voor het hele dorp was. Toen we bij het etablissement kwamen waar dat zich afspeelde liepen we enigszins schoorvoetend naar binnen. Maar blijkbaar vonden de gasten dat helemaal geen probleem. Zo hebben we zelfs een blik mogen werpen in de bruidssalon, waar de bruid haar cadeaus had verzameld.

 

 

 

 

 

 

 

 

 Penang

 

Penang

 

 

Enkelen van ons gedroegen zich als Jan Toerist en wilden met de bruid op de foto. Ik vond dat lichtelijk gênant. Ik vond het al vrij ver gaan om hier als wildvreemden op dit familiefeest binnen te lopen. Hoewel, het was ook zeker een dorpsfeest. Maar als ik vader van de bruid geweest was en er waren een stel Chinezen of Japanners met camera's op mijn feest afgekomen, dan had ik ze denk ik toch wel beleefd maar zeer dringend verzocht op te hoepelen.

Dat zij dat niet deden was een belangrijke reden dat ik, eenmaal terug in de wachtende bus, opperde om voor het bruidsstelletje even met de pet rond te gaan. Want wij hadden wel heel wat fraaie kiekjes kunnen nemen en zo konden wij dan iets terugdoen. Dat voorstel viel in goede aarde en zo keerden Maja en ik even later weer terug naar het feestgedruis om de vader van de bruid op te zoeken en hem een aantal handen vol biljetten aan te bieden. Het zal voor die mensen wel een heleboel geld geweest zijn vermoed ik zo. Het werd in ieder geval enthousiast aanvaard.

 
 
 
 
 
 
Langkawi
De boottocht van Penang naar Langkawi leek veel op die naar Pangkor Island. Van een uitzicht kon je alleen genieten als je bereid was boven op het dek te staan. Maar veel zag je  niet, omdat het erg heiig was door het vele vocht in de lucht. Het was ongeveer drie uur varen.
 
Op weg naar Langkawi
 
 
Na de aankomst in de hoofdplaats Kuah van Langkawi ging het direct in de bus naar ons resort, dat .ongeveer 40 km verderop lag ergens in het noordwesten. Langkawi is bijna 500 km2 en je kunt  gemakkelijk een paar dagen voor de bezichtiging uittrekken.
 
Langkawi resort
 
 
 
We waren gehuisvest in een wat minder luxueus resort dan op Pangkor Island. Dat wil zeggen, wij bivakkeerden in een soort hutten op palen, elk met een eigen kleine veranda en midden tussen het geboomte. ’s-Morgens kreeg je daar vaak bezoek van die grappige brilaapjes. Die waren wel gezellig en veel minder agressief dan die brutale makaken op Pangkor Island. 
 
 
 Langkawi brilaapjes
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Langkawi
 
Ook hier konden we zo naar het strand afdalen, waar bomen stonden waaronder in de schaduw ligstoelen stonden, zodat je vandaar van het fraaie uitzicht  kon genieten. Verder strandleven was eigenlijk niet mogelijk.  
 
Langkawi
 
 
 Op Pangkor Island had ik nog een kleine wandeling achter het strand langs kunnen maken onder de zware loofbomen door, die aan de rand van het strand stonden. Maar een pad was daar niet geweest en na 500 meter boog het strand af langs rotsen met daarachter ondoordringbaar gewas. 
 
Ook hier op Langkawi viel niet echt een wandeling langs het strand te maken. Je liet het ook wel uit je hoofd om in de felle zon te gaan lopen. Dat is iets voor Schiermonnikoog en nog een heleboel andere plekken in de wereld, maar niet voor Maleisië.  
 
Langkawi
 
Gisteren, na aankomst had ik nog een tochtje gemaakt naar de waterval die op tien minuten lopen gelegen zou zijn. Natuurlijk kon je in het hotel een taxi bestellen, maar lopen is gezond, je ziet meer en het is goedkoper. Maar volgens mij was het wel 20 minuten en je liep maar over een hete asfaltweg, want aparte voetpaden hebben ze hier niet. Gelukkig waren er een paar beschaduwde stukken bij. Bij de parkeerplaats voor de waterval was een stalletje en kon je je met ijs of Cola inwendig een beetje verfrissen. En daarna het voetpad wat daar wel was, op. Het voetpad bestond grotendeels uit treden.
 
 
Langkawi
 
 
Leuk daar waren de apenfamilies die zich op en rond het pad naar de waterval ophielden. Na nog eens een tien minuten van hevig transpireren bereikte ik  de waterval of althans de plaats waar hij volgens het plattegrondje was aangeduid. Een waterval, wat heet. Wat ik daar langs de rotswand voor mij naar beneden zag druppen was minder dan wat er aan vocht van mijn lijf stroomde. 
Jezus, heb ik mij daarvoor zo ingespannen? De boel stond bijna volledig droog. De oorzaak was de geringe regenval van de afgelopen tijd. De inlanders klaagden er zelfs over. Dus terug maar weer. Balen.
 
 
 
 Langkawi
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Gelukkig was er ook nog ergens anders op Langkawi een waterval, waar wel wat water van af kwam. Dat zagen we op een tochtje dat we zelf met enkele medereisgenoten georganiseerd hadden. Want in Langkawi waren we door de reisleiding na aankomst in ons resort aan ons lot overgelaten. We hebben toen een busje gehuurd en hebben toen met ons achten een eilandtour gemaakt. Veel gezien.
 
 
Zo hebben we aan de oostkust een fotostop gemaakt, waar ik prachtige foto’s kon maken.  Maleisië is in ieder geval wel een zeer fotogeniek land. Bijna gelijktijdig met de foto’s van die prachtige kust maakte ik er ook een aantal van de schrijnende armoede van de bewoners die langs die kust woonden. 
 
Langkawi Oostkust
Langkawi
 
 
 
 
Langkawi
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Langkawi
 
Langkawi
 
 
Ik had toen de megalomane decadentie van Putrajaya nog niet gezien, maar een grotere tegen-stelling tussen rijkdom en armoe heb ik van mijn leven nog niet gezien. Is dit land echt een democratie? Het is maar wat je hieronder verstaat denk ik. Misschien gaan de mensen hier wel nooit ter stembus en in het longhouse op Borneo had ik begrepen dat daar de stemmen gekocht werden. 
 
Langkawi
 
Hier zagen we het "hutje op de hei" op zijn Maleisisch. Wat wil je nog meer, het lage fruit is zo wat het hele jaar door plukrijp.
Maar een eindje verder stonden heel wat minder ydillisch gelegen behuizingen.
 
Langkawi
 
 
 
 Langkawi
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Langkawi
 
 
 
Na deze fotostop bezochten we een krokodillenfarm. Hier zagen we ze dus. In de vrije natuur kwamen ze hier niet voor: krokodillen. Zelfs op Borneo zouden ze niet voorkomen. Kortom voor  dieren hoef je niet naar Maleisië. Dan kun je veel beter naar Afrika gaan. Maar ook in Australië heb ik veel krokodillen in het wild gezien.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Langkawi
 
 
Vervolgens bezochten we een waterval, waar meer water stond dan die bij ons resort. Los daarvan was de wandeling er naar toe ook veel mooier. Hier zag je echt hele mooie bomen, zoals een enorme bananenboom. Het was ook een wandeling over een grof gebaand pad en niet over een trap of plankier. Eigenlijk is het een van de weinige echte wandelingen die ik op Maleisië heb kunnen maken.
 
 
Ten slotte bezochten we nog een groot tropisch aquarium, wat ook zeer de moeite waard was. 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De mooiste excursie op Langkawi was echter die naar de mangrovebossen. Mangrovebossen zijn zogenaamde getijdenbossen, die vooral gedijen waar uitwisseling is van zout en zoet water. Daarvoor moest je eerst bijna het hele eiland over met de bus naar de plek vanwaar je met bootjes naar de diverse bezienswaardigheden ging. Er was namelijk meer te zien dan alleen die mangroves. Mangroves zijn de bomen die met hun wortels in het zeewater staan.
 
Langkawi
 
De gids vertelde dat mede dank zij die mangrovebossen in 2004 tijdens de tsunami op Langkawi geen enkel slachtoffer was gevallen. De vele eilanden rond Langkawi hadden de eerste klap opgevangen en daarna de mangrovebossen. Vervolgens vertelde hij welke mechanismen de mangrovebomen hadden om het zout uit het zeewater weer kwijt te raken. 
Dat gebeurt onder meer via het blad waarop je zoutkristallen zag zitten. Verder doordat een deel van het blad vergeelt en afvalt. 
 
De eerste locatie die wij aandeden was beschermd gebied, Unesco-erfgoed. Via een plankier  kwamen we in een druipsteengrot met duizenden vleermuizen. Nou, dat had ik wel eens eerder gezien. Aan de boszijdige kant van de grot  vertelde de gids heel wat wetenswaardigheden over allerlei bomen en struiken die op ons pad kwamen. Zo groeide er een boom die een zeer goed middel tegen diarrhee bevatte, vele malen werkzamer dan bijvoorbeeld  Norit. 
Daarop kregen we een interessant college over de verschillen in darmflora tussen de westerse toeristen en de bewoners. Bij de toediening van middelen moest daarmee goed rekening worden gehouden. Dit was een leerzame excursie. 
 
Langkawi
 
 
Hierna deden wij een viskwekerij aan. Je zag daar allerlei tropische vissen in bakken in een afgeschoten stuk van de rivier. Het spugende visje was wel het meest aparte wezentje. Die kon een waterstraaltje spugen, waarmee hij of zij insecten uit hun evenwicht bracht, zodat hij ze vervolgens kon verschalken. Dat werd verscheidene keren met succes gedemonstreerd. Je kreeg een klein stukje vissenvoer in je vingers en hield dat dan voor je uit. Het visje zag dat dan en spoot er een straaltje op af. 
Ook nu vond ik het, net als met dat wandelend blad, weer moeilijk om hier enige logica van de evolutietheorie in te zien. Het lijkt toch meer op een speelse inval van de Schepper. Een paar dingen heeft Hij zelf bedacht en voor de rest heeft hij het aan de evolutie over gelaten. Zoiets.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Hierna stond ons een heel interessante attractie te wachten. Met het bootje ging het naar een punt waar de rivier of zeearm open zee bereikte. Daar was een plek waar we adelaars zagen, en niet een, maar meerdere tegelijk.
 
Langkawi
 
 
Dat was heel bijzonder. Bleek dat  daar op het water een voederplek was; er werden stukjes vis in het water gegooid waar de adelaars zich op stortten. Op een gegeven ogenblik waren het er wel vijftien tegelijk. Het was een machtig gezicht. Er vloog ook een zeearend over heen, maar die was minder happig. Het was wel moeilijk om de adelaars goed op de camera te krijgen. In de sportstand lukte het echter wel. 
 
Langkawi
 
Er bevond zich echter nog een bezienswaardigheid op het water. Een van een geheel andere aard. Deze bevond zich in een ander bootje. De bootjes waren voor ongeveer tien personen uitgerust. Daar was de prijs ook op afgestemd. Wij waren met tien man, dus dan was het niet zo duur. Maar in het bootje voor ons zaten maar twee passagiers. Op zich geen reden om er extra acht op te slaan. Maar de ene passagier was geheel in het zwart gehuld. Toen we dichterbij kwamen bleek het een moslimstel te zijn. Hij in zomerse outfit en zij in de zwarte chador. Dan huur je een boot voor je beiden en is je vrouw afgeschermd van alle andere mannen in de buurt en dan nog mag die kap niet af. Was dat vanwege de stuurman? Wij voeren opzettelijk wat dichterbij. Konden we daar een foto van nemen. Dat was nog wel zo apart als die adelaars. Het was ook een navrant contrast. Die frank en vrije adelaar, die ongebonden door het zwerk zweefde tegenover die arme vrouw die daar helemaal zat ingepakt in zwarte omhulsels en zich van haar man moest afwenden van dat bootje met die verdorven westerse toeristen, ondanks dat je niets van haar vrouwelijkheid kon zien. 
 
Terwijl je niet eens kon zien of er wel een vrouw in die doos van textiel zat. Het wordt toch echt tijd dat de Partij voor de Dieren daarover ook eens vragen gaat stellen. Het is in dit klimaat toch een vorm van mishandeling?  Dat die moslims zich in het openbaar niet in zwemkleding vertonen en geheel gekleed zwemmen is nog tot daaraan toe. Maar wat we hier zagen was gewoon ziek. Als dit soort fundamentalisme zich doorzet in de wereld voorzie ik voor de iets verdere toekomst grote problemen. Het is daarom goed dat we die gasten in Afghanistan  een halt proberen toe te roepen. Ik heb net het boek ”Duizenden schitterende zonnen” van Khaled Hosseini gelezen. Dat gaat over het lot van vrouwen in Afghanistan. Als je dat uit hebt krijg je echt wel de wens om er wat aan te gaan doen. En dat had ik hier ook. 
 
Hierna was het tijd voor de lunch. Onze schipper zocht een verlaten strandje uit vanwaar je een prachtig uitzicht had op de kleine eilandjes voor de kust. Aan de horizon zag je de wazige contouren van het vasteland van Thailand.
 
LANGKAWI
 
 
In de tijd dat hij met de lunch bezig was vermaakten wij ons in het water. Ik had gelukkig mijn zwembroek meegenomen en zo ook de anderen. Het water was hier ietsje minder warm dan bij ons resort, maar lekker fris is toch anders. De lunch kon er nadien beslist mee door. Ik geloof dat je er zelfs een gekoeld blikje bier bij kon krijgen. Kortom, met deze excursie kregen we zeker waar voor ons geld.
 
Langkawi
 
Langkawi
 
 
’s-Avonds lieten we ons weer per taxi naar het nabijgelegen haventje brengen waar verschillende aardige restaurants gelegen waren. De eerste twee avonden kozen we voor de Italiaan, de laatste avond voor het Tapasrestaurant. Beiden in het zicht van de meest decadente motorjachten. Alle drie keer uitstekend gegeten.
Bij de Italiaan hadden we een voorgerecht met een hoofdgerecht en het geheel inclusief drinken kwam op 200 RM  voor ons beiden. Dat is € 44.
 
Alle drie avonden lagen er die zelfde motorjachten. Groter dan ik ze waar dan ook gezien heb.  
Al die tijd was er geen teken van leven op te ontwaren. Er zat zich alleen op het grootste schip een bewaker te vervelen. Mogelijk toefde de eigenaar op Barbados, Napels of Moskou. Ook hieraan was duidelijk te zien dat op Maleisië bezit en consumptie erg scheef verdeeld zijn. 
 
 
Opnieuw in Kuala Lumpur
Vandaag, 25 maart, ben ik er alleen op uitgetrokken. Geen groepsexcursies meer op Langkawi. Gisterenavond om halfacht werden we opgehaald van ons resort en naar het vliegveld van Langkawi gebracht met dat deel van de groep voor wie de reis er nu op zat. Wij hadden twee dagen bijgeboekt in Kuala Lumpur, opnieuw in het Swiss Garden Hotel. Daar moesten we nu op eigen gelegenheid zien te komen. Dat ging per taxi. 
 
Het liep gesmeerd op het vliegveld. Je kon na aankomst bij een speciaal loket een kaartje voor je taxi halen. Daar betaalde je een vast bedrag voor en dan kon je wachten tot er een taxi kwam. Op die manier kon je dus niet geflest worden door het gilde van de taxichauffeurs dat zo vaak de entree in een stad meer of minder weet te vergallen. Het kaartje kostte 102 RM, dus iets meer dan € 20. De afstand tot het Swiss Garden Hotel bedroeg 70 km. 
 
Om half twaalf kwamen we in Swiss Garden aan en kregen daar een prima kamer, dit keer aan de achterkant. Vandaar had je uitzicht op een in aanbouw zijnde nieuwe kantoorkolos. Er wordt nog steeds flink gebouwd in Kuala Lumpur, ondanks de wereldwijde crisis. Uit de Engelstalige krant in het vliegtuig was  ook op te maken geweest dat de ”retrenchment rate” (krimpratio) ” flink vertraagd was en dat veel werkgevers hier hun vacatures niet konden vervullen. 
 
De volgende ochtend was Maja niet lekker. Volgens mij drinkt ze te weinig. Ze heeft nooit dorst zegt ze maar ik heb geleerd dat je het dorstgevoel altijd moet voorblijven, omdat het een teken is dat je al aan het uitdrogen bent. Omdat het onduidelijk was wat er aan mankeerde bleef ik tot de middag bij haar op de kamer en keken we wat naar de tv om daar te vernemen dat na Griekenland nu Portugal tegen een dreigend staatsbankroet aanhikte.  Toen ze weer een beetje trek kreeg haalde ik aan de overkant van de straat wat te eten en drinken. Getoost brood met kaas ging er wel in.  
 
Toen ik de straat overstak was het zo heet dat ik mijzelf een boterham voelde die langzaam over een broodrooster schuift.  Je rent daarom niet alleen de straat over om de auto’s te snel af te zijn , maar vooral ook om  niet geroosterd te worden voor je de overkant  bereikt hebt. Het schijnt volgens locale begrippen momenteel ook warm te zijn. Iets van 35 graden. 
 
Het is me nu ook duidelijk waarom ze op de meeste toiletten geen toiletpapier hebben, maar een slangetje met als je geluk hebt een klein douchekopje. Dat is omdat veel toiletpapier, als je het beet pakt, zo klef is dat het overal aan blijft plakken. Trouwens , als je er eenmaal aan gewend bent, is zo’n slangetje zo gek nog niet. Tenminste als het slangetje van een spuitkopje is voorzien en je je hand er dus niet bij nodig hebt. Dan is het alleen nog een kwestie van op het gevoel goed richten. Maar dan blijk je soms een ding te hebben dat twee kanten op spuit en maak je er ongewild een waterballet van. 
 
Er zijn echter ook hotels waar warm water gespoten wordt en dan wordt het gewoon verwennerij. Het zal echter heel wat kosten om mijn toiletten thuis daarvoor om te bouwen.  De kosten daarvan zullen zeker niet opwegen tegen de besparing aan toiletpapier schat ik zo Maar dit even terzijde.
 
Ik had het over de hoge relatieve vochtigheid hier. Die maakt dat als je met je camera uit een airconditoned ruimte komt, je de eerste minuten niet kan opnemen, omdat de lens alsmaar beslaat vanwege de geweldige hoeveelheid vocht in de lucht. Ik typ dit stuk ook met een enorme hoeveelheid water op mijn rug, want ik zit nu thuis bij Toine en hij heeft de airco in de kamer niet aan. Zij zitten hier al ruim een jaar en zijn er nu wat meer aan gewend. 
 
De Maleisische regering wil de immigratie van rijke westerlingen zoals wij bevorderen. Je kunt er maar zo een visum voor tien jaar krijgen. Maar het klimaat zal de meeste westerlingen toch afschrikken denk ik. Je kunt er natuurlij wel overwinteren, maar dat wordt ook minder aantrekkelijk als je bedenkt dat je vanwege de warmte het grootste deel van de dag binnen zult doorbrengen. Wat moet je op zo’n hotelkamer of appartement doen?    
 
Na de lunch ging het met Maja de goede kant op en ik besloot dan toch de stad in te gaan. Ik wilde dat nationale monument met de beeldengroep ervoor graag nog zien. Maar eerst moest ik voor een laatste keer in Maleisië geld pinnen. Dat kon aan de overkant van de straat, bij de Malaysian Bank, ook kortweg M-Bank genoemd. Alles ging goed, pincode invoeren, withdrawal toets, savings, klaar. De kaart kwam terug en ik wachtte op mijn geld.
 
Het geld bleef weg. Het klepje ging niet open. Misschien was de automaat ook enigszins bevangen door de hitte. Nog even wachten. Maar nee hoor, er kwam geen geld. Jezus, wat is dat nou? Gelukkig was er een kantoor van de M-Bank vlak naast de automaat. Ik naar binnen en mijn klacht meldend. Nou, of ze me begrepen hebben heb ik niet begrepen, maar wat ik in ieder geval wel verstond was dat ik contact met mijn bank moest opnemen. Maar omdat me dat niet een optie leek verwees de dame mij naar het hoofdkantoor, verderop in de straat.
 
Daarop liep ik naar een van de grootste kantoorkolossen van de stad. Het was een belevenis op zich om daar binnen te gaan. Toch wat anders dan het hoofdkantoor van de ABM-AMRO in Groningen. Met een enorme roltrap ging je vanaf de straat naar de centrale lobby. Ik werd er alleen niet veel wijzer. Ook daar verwees men mij naar mijn eigen bank. Maar hoe zou die reageren als het geld wel was afgeboekt en ik zou zeggen dat ik het niet gekregen had? Het leek me niet onwaarschijnlijk dat ik de gepinde 1000 RM kwijt zou zijn. Het zou echter ook kunnen zijn dat er te veel tijd verstreken was tussen de laatste twee handelingen en de transactie was afgebroken. Nou, ik zou het thuis wel zien en pinde nog een keer. Dit keer ging het wel goed. (Thuisgekomen bleek het bedrag wel te zijn afgeboekt, maar omdat er al een melding van een onregelmatigheid was gewest heb ik het na een week weer terug gestort gekregen)
 
Intussen was ik al een aardig eind op weg naar mijn doel: het nationale monument. De rest kon ik ook wel te voet afleggen, als je maar een beetje in de schaduw bleef lopen voor zover die er was. En je ziet natuurlijk heel wat meer dan in een taxi. Je proeft de stad.
 
Kuala Lumpur
 
 
 
 
 
Zo ontdekte ik bij toeval de Indische Moskee, wat een bijzonder fraai gebouw was.
Ik mocht het complex bezichtigen als ik een lang gewaad om mijn blote benen sloeg. Nou, dat was meteen goed voor een paar foto’s. De moskee bleek niet alleen voor gebed te worden gebruikt, maar ook om er in de betrekkelijke koelte een middagdutje te doen.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Kuala Lumpur
 
 
Daarna liep ik door richting Merdekaplein, waarbij ik onderweg de samenloop van de twee rivieren, waar Kuala Lumpur vroeger gesticht is en waarvan de naam ook samenloop betekent, heb opgenomen. Het Merdekaplein zelf stelt niet veel voor. Het was nu een grote met witte tenten bedekte weide met in het midden een gigantisch hoge vlaggenmast waaraan helemaal in de top het nationale symbool hing. Een vlag met veertien banen in beurtelings rood en wit die de dertien deelstaten en de federale staat voorstellen. Dan een ster die de eenheid symboliseert en ten slotte een halve maan die symbool staat voor de staatsgodsdienst staat, de Islam. 
 
Veel verder dan het Merdekaplein kwam ik niet, want er ontpopte zich voor mij uit vanuit de donkere lucht geleidelijk een geweldig onweer. Voor de eerste spetters het asfalt bereikten had ik al mijn toevlucht gezocht in een royaal bushokje. Ik had geen regenspullen bij mij. Natuurlijk kon ik een taxi aanhouden om me naar het hotel te laten rijden. Maar ik dacht dat het wel niet zo lang zou duren en dan kon ik alsnog naar het nationale monument. Zodoende onderging ik een van hevigste onweren die ik in mijn leven heb meegemaakt. Het was net zo spectaculair als vorig jaar in de Marokkaanse zandwoestijn. Dat was zo overweldigend geweest vanwege het lichteffect op de donkere omgeving. Dit onweer was vooral  ontzag inboezemend vanwege de werkelijk geweldige inslagen. Het was zo erg dat je zou verwachten dat de ene na de andere wolkenkrabber erdoor zou verkruimelen en down to earth zou terugkeren. Het leek wel of er vlak naast je stukken geschut werden afgevuurd en ik kan dat weten, omdat ik in mijn goede tijd bij de artillerie heb gediend. Tegelijk was de horizon verengd door een loodzwaar watergordijn, dat de autoweg voor mij in een oogwenk onder water zette. Bladeren en takken vlogen door de lucht en kwamen op het bushokje en trottoir terecht. Het was angstaanjagend. Maar deze stad gaf geen krimp. De auto’s bleven gewoon doorrijden, alleen minder hard. De auto’s op de buitenste baan, van mij af gezien, ploegden door het water, waarbij het water meters ver weg spatte. 
Het onweer duurde zeker een half uur en daarna bleef het nog erg lang regenen. Het nationale monument heb ik niet meer gehaald. Misschien zou ik het nog kunnen zien tijdens de laatste vier dagen van onze vakantie die we bij Toine en Parvathi zouden doorbrengen.
 
De volgende middag heeft Toine ons van het hotel gehaald en zijn we naar zijn huis in Kajang gereden. Daar hebben we zijn kinderen van de Australische Internationale school gehaald, zodat we daar ook een indruk van kregen. Die avond hebben we gegeten bij een Indiaas restaurantje. De volgende middag zouden we gaan zeilen op het meer van Putrajaya.
 
 
Bericht aan de achterblijvers
Een laatste epistel hier uit Maleisië. We zitten nu bij Toine en omdat we pas aan het einde van de middag gaan zeilen heb ik dus alle tijd om een stukje verslag per email vast te leggen. Overdag is het hier veel te warm om te zeilen. Je zou levend in zo’n boot verbranden. Eigenlijk is het hier voor een normale westerling alleen de eerste twee uur na zonsopgang uit te houden en ’s-avonds. Eerlijk gezegd zal ik blij zijn als ik over een paar dagen weer in het vliegtuig zit.  Het wordt nu toch wel een beetje aftellen na drie weken. 
 
Enkele observaties achteraf
Het is nauwelijks te verklaren waarom bijna alles hier zo veel goedkoper is als in Nederland. Een voorbeeld. Gisteravond gingen we met Toine en de kinderen naar een Indiaas restaurant. We kregen een smakelijk maal opgediend op een groot bananenblad. Dit met een flesje drinken erbij kwam voor 5 personen op 41 RM. Dat is dus nog geen € 2 p.p. Een paar dagen daarvoor had ik in de buurt van het Swiss Garden Hotel in een Chinese food court iets dergelijks betaald. Voor een eveneens smakelijke hap van een en ander plus drinken was ik toen 10 RM kwijt, zeg €2,25, terwijl in Nederland je alleen al voor een zak patat meer kwijt bent. 
 
Nog een voorbeeld. In Georgetown op Pinang gingen we een grote mall in. Het was een waarvan we er in Nederland maar een paar hebben. Daar zaten ook diverse kapperszaken. Ik had al een hele tijd mijn haar willen laten kortwieken, want het zat alsmaar van geen meter. Ook door de warmte zeker. En je zweette er ook meer door dan nodig was leek mij. Dus ik vroeg in een netjes ogende salon  het tarief. Dat was 15 RM. Iets meer dan 3 Euro. Oké dus. Er ging heel wat af, bijna net zo veel als vorig jaar in Marokko en het zag er best netjes uit. Nou, dan betaal je twee weken later bij je eigen kapper in Eelde toch zeker geen € 17,50 ?  Je bent toch niet gek? 
 
Nog een voorbeeld. In Kuching op Borneo waren we in de Bata op zoek naar wandelschoenen voor Maja. Die vonden we ook, zij het met enige moeite. Ze kostten omgerekend iets van €11. Maar qua kwaliteit hadden we geen referentie. Die had ik even later wel, toen ik een paar mooie Reebokschoenen zag. Ik had het oude paar dat ik ooit nog eens van Rob gekocht had, toen hij in de winkel van Willi Loos als werkstudent werkte, nog bij me en die hadden zich altijd goed gehouden. Maar een nieuw stel leek me wel wat en dat stel kostte 114 RM. Ik rekende toen nog met 5 RM voor een Euro, dus dat kwam op 23 Euro. Hoewel ik ze niet echt nodig had, overviel mij toen een vlaag van kooplust en tot nu toe heb ik er geen spijt van. Als je bij ons iets koopt en het kost haast niks dan is het meestal ook niks, maar hier is dat anders. Zo heb ik ook nog een extra korte broek en een paar t-shirts gekocht en omdat ik het allemaal niet meer in mijn koffer kon bergen ook nog een mooie reiszak. Gelukkig weegt het spul niet veel en is de kans niet zo groot dat ik net als vorig jaar in Marokko op de luchthaven in de val van het overgewicht trap en het hele voordeel weer kwijt ben.
 
De reden van dit enorme prijsverschil maakte Toine me duidelijk. Zijn secretaresse die haar mastersdegree administration bezit verdient op basis van haar fulltimebaan slechts 900 RM per maand. Dat is ongeveer 200 Euro. Dat is dan in een overheidsfunctie. In het bedrijfsleven is het wat meer. Toch bedraagt het inkomen per hoofd in Maleisië ongeveer  $ (US)10.000 US per hoofd. Dit betekent dat er een zeer groot deel van het nationaal product niet bij de werkende bevolking terecht komt. Waar het dan wel terecht komt ?
 
 
Putrajaya
In Putrajaya, even ten zuiden van Kuala.Lumpur, werd duidelijk, waar het wel terecht komt. In Putrajaya is in de loop van de laatste twee decennia een enorm megalomaan complex van prestigieuze gebouwen en bruggen uit de grond gestampt. Ik schat dat daar gauw enige tientallen miljarden dollars aan besteed zijn. Het is onder meer het nieuwe regeringscentrum. 
 
Putrajaya
 
 
 
 
 
 
 
 
Toen wij er doorheen reden, op weg naar een plek waar je kon zeilen, werden we ermee geconfronteerd. Het eerste dat in mij opkwam was het Parijse La Defense, dat in de jaren tachtig op architectonisch gebied toonaangevend was in Europa. Maar het leek ook veel op wat ze tegenwoordig allemaal in Dubai naar de hemel trekk
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
In een klap werd duidelijk dat Maleisië een belangrijk olie-exporterend land is en dat hier de petrodollars hun bestemming vonden. Hier waren  kosten noch moeite noch mensen gespaard om iets groots, iets grandioos, dat tot de vervoering van gewone mensen moest leiden, neer te zetten. Daar vond men kennelijk ook machtige bruggen voor nodig. Er waren in dit gebied echter geen natuurlijke wateren voorhanden. Daar liet men zich echter niet door weerhouden. Je kon toch wateren laten ontstaan, zodat je er bruggen overheen kon leggen? Dan leek het of die bruggen dus ook echt nodig waren. De ingehuurde architecten moeten over de hele wereld gezworven hebben om elementen van de mooiste bruggen in de wereld te kunnen gebruiken. 
 
Putrajaya
 
 
 
 
 
Zo herkende ik in een van de bruggen zowel iets van de Pont Neuf in Parijs als van de Karelsbrug van Praag. Ook was gelijkenis te bespeuren tussen een andere brug en de Brooklynbridge in New York.  Zo had men maar liefst vijf tot de verbeelding sprekende bruggen in Putrajaya. En aan het einde van het water had men ook nog eens een forse waterval geschapen. Al dat water werd verderop weer omhoog gepompt. 
 
 
 
 
 
Putrajaya
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Zoiets kan natuurlijk alleen maar met petrodollars gefinancierd worden, dat is duidelijk. Daarom kon men het zich ook veroorloven om de zeilfaciliteiten op deze zaterdag zo maar niet beschikbaar te hebben.Toeristen en dagjesmensen had men hier  helemaal niet nodig. Maar wel was er allerlei personeel met onduidelijke zaken bezig, zoals ons meedelen dat de zaak gesloten was. Er voer dan ook maar één plezierbootje op het meer. Maar wel voer er ook een boot van de waterpolitie. Waar was die waterpolitie eigenlijk voor nodig vroeg je je af. Om de watervlooien in de gaten  te houden? Die waren er vast niet. In Maleisië komen nauwelijks insecten voor. Dat was wel een pluspunt. We hadden malariapillen meegenomen voor Borneo. Maar er waren zelfs daar geen insecten geweest. 
 
Putrajaya
 
Putrajaya
 
 
Wat hier in Putrajaya wel in grote getale voorkwam waren bruiden en bruidegommen die zich lieten fotograferen bij al die nieuw-historische plekjes van de 21e eeuw in Putrajaya. Het Versailles van de 21 e eeuw zullen we maar zeggen.
 
Putrajaya
 
 
 
 
Putrajaya
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Intussen leeft de meerderheid van de bevolking op het platteland nog in huizen die die benaming niet verdienen en die in elkaar gefrutseld zijn met golfplaten, plastic en lappen. Wel kleurig allemaal, heel kleurig. Dat zagen we bijvoorbeeld veel op Langkawi, terwijl daar toch heel veel toeristen komen, die wat werkgelegenheid en dus een beetje welvaart komen brengen.      
 
 
The final excursion
Het laatste tochtje hebben we met Parvathi en haar Maleisische vriendin gemaakt. Deze was getrouwd met een blanke Schot, die voor een westers bedrijf werkte. Ze fungeerde die dag als gids voor ons en bracht ons naar een bijzonder mooi stukje natuur waar zich een beek en waterval in bevond.  Onderweg gingen we bij haar moeder langs die nog in een authentieke kampongwoning leefde en die ons daar ontving. Helaas zijn de foto’s die ik daarvan gemaakt heb mislukt.
 
 
Kajang
 
 
 
Daarna gingen we naar een fraai stukje oorspronkelijk oerwoud rond een waterval. Er groeiden daar onder meer merantiebomen. Het was niet erg toeristisch daar, hoewel het misschien twintig kilometer van Kajang lag. 
We hebben daar dan ook een bijzonder aangename wandeling gemaakt. Weer een mooi stukje Maleisië.
 
Bijna helemaal bovenaan, waar het pad niet verder liep zat ook een moslimstelletje. Ze waren bij het water aan het picknicken. Hij had een klein vuurtje gemaakt waarop ze iets aan het klaarmaken waren. Ze hadden een romantisch plekje opgezocht, die twee. Het leek het paradijs wel.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Kajang
 
 
 
 
Maar het was niet Eva die naast hem zat. Eva zou naakt geweest zijn en deze vrouw was net als bij dat stel in dat bootje geheel in boernoes of nikab of hoe dat alles verhullende en verstikkende gewaad ook mag heten. In dat bootje kon je je het nog ergens voorstellen, want er was een stuurman bij. Maar hier konden ze zich alleen wanen. 
 
 
 
 
 
Kajang
 
Kajang
 
Kajang
 
 
Die avond heeft Toine ons naar het vliegveld gereden en namen we afscheid van een mooi en interessant land. Maleisië is een zeer fotogeniek land. Er is veel moois te zien in de zin van natuurschoon. 
 
Alleen Borneo viel  tegen. Wie graag dieren wil zien moet niet naar Maleisië. Voor actieve vakantiegangers is het ook minder geschikt. In principe is het te heet en te klam voor wande-ltochten en is er weinig wandelinfrastructuur. Het zelfde geldt voor fietsen. Ook een actief  strandleven is op de meeste plaatsen niet mogelijk. De zee is te warm om er verkoeling in te vinden.
 
Er is aan de westkust geen branding en de snorkel-en duikmogelijkheden zijn zeer beperkt. De steden en dorpen en bewoners zijn daarentegen zeer de moeite waard. 
 
Kuala Lumpur is architectonisch gezien een beauty. 
 
Een pluspunt is ook het eten dat gevarieerd en zeer goedkoop is. Ook kleding, taxi’s en uiterlijke verzorging zijn ongeveer vier keer zo goedkoop als in Nederland. Een pluspunt van Maleisië ten opzichte van veel andere landen is ook dat het er behoorlijk schoon is en dat je er niet lastiggevallen wordt door bedelaars en verkopers, waar vele andere landen zo berucht om zijn. Merkwaardig genoeg zijn er ook bijzonder weinig insecten. Daar staat dan weer tegenover dat er ook weinig vogels zijn. 
 
Ten slotte, het is een Islamitisch land, hoewel je er geen minaretten hoort. Soms stoort  het , maar in elk land is wel iets waaraan je je stoort. In Amerika zijn het bijvoorbeeld de vele wanstaltige dikkerds. Wat mij betreft zouden die beter een niqab kunnen dragen.
 
Eelde, 28 april 2010