Verslag van onze reis door Noord-Duitsland
Het idee achter deze reis was om kennis te maken met de Hanzesteden, omdat veel van deze steden nog grotendeels hun oorspronkelijke schoonheid hebben weten te bewaren. Voor ons speelde daarbij ook de band met Nederland en met name met Groningen een punt. Ik had de reis vorig jaar al uitgezet met opties om door te reizen naar de onlangs EU-lid geworden Baltische staten. Die uitbreiding van de EU in oostelijke richting was trouwens ook een zelfstandige reden om eens oostwaarts te trekken. Ten slotte speelde mee dat de klimaatsverandering die wij nu al duidelijk ondervinden ook in het voordeel van het Oostzeegebied werkt ten opzichte van het gebied rond de Middellandse Zee, nog daargelaten de weinig comfortabele manier waarop de reis naar de landen rond de Mediterranée vaak plaatsvindt, omdat je daarbij het gedoe met luchthavens hebt, tenzij je bereid bent je lijdzaam in vaak urenlange files op hete wegen onder te dompelen. Het grote voordeel van een vakantie naar Noord-Duitsland, Polen en verder is dat je voor je deur met de vakantie kunt beginnen, te weten in de eigen auto. Dat hebben we dus ook gedaan.
Deze reis ging het naar Emden en omgeving, Schwerin en omgeving, waaronder ook de oude Hanzestad Wismar.
Het eerste doel lag op amper 30 km. We wilden namelijk nog eens in alle rust de mooiste boerderijen van het Groningse dorp Meeden in ogenschouw nemen en fotograferen. Daar waren we op onze tochtje vorig voorjaar met de familie van Maja niet aan toe gekomen. Toen waren we er met de auto alleen maar langs gereden. Nu hebben we een stuk of vijftien van deze boerderijen nog eens in alle rust bekeken en op de foto gezet. Auto geparkeerd, stukje gelopen, auto verzet enzovoort.
Toen we Meeden uit waren kwamen we door Heiligerlee en daar viel ons dit keer wel het monument op dat daar ter gelegenheid van de eerste veldslag uit de tachtigjarige oorlog is geplaatst. Een mooi monument.
Er was een beschrijving van de dramatische gebeurtenissen uit die tijd bij: het markeerde immers het begin van onze onafhankelijkheidsstrijd. Het legertje van Lodewijk van Nassau was uit Ost-Friesland Groningen binnengevallen. Maar dat het maar uit 700 man bestond wist ik niet. Weliswaar hadden zich er nog 200 ruiters onder leiding van broer Adolf van Nassau bij gevoegd, de Adolf die zo jammerlijk ”in de slag gebleven was”. Maar de Spaanse stadhouder Aremberg had er blijkbaar niet veel meer gehad en doordat hij het moeras in gedreven werd, kon Lodewijk de slag op zijn naam vestigen. De eerste klap was een daalder. Maar er moeste er nog wel vele volgen voor we van het Spaanse juk verlost waren.
Na Heiligerlee waren we gauw bij de grens. Het einddoel voor de eerste dag was de Ostfriesche stad Emden. Ik wilde niet over de A31 daarheen, maar binnendoor, over het pontje van Ditzum naar Petkum, waar ik een jaar of vijftien eerder met Ina ook langs geweest was. Een intiem pontje was dat toen. Wij waren toen als enigen overgezet.
Dit maal was het anders. Nadat we een oud kerkje met kerkhof in Critzum hadden bekeken en de grafstenen hadden afgespeurd op bekende namen uit het Groningse, kwamen we in Ditzum aan. Daar stond aan het haventje een grote groep fietsers al op de pont naar Petkum. Men had een fietsroute laten lopen over dat pont en het was überhaupt niet meer voor auto’s toegankelijk. Scheisse. Konden we alsnog terugrijden naar de A31 en vandaar naar Emden.
Emden
De tijden veranderen, zelfs in Ost-Friesland, waar je toch gauw het gevoel hebt dat het met die veranderingen niet zo’n vaart loopt. Dat gevoel had ik in Emden namelijk toen ik ergens in het stadscentrum van een kopje koffie op het terras van een Italiaan in de Rathousstrasse genoot. In zo’n situatie waarin je rustig even op jezelf bent, Maja was eventjes uit het zicht, er waren daar leuke winkels, kan er soms een bepaald gevoel , een gewaarwording bezit van je nemen.
Dat overkwam mij dus. Het was het gevoel alsof ik thuis was. Een gevoel dat je in een stad in je eigen land veel minder had drong tot mij door. En gelijk vroeg je je af waar dat vandaan kwam. Was het de gemoedelijkheid van de mensen in deze stad? Waren we in Nederland te haastig, te gestresst? Van de mensen hier ging geen enkele gejaagdheid uit, laat staan agressie.
In Nederland hoor je vaak geschreeuw op straat. Maar misschien waren het ook de buitenlanders, de vreemdelingen, die hier schitterden door afwezigheid, die je het gevoel gaven meer onder elkaar te zijn. Vooral in de grote steden van ons land, op straat en in de bus en tram, voel je je vaak eerder zelf een vreemdeling, doordat je amper Nederlands om je heen hoort en weinig mensen ziet die familie van je zouden kunnen zijn. Dat laatste was hier wel het geval. Bovendiep praten de mensen hier voor een groot deel plat Duits, dat heel veel lijkt op het Gronings. Dat verhoogde ook de gemoedelijkheid.
De Duitse mensen hier waren ook zeer vriendelijk en behulpzaam. Ik wil Nederlanders niet te veel afvallen, je moet natuurlijk niet je eigen nest bevuilen. Maar het punt is dat het nauwelijks nog ons eigen nest is. Ik kan me nu toch wel een beetje voorstellen dat nogal wat Nederlanders in Duitsland gaan wonen en dat dat niet alleen is omdat de huizen er veel goedkoper zijn.
Maar als we het toch over huizen hebben, wat ook opvalt is dat de mensen hier in het algemeen mooi wonen. Relatief veel in vrijstaande huizen. En over gebrek aan ruimte hebben ze al helemaal niet te klagen. De provincie Groningen mag dan al tamelijk leeg zijn. Hier is het nog leger. Of ruimer, het is maar net hoe je het ervaart. Als je van een popperig landschap houdt moet je hier niet gaan wonen.
De foto rechts is recente nieuwbouw heel wat minder eentonig dan bij ons. Kijk naar de verspringende rooilijn, de inpandige balkons, de afwisselende raampartijen en de diversiteit aan daken, niks saaiheid.
Dat Duitsers behulpzaam zijn bleek bij hotel Zum Goldenen Adler. Daar dachten wij te kunnen overnachten. Het was een adres via Internet en het leek niet duur. Ab € 35. Nou, dat kun je wel vergeten. Die prijzen van Internet zijn allemaal bodemprijzen. Als je een bevestiging vraagt of er nog plek is krijg je steevast prijzen voorgeschoteld die twee keer zo hoog of hoger zijn; dus zeg maar rond de € 80 per nacht. De tijd dat je in Duitsland goedkoper kon slapen, eten en drinken dan bij ons is schon längst vorbei.
Maar nog afgezien daarvan. Heel Emden zat zo vol als een harington. Dat was vanwege de Schiffahrtstage, die ze daar eenmaal in de zoveel jaren hielden. Gelukig was de receptioniste van Goldene Adler so freundlich om toch tenminste zes andere hotels te bellen of die nog plaats hadden. Niet dus. Leider, leider. We hadden al half besloten maar weer naar ons eigen bedje in Groningen terug te keren toen zich nog iets aandiende. Studentenzimmer. Dat was ons ook al aangewezen door een hulpvaardige Emdenaar tijdens onze zoektocht van minsten een uur. Meteen hadden we Emden daarmee goed verkend. Bij dit huis voor Fremdenzimmer dat niet zo’n luxe uitstraling had stond al een studentenstel te wachten. De verhuurder zou om ein Viertel nach Acht komen. Nou die man, een vent met een baard, er liepen hier volgens Maja opvallend veel baardapen in Emden, had nog een kamer. Hij vroeg voor hoe lang het was. Ik zei voor een of twee nachten, want voor een nacht willen ze je vaak niet hebben. Nou toen we de kamer gezien hadden konden we die voor €50 krijgen. Ohne Fruhstuck. Dat vond ik eigenlijk nog aardig veel voor zo’n kamer. Maar het was eigenlijk meer een appartement, al mocht het dat niet heten. Er was een kookgelegenheid en een koelkast en de kamer was vrij groot.
Maar het zag er allemaal een beetje gedateerd uit om het vriendelijk te zeggen. Maar we hadden dus geen keus en om nou weer naar huis te rijden, terwijl half Ost Friesland juist op die Schiffahrtstage was afgekomen was ook niet een avontuurlijk begin van onze vakantie. Dus toch maar de kamer voor lief genomen met alle lusten en lasten van dien.
De verhuurder was creatief geweest met toiletpapier. Wat je wel allemaal niet met dubbelgevouwen toiletpapier kunt doen. Zoals een kastdeur op zijn plaats houden die zonder dat met een niet te stuiten hardnekkigheid wist open te vallen. Verder was daar de deurklink van de badkamer die er ineens op het vloerkleed lag. Natuurlijk kon de douche niet opgehangen worden, maar dat kwam me bekend voor van een eerdere reis naar Portugal. Evengoed wel lastig, vooral bij het haar wassen. Dat moest je dan maar niet willen. Zo waren er nog enkele ongemakken, maar onoverkomelijk waren ze niet. De twee smalle bedden waren wel goed. Weliswaar bleef de ventilator van de badkamer de hele nacht aanstaan, maar als je net deed alsof je dat niet hoorde kon je slapen. Bovendien compenseerde dat het lawaai dat van buiten kwam. Overigens viel dat wel mee, omdat de straat voor nicht-Anlieger afgesloten was. Bovendien werd je toch vroeg wakker, omdat er geen overgordijnen waren. Een pluspunt was dat het er redelijk koel was. Buiten heerste namelijk een gematigde hittegolf.
Door die hittegolf zouden we de met zwaar geboomte begroeide wallen rondom het centrum van Emden nog hogelijk gaan waarderen. Die wallen waren indertijd nog door een Nederlandse vestingbouwer aangelegd. We hebben er een fraai begin van onze fietstocht aan beleefd.
Aangezien het door al dat gezoek aardig laat geworden was gingen we zo snel mogelijk op zoek naar een goed eetadres. Het had er bij Hotel der Goldene Adler goed uitgezien en ze hadden ons daar zo aardig geholpen, dus daar eerst maar eens kijken. Nou, dat viel niet tegen. We hebben daar verfijnd gegeten, gesoupeerd zeg maar, en de bediening was navenant. Niks van dat boerenpummelige dat je bij ons nog wel eens aantreft. Vooral de aspergesoep herinner ik me nog als een ware delicatesse. Heel wat anders dan de vaak toch wat harde en soms draderige staken die ze bij ons als asperges verkopen. Het waren trouwens overal asperges die de klok sloegen en later verder Duitsland in ook. Maar zo lekker als in de Goldene Adler heb ik ze niet weer gehad. Een aanrader.
De volgende ochtend, het was inmiddels dus nog maar vrijdag gingen we de vlootschouw bekijken. Delfsail in Delfzijl, waar ik ook wel eens geweest ben was veel en veel drukker. Maar als je door de koppen weinig meer kunt zien vind ik dat geen pluspunt. Hier vroegen we ons af waarom al die hotels volgeboekt waren, het was overal zo rustig. Bij een viskraam hebben we onze lunch genuttigd, voor mij bestaande uit een gebakken vis met Kartoffelsalat en nog iets. Was wel lekker.
Schiffahrtstage Emden met op de achtergrond de flat met het appartement van onze gastheer van die avond
haven van Emden met het Feuerschiff ”Deutsche Bucht”
Na de viskraam trokken we naar het plein voor het stadhuis. Daar was iets te doen. Er stonden een heleboel stoelen op de kade. Er zou een godsdienstoefening plaatsvinden. Waarom men zoiets een oefening noemt is me niet duidelijk, maar ik begrijp wel meer van het geloof niet. Het aparte was dat het een soort oecumenische dienst was. Maar de dienst werd dacht ik wel uitgemaakt door de vertegenwoordigers van de Evangelische Kirche.
Naar goed Duitse gewoonte kwamen er eerst een paar toespraken. De dienst was voor een belangrijk deel gewijd aan de mensen die op zee gebleven waren en hun nabestaanden. Tussen de preken, gebeden en schriftlezingen door werd er gezongen door een soort shantikoor. De aard van de liederen was echter wel wat minder werelds dan van het Shantikoor dat tijdens het Eelder Bloemencorso vaak optreedt. Dat is meer een Chiantikoor terwijl het hier wat meer een Cantatekoor leek. Wat ik niet wist was dat de Evangelische Kirche in de uiterlijke verschijningsvorm veel weg heeft van onze Katholieke Kerk. De Evangelische Kerk vormt de overkoepeling van de 18 Duitse protestantse kerken. Aan het hoofd hiervan staat een bisschop, tegenwoordig bisschop Huber. Niet zo vreemd dus dat wij een figuur in paars zagen. Maar voor ons wel vreemd was dat het een vrouw was. Ze sprak ook nog een paar woorden, maar verstaan kon ik het niet. Ze refereerde onder meer aan de G8 top in Heiligendamm.
Ook verder is Emden een interessante stad. Wat opvalt zijn de enorme betonnen bunkers. Het zijn nog overblijfselen uit de oorlog. Toen fungeerden ze als schuilkelders, omdat men daarvoor niet de grond in kon. Omdat de sloop te gevaarlijk voor de omgeving zou zijn heeft men de bakbeesten maar laten staan. In dit geval heeft men de kolos nog aardig opgefleurd met grafitti.
Gelukkig zijn er ook aardiger uitingen van "stadsmeubilair", zoals het bronzen beeld van de "stadsstraatveegster".
Of het beeldje aan de ingang van de haven.
Wat je eigenlijk ook niet mag missen is een bezoek aan de Johannes A Lasco Bibliotheek. Deze dateert van 1559 en is de grootste van Ost Friesland. Zij is gevestigd in de na 1948 door brand verwoeste grootste kerk van Emden. De kostbare collecties zijn toen gelukkig bewaard gebleven. Vooral het interieur van deze bibliotheek is de moeite waard.
‘s-Middags was het tweede gedeelte van ons programma en hebben we fietsen gehuurd en daarmee richting Rysum getogen. Daar was ik al eens eerder geweest en wat me er van bijgebleven was dat het toen nog zo’n authentiek dorp was. Niks witte schimmel zoals die bij ons overal aan de dorpsranden zo welig tiert. Als de Duitsers al aan nieuwbouw doen dan is dat toch vrijwel altijd in de vorm van een wat terzijde gesitueerde bebouwing, waarbij de daken van de huizen onveranderlijk in rode baksteen zijn uitgevoerd. Het stoort daarmee minder met de omgeving dan bij ons vind ik. Rysum lag er echter nog net nog even ongerept bij als indertijd.
Intussen was het ons opgevallen dat alle dorpsnamen hier de uitgang ”um” of ”sum” hebben. Net zo als aan onze kant van de Eems. Denk maar aan Winsum, Bedum en Loppersum. In Ost-Friesland bestaat trouwens ook een Loppersum.
Ik heb echter nog niet kunnen ontdekken wat die uitgangen betekenen. Daarvoor moeten we mogelijk het prismaboekje ”Nederlandse plaatsnamen , herkomst en historie” van G. van Berkel en K.Samplonius raadplegen. De inhoud daarvan staat echter niet op Google. Jammer.
Maar ook qua bouwwijze lijken de dorpjes hier veel op die in de provincie Groningen. Ook daar zie je overwegend in rode baksteen opgetrokken huizen.
Greetsiel
Greetsiel was wel een uitzondering op al die namen met "um"of "sum". Het is een kleine havenplaats en lijkt nog het meest op de dorpjes op onze Waddeneilanden, zoals het dorp Vlieland. Het is alleen wat groter.
Greetsiel heeft een ydillisch haventje en daar omheen staan een aantal fraaie panden. Een daarvan is tot een zeer aangenaam restaurant gemaakt. Tijdens een geweldige regenbui hebben we daar lekker gegeten in een zeer passende ambiance.
Er is echter meer cultuurverwantschap dan uit de dorpsnamen en de rode baksteen blijkt. Op de kerkhoven zie je veel identieke namen als bij ons.
Dat brengt ons op de taalovereenkomst tussen Groningen en Ost-Friesland. Het Gronings is een nedersaksische taal. Direct over de grens gaat het Gronings over in het Ost-Fries, eveneens een Nederduitse dialect. Daartegenover heb je het Hoogduits dat zich net zo verhoudt tot het Nederduits als het Nederlands tot de Saksische dialecten zoals het Gronings en het Drents.Het Nederduits, ook wel Plat Duuts genoemd wordt gesproken tot ver langs de Oostzeekust tot in Polen. Men spreekt daar van Platt Duutsch. Het was de gangbare taal in het platte deel van Duitsland, het Noorden dus. In de heuvels en bergen zou het Hoogduits gesproken zijn.
Het Platt Duutsch en het Nederduits zijn volgens Wikipedia dan ook het zelfde. In de Nederlanden zou een volkstaal gesproken zijn die in de 16e eeuw meer en meer werd opgeschreven en ”Nederduytsch” genoemd werd. Later werd dit Nederduytsch verhollandst. Platt Duutsch is dus een verzamelnaam en het Ostfries is hier een dialect van. Eigenlijk kun je het Grunnens en Drent ook als dialecten van dit Platt Duutsch zien. Daarom kun je je met het Gronings redelijk verstaanbaar maken in grote delen van Noord-Duitsland. Je ziet de verwantschap dan ook vaak is op de spijskaarten van restaurants terug.
Een mooi voorbeeld maakten wij die avond mee, toen wij wederom een restaurant zochten om onze culinaire behoefte te bevredigen. Dit maal kozen wij voor het Feuerschiff ”Deutsche Bucht”. Dit heeft ooit dienst gedaan als lichtschip op de Noordzee , maar ligt nu permanent in de haven van Emden als drijvend restaurant. Ook hier kon je blijkbaar goed eten, want het zat die avond helemaal vol. Geen tafeltje over.
Der Fallschirmjäger
We wilden net weer weggaan, toen een oudere man die samen met een ook oude, tegenwoordig spreken we al liever van "oudere" vrouw, aan een tafeltje voor vier zat, ons wenkte en ons liet weten er geen bezwaar tegen te hebben als wij bij hen aanschoven. Wij aarzelden, maar hij bleef aandringen en tja waarom ook niet. Een kennismaking met de plaatselijke bevolking kan je vakantie verrijken. Nou, dat was in dit geval zeker zo. We kwamen er al gauw achter dat vooral de man ons gezelschap op prijs stelde. Misschien stelde hij gezelschap in het algemeen wel op prijs; je hebt van die mensen.
Ik weet niet meer wie van ons het gesprek er op bracht, maar voor ik er goed en wel erg in had vertelde hij dat hij vroeger Fallschirmjäger geweest was. Nou, daar was ik toch even stil van. Een vroegere vijand dus. De onvermijdelijke vraag volgde daarop of hij ook in Nederland geweest was. Nog niet zo lang geleden had ik studie gemaakt van de situatie tijdens de meidagen van 1940 en met name van de gang van zaken rond de vliegvelden in het westen van ons land waar mijn vader toen gemobiliseerd was geweest. Die was nog voor hij zijn geweer had kunnen gebruiken gevangen genomen door dit soort gasten. Maar voor hetzelfde geld had er iets ander - een onverhoedse beweging- kunnen gebeuren, waardoor er nooit een Jan Lambers op deze vrijdag in juni met zijn vriendin aan een tafeltje in het Feuerschiff Deutsche Bucht had gezeten naast een Duitser van 82 jaar die in de oorlog aan de verkeerde kant had meegevochten.
Ik vond het een historische ontmoeting. Hij herhaalde een paar keer dat er nooit meer oorlog moest komen. En zijn vriendin beaamde dat en dat oorlog ”komplete Wahnsinn was” Ja, dat had ik dit zelfde voorjaar nog in Berlijn op een foto van een overeind gebleven muur van een verwoest huis in Berlijn gelezen: Nie wieder Krieg. Dat zal wel niet als je zo van pas gekomen bent. Ik heb toen niet gedacht of gezegd dat ze, de Duitsers, dan niet weer achter zo’n rattenvanger aan moesten lopen. Maar zijn wij beter dan de Duitsers? Sinds een paar jaar loopt er bij ons ook iemand die erg veel moeite heeft met andere bevolkingsgroepen dan waartoe hij zelf behoort en van wie ik de verre bedoelingen verre van vertrouw, maar die ook hele volksstammen achter zich aan weet te krijgen. En daar begint het mee.
Onze Duitse tafelgenoot heette Folmar, een naam die je in het Noorden van ons land ook wel tegenkomt en zijn achternaam was Groenewold. Hij was echter niet 67 jaar geleden in West–Nederland gedropt, want toen was hij pas 15 jaar. Maar toen hij eenmaal 17 was vonden ze hem in zijn vaderland wel oud genoeg en kwam hij in Noord-Afrika terecht. Daar was hij krijgsgevangen gemaakt en had hij een paar jaar in Egypte gezeten. Ik denk dat dat zijn overlevingskansen flink heeft vergroot. Hij sprak er over dat ”die Araberinnen” zo mooi geweest waren. Hij had tenminste een keer zo’n Araberin achter de sluier gezien en was er aardig ondersteboven van geweest.
Een liefhebber constateerde ik en mijn sympathie voor hem nam toe. Ik besloot om ze maar eens een drankje aan te bieden. Ten slotte hadden ze ons gastvrijheid aan hun tafeltje geboden. Dat werd blijkbaar wel gewaardeerd want even later vroeg hij of wij het op prijs zouden stellen om eens te zien hoe Duitsers wonen. Kortom ,hij nodigde ons uit om met hem naar zijn huis te gaan. Dat leek ons wel wat, want wij konden ons niet herinneren ooit bij een Duitser te gast te zijn geweest. Hij woonde vlak bij, in een aan het water gelegen appartement. Op de derde verdieping geloof ik. Je had er een prachtig uitzicht over de haven van Emden. Een daalders plekje. Ja , dat vond hij ook. Het enige minpuntje was dat er wel eens jongelui op de trappen voor het appartement die de kade vormden zaten. Want daar was het daar ook een mooie plek voor. Buren van hen hadden zich daar al over beklaagd, maar hijzelf vond het niet zo’n punt. Hij was dus een tolerante Mensch. Of we ook zijn wijn wilden proeven? Hij had in zijn appartement een wijnkelder. Toe maar. Na de keuze tussen wit of rood te hebben gemaakt kwam hij met een fles rode Pfalz. Ik wist niet eens dat ze daar rode wijn produceerden. Het was een erg lekkere wijn, met een volle smaak. De fles ging helemaal op.
Het leek me niet gepast om daarna nog te blijven zitten alsof hij er voor ons nog wel een zou mogen ophalen. Het was inmiddels ook al een uur en de man was wel 82 en zijn vriendin niet veel jonger, 81. Duitse krasse knarren die op hun oude dag nog best een goed glas wijn konden waarderen en dat na wat ze allemaal al in dem Feuerschiff hadden gehad. Maar goed, hij was dan vroeger ook Fallschirmjäger geweest en als je dat overleeft moet je wel een goede conditie hebben. Ook om het te kunnen worden denk ik. En die goede conditie hou je dan blijkbaar de rest van je leven.
Hij vertelde nog dat het mooiste moment van zijn leven geweest was toen hij uit het vliegtuig sprong. Daar schrok ik een beetje van, want ik dacht dat het van aanvalslust was. Maar later bleek dat het ging om de eerste keer dat hij uit een vliegtuig sprong. Nou dat maakt verschil.
Ik heb zijn adreskaartje en ik denk er sterk over om ze eens uit te nodigen naar Groningen te komen. Hij was er lang geleden wel eens geweest zei hij, maar toen hadden ze zijn auto moedwillig beschadigd en was hij er nooit meer geweest. Tja. Dus wij hebben wat goed te maken. Wanneer die Wiedergutmachung zal plaatsvinden weet ik nog niet.
De volgende ochtend deden wij het tweede fietstochtje. We zouden de fiets pas na vier uur terug hoefden te brengen. We hadden deze de vorige dag in het begin van de middag gehaald, dus een dag fietshuur werd hier ruim gerekend. We hadden geen borg hoeven te betalen of ons moeten legitimeren zoals een paar weken eerder in het Drentse Annen tijdens een ander fietstochtje.
Dit keer verkenden we het gebied ten oosten van Emden. Daaronder vielen de plaatsjes Ophusen, Suurhusen en Hinte. De route begon vanaf de Wasserturm bij het station. Het was maar goed dat wij dat stukje even terugreden, anders hadden we het mooiste gemist. Dat liep namelijk over de wallen van Emden. Die waren nog aangelegd door een Nederlandse vestingbouwer. Dat las ik naderhand in het Emder Jahrbuch. Het was de beroemde Johann van Valkenburg, die deze vesting op zijn naam had staan. Verder lazen we dat de Hollanders in de zestiende eeuw tegen een overmachtig Spanje moesten opboksen en dat ze dat alleen met succes konden doen door op zeer innovatieve wijze de krijgstechniek te beoefenen. Dat waren dan ook dé grote verdiensten van de stadhouders prins Maurits en Frederik Hendik en die twee hebben daarmee door heel Europa grote faam verworven. Ook de vestingbouw was een door vriend en vijand erkende kwaliteit van de Nederlanders in die tijd. Er bleken dus vele historische banden tussen Emden en Nederland te bestaan.
Het was die ochtend behoorlijk warm en broeierig. Eigenlijk was het weer ook alleen maar geschikt om te fietsen. Dan ving je tenminste nog wat verkoeling. Na onderweg in een van de pastelgele korenvelden van nabij een kievit te hebben gefotografeerd met tien maal zoom kwamen we bij het eerste roodbakstenen dorpje: Ophusen met de aparte klokkentoren naast de kerk. Daarna ging het richting Hinte.
De fietsroute was hier echter niet consequent aangeduid en dat kostte een paar kilometer omrijden over een weggetje van niks. Maar toen kwamen we dan toch in Suurhusen, met de scheve kerktoren.; net zo scheef als die in Pisa, alleen niet zo hoog. Die had dan ook niet veel bekijks; alleen van ons en dat alleen nog maar vanwege de grafsteenopschriften. Ik dacht dat ik de vorige keer me zelf hier ergens had zien liggen, dat wil zeggen mijn naam. Maar misschien is dat toen een visioen geweest. Of het was in een ander dorp. Loppersum misschien. Het bleef echter maar broeierig warm en we weten wat dat in ons klimaat vaak betekent: Onweer.
Toen we in Hinte waren en ons weer eens prinsheerlijk op het terrasje bij de Alte Muhle, waar hebben ze eigenlijk niet een Alte Muhle, geïnstalleerd hadden, begon het langzaam te druppen. Maar dat druppen hield al gauw op. In het begin vind je het nog wel lekker, wat frisse druppels op je te warme huid. Hoef je niet meer zo te zweten. Maar al gauw gingen we gehaast naar binnen om daar te wachten tot het over zou zijn, want we hadden geen regenkleding of zoiets bij ons. Ja, ons goede humeur, maar dat begon ook al te smelten. Nog maar een drankje genomen.
Totdat een al wat oudere baas die het cafégedeelte wat in-en uitscharrelde en daar kennelijk iets met het spul te maken had vroeg of wij interesse hadden in een bezichtiging. Nou ja natuurlijk, want alleen maar duimen draaien en door de ramen naar buiten kijken tot het zou stoppen met regenen, dat verveelde al gauw. En zo kwamen wij het komende uur goed door. Op de eerste twee etages van de molen was een expositie ingericht.
Zaterdag 9 juni 2007
Vandaag wilden we vertrekken naar Mecklenburg Vorpommern. We hadden nu uiteindelijk drie nachten in dit Studentenzimmer doorgebracht. Dus zo beroerd was het verblijf hier niet geweest. De kamer was bijvoorbeeld redelijk koel en ook muggenvrij. Maar we hadden de omgeving nu wel genoeg gezien. We vertrokken om een uur of elf in de morgen. We waren wat laat opgestaan, want het was in Greetsiel de vorige avond nog een beetje laat geworden.
Greetsiel was een erg charmante plaats geweest. Ik kon me niets meer herinneren van het vorige bezoek, dat Ina en ik jaren eerder een keer aan het plaatsje hadden gebracht. Misschien was het ook wel sterk veranderd. Het is een heel fotogeniek plaatsje. We hebben we in het mooiste hotel gegeten. Tussendoor de gangen door werd er een vreselijke hoosbui over
het plaatsje uitgestort. Het water spoelde langs de goten. Maar het eten smaakt er niet minder om; integendeel. Toen we er weg gingen was het al donker. De fietstocht had toch weer iets te veel tijd gevergd.
De volgende ochtend zijn we om 10.15 uur vertrokken naar Schwerin.Dat was ongeveer 350 km, dus we hadden alle tijd. Omdat ik geen zin had om mij op de Autobahn alsmaar te laten opjagen door de mensen die alleen maar oog hadden voor de horizon en die zo snel mogelijk wilden passeren, ging ik er bij Rothenburg, een eindje na Bremen, van de Autobahn af. Dat was rustiger, het was mooier en je spaarde milieu en portemonnee, doordat je daar niet 110 km als minimumgrens behoefde aan te houden , want als je dat niet doet ben je gewoon een gevaar op de bahn en in ieder geval een ergernis en door dat laatste dan ook een gevaar voor jezelf.
Kortom het was weer eens enjoy the trip. Een goede beslissing vond ik al gauw. Inderdaad rustige wegen die door een mooi landschap voerden. Het was achteraf alleen wel een flink eind om, omdat de te volgen route niet zo duidelijk was.
De Lüneburgerheide is een groot gebied. De stad Uelzen ligt er zo’n beetje in het midden van. Ik was er vroeger een keer geweest tijdens de militaire oefeningen die wij als Nederlandse artillerieonderdeel daar konden houden. Want je kon je er over een groot gebied verplaatsen en er met scherp schieten. Ik kan me nog steeds herinneren dat ik als waarnemer daar mocht laten vuren op een oude molen en die toen helemaal aan gort heb laten schieten. Het was natuurlijk al een ruïne, maar daarna was het nog minder dan dat.
Ik bezit ook nog een foto van mijzelf in uniform, in mijn eerste grijs zoals dat toen heette, m met twee Duitse Mädel. Das waren noch mal Zeiten ja. Nu reden we alleen maar door Uelzen heen en niet door het centrum. Daarvoor hadden we wel gestopt bij een van de weinige grote heidevelden die het gebied nog rijk is. Want nog meer dan in Drenthe heeft de grote stille heide op de Lüneburgerheide plaats gemaakt voor grote bossen. Wel was het er nog behoorlijk stil. Anders dan de Drentse heidevelden, want voor zover die er nog zijn worden ze behoorlijk druk bezocht. En bij ons heb je veel meer omgevingslawaai.
Min of meer toeval geraakten we bij het grootste overgebleven heideveld, de Ellerndorfer Wachholderheide. Dat was zestig hectare groot. Nou het Balloërveld en het Dwingelderveld zijn zeker groter. Maar in een ander opzicht was dit terrein wel heel bijzonder. Het was bijna geheel begroeid met de jeneverbes. Daarbij was het terrein ook behoorlijk geaccidenteerd. Maja wilde niet mee en vlijde zich op een bankje aan het begin van het veld in de schaduw van een paar jeneverbessen. Buiten Maja heb ik daar gedurende de drie kwartier die ik daar ongeveer gewandeld en gefotografeerd heb echter geen mens gezien.
Het was een onvergetelijke aanblik, al die duizenden jeneverbessen, al dan niet in het gelid staand. Ze deden me denken aan de Pinnacles in West-Australië en aan de Meniers van Bretagne. Dit veld was toch heel wat spectaculairder dan het Mantingerzand bij ons in Drenthe.
Op de aangebrachte panelen aan het begin van het veld was te lezen dat het vanaf ongeveer na Chr. ontstaan was doordat de mens toen op landbouw overging, waardoor de grond steeds armer werd. Het werd namelijk niet bemestRondtoeren en wandelen in de Harz. Op de duur wilde er dan ook alleen nog maar heide groeien. Het was dan ook een heel arm gebied en zodoende woonde er amper een mens en buiten-staanders waagden zich er niet gaarne, je kon er gemakkelijk verdwalen of beroofd worden. De geschiedenis van de Lüneburgerheide vertoont dus veel overeeenkomst met die van Drenthe met zijn Ellert en Brammert. In Drenthe heb je echter meer beekdalen waar nog veeweiderij mogelijk was. Zodoende telde Drenthe veel meer dorpen. Maar de Lünebeurgerheide is nog steeds een tamelijk leeg gebied.
De schapen op de Lüneburger Heide waren wel van een afwijkend ras als het Drentse heideschaap.
Na deze verademing ging het via Uelzen richting Elbebrug om in de richting van Schwerin te komen. De kaart en de wegaanduiding boden niet overal even veel duidelijkheid en dat maakte dat we toch met een behoorlijke omweg in de omgeving van Schwerin kwamen, dat wil zeggen bij verkeersborden waarop die plaats stond aangegeven. Daardoor hebben we die dag toch nog een flinke rit gemaakt.
In Schwerin wist ik een hotel van Internet dat een goede beoordeling van gasten had gekregen. Tenminste drie eerdere bezoekers waren er lovend over de prijs-kwaliteitverhouding. Het was het NH Hotel Schwerin. Dit is een Spaanse keten, waarbij de N voor Navarra staat.
Het hotel was niet zo gemakkelijk te vinden, want Schwerin bleek een behoorlijk grote stad te zijn. Het is dan ook de hoofdstad van Mecklenburg Vorpommeren. Bovendien waren de wegen er omheen nogal onoverzichtelijk. Dus toen ik na een tijdje meende zeker te weten dat we fout zaten maar eens gevraagd bij een benzinestation. Daar kon een vrouw me eenvoudig uitleggen hoe ik moest rijden. We zaten er toch niet zo ver vandaan. Bij een groot bord met Sieben Seen rechtsaf en dan was je er eigenlijk al. Nou, het was nog waar ook en een kwartiertje later hoorden we in de receptie dat een kamer die we voor 35 Euro dachten te kunnen krijgen voor 83 Euro moesten nemen. Hoe dat nou kon dus? Nou, in de eerste plaats was genoemd bedrag exclusief het ontbijt. Het ontbijt kwam op €12. per persoon. De rest van het verschil was omdat je tenminste drie dagen van te voren moest reserveren. Dat viel tegen. Maar om nu nog verder te zoeken leek ons ook niet wat; zeker niet na de ervaring in Emden. Dus namen we de kamer voor een nacht, maar dan exclusief ontbijt, want dat kon. Daarmee was het € 59.
De kamer zelf was verder prima. Er waren twee grote bedden en de badkamer was ook behoorlijk, hoewel niet al te groot. Maar het was heel wat beter dan in Emden en daar hadden we toch in eerste instantie € 50 moeten betalen. Uiteindelijk was dat wel € 40 geworden. Maar hier zou het ook nog dalen , tot €55, omdat we er uiteindelijk vijf nachten gebleven zijn. De tweede nacht was omdat we anders de volgende ochtend voor 12 uur er al weer uit zouden moeten zijn en dan was je weer veel tijd kwijt met zoeken en verhuizen. Daarna kregen we de indruk dat je in deze streek van Duitsland weinig kans had om iets goedkopers te vinden. Ik had gedacht dat de hotels in het arme oosten van Duitsland wel niet zo duur zouden zijn. Maar dat viel behoorlijk tegen. In Lübeck had ik op Internet al gezien dat je daar geen kamer voor minder dan €80 kon krijgen. En hier was het toch niet veel anders.
Na de Wende, nu ruim vijftien jaar geleden heeft men dit deel van het land in een werkelijk adembenemend tempo op het niveau van de rest van het land weten te krijgen, althans naar het uiterlijk van wegen en openbare gebouwen. Ook de mensen leken hier in prima huizen te wonen. Ik kreeg zelfs het gevoel dat wij in Nederland zo langzamerhand qua gemiddelde woonsituatie wat achterop liepen, zelfs ten opzichte van dit gebied. De flats zagen er hier minder als grijze blokkendozen uit. De nieuwbouwwijken leken minder eenvormig en kleuriger dan bijvoorbeeld de naoorlogse wijken van Groningen.
Op de autobaan heb je ook al het gevoel een armoedzaaier te zijn als je uit Nederland komt. Je wordt daar voortduren voorbijgevlogen door auto’s die gemiddeld toch wel anderhalf keer duurder zijn dan het karretje waar ik nu rijd. Terwijl ik met mijn Renault Scenic toch echt niet in het goedkoopste vehikel rijd wat er op de weg in Nederland te vinden is. Kortom, de welvaart van de Duitsers lijkt groter te zijn dan die van de Nederlanders. Dus zo’n wonder is het niet dat de hotels hier duurder zijn of in ieder geval niet goedkoper dan bij ons.
Na ons geïnstalleerd te hebben reden we naar Seeydill, een restaurant op ongeveer twee kilometer van het hotel, dat aanbevolen was door Nederlandse gasten die hun bevindingen op Internet hadden geschreven. Het was mooi aan het water gelegen. Goed medium toch, dat Internet. Ik moet toch ook eens gaan denken aan een eigen website of weblog. Dan kan ik dit hele reisverslag daar ook op kwijt en kan iedere geïnteresseerde daar iets van zijn gading van meepikken.
Seeydill was inderdaad een goed restaurant waar je zeker waar voor je geld kreeg. We namen de dagspecialiteit en dat waren asperges .Die waren in Duitsland overal wel zo lekker dat je ze elke dag wel lustte.
Schwerin
De volgende ochtend was het nog pas maandag, maar we hadden het gevoel al zeker een week op reis te zijn. Dat krijg je als je veel onderneemt. Ik stel me zo voor dat als je met een caravan op reis gaat en het grootste deel van je dag voor je tent zit en wat in en uit je caravan eikelt, de tijd veel meer als zand tussen je vingers door glijdt. Je weet niet meer wat je gedaan hebt.
Wij begonnen de dag met het bekijken van het Schloss van Schwerin. Dat Schloss lag op een klein schiereilandje in de Schweriner See. Een schilderachtig gezicht. Schwerin bleef echter al die dagen vanuit ons hotel moeilijk te vinden. Het wegenverkeersnet rond deze stad was dan ook tamelijk chaotisch. We hebben bijna ons hele verblijf daar nodig om het parcours hotel- stad foutloos te kunnen rijden.
Maar de eerste ochtend kwamen we al snel als bij verrassing voor het stukje meer met op het eilandje het slot te staan. Er parkeren was ook geen probleem, al was het niet gratis.
De parkeerplaatsen kostten €1 per uur. Dat viel eigenlijk tegen. Je verwacht in dit deel van Duitsland dat het wel gratis zal zijn. Het is daar toch geen Groningen? Toen we terugkwamen waren we €5 kwijt.We hadden dus vijf uur in en rond het slot getoefd.
Het was dan ook zeer de moeite waard geweest. Het slot is gebouwd naar het voorbeeld van Chateau Chambord aan de Loire, waar we drie jaar geleden geweest waren. Maar dit slot was veel en veel mooier. Chambord is een slot in een sterk vervallen staat en moet het zonder interieur stellen. In dit slot was een prachtig museum ondergebracht en verder had het een zeer fraaie orangerie en een restaurant, waar we ons weer eens een heerlijke aspergesoep lieten opdienen. Jammer dat ie dit keer zo zout was.
Mecklenburg lijkt een land van het goede leven. Onze voormalige koningin-gemaal Prins Hendrik kwam hier dan ook vandaan en die kon je indertijd het goede leven ook aanzien.
Ik heb in het museum nog een penning gezien van hun beide beelden. Ik mocht daar echter geen foto van maken. Overigens zijn ze hier erg gemakkelijk. Je hoefde in het hotel bijvoorbeeld niet eens je paspoort af te geven, wat bijna overal in de wereld wel moet. Maar in deze ex-stasistaat dus niet. Mogelijk hadden ze hier na de Wende daar zo de buik van vol, dat ze meteen naar de andere kant doorsloegen.
Voor de meeste Oostduitsers was de Wende een ommekeer ten goede. Er kwam weer ruimte voor eigen initiatief. Maar voor diegenen die zich bij voorkeur zonder veel tegenprestatie door de Staat laten verzorgen werden de tijden natuurlijk slechter. Dat vertelde het meisje dat ons later deze vakantie in Wismar langs de schatten van de imposante Nicolaikirche voerde.
's-Avonds hebben we een concert bezocht in het Konzerthaus van Schwerin. Dat overtrof verre onze verwachtingen. In de eerste plaats was het een zeer smaakvolle concertzaal. We zaten behoorljk op stand. Op het programma stond als hoofdgerecht het vijfde pianoconcert van de grote Ludwig, het zogeheten Keizersconcert. Het is natuurlijk een van de bekendste klassieke concertstukken; dus daar kon je je nooit een buil aan vallen. Met die gedachte namen wij plaats. Ik weet niet meer wie de solist en de dirigent waren, maar die twee hébben er toch een samenspel van weten te maken, zo'n perfect samenspel hoor je zelden. Bij volgende concerten denken we er nog wel eens aan terug.
De kasteeltuin was gedeeltelijk nog in staat van restauratie. In 2009 moest het klaar zijn, want in dat jaar is in Schwerin de Bundesgartenschau. Zeker een goede aanleiding om er dan nog eens naar terug te gaan.
Voor de middag hadden we een klein autotochtje gepland. Het gebied ten oosten van de Schweriner See leek wel mooi, dus daar zetten we een route uit. Misschien dat we wel weer zo’n prachtige vlakte als we de vorige dag gezien hadden met die uitbundig groeiende gerstvelden in hun zandkleur, die zich uitstrekten op glooiende akkers en omgeven waren door zwaar loofgeboomte.
Die bomen hier waren bijna overal een lust voor het oog. Veel grote linden , die je bij ons bijna nergens meer ziet. Daar vormen ze op veel wegen de bermbeplanting. Onze route viel dus zeker niet tegen. Af en toe had je een mooie doorkijk op een van de meren van het Mecklenburger Seeenplateau. Het hielp natuurlijk ook wel mee dat het zulk schitterend weer was. Het leek er op dat het in dit deel van Duitsland aanmerkelijk standvastiger qua weer is dan bij ons. De invloed van de oceaandepressies is hier geringer.
Wismar
Vooral de weg naar de oude Hanzestadje Wismar, een dertig kilometer rijden ten Noorden van Schwerin, was een prachtige landelijke route. Een licht golvend terrein. Het was net of we door een landschap van halverwege vorige eeuw reden. Met korenbloemen en klaprozen geborduurde korenvelden. De route was veelbelovend voor wat we nog te zien zouden krijgen. We weg voerde namelijk naar Wismar. Dat wilden we graag zien omdat het als oude Hanzestad op de Unesco werelderfgoed stond.
Ik citeer graag een stukje uit Wikipedia:
“De historische stadskernen van Stralsund en Wismar vertegenwoordigen op ideale wijze de ontwikkelde Hanzestad tijdens de bloeiperiode van de stedenbond in de 14e eeuw".
De middeleeuwse Hanzestad Wismar is de enige stad van deze grootte in het zuidelijke Oostzeegebied die als architectonisch afgerond geheel nog volledig intact is. In de 14e en 15e eeuw was de stad een belangrijk zeehandelscentrum van de Hanze. De historische 'Alte Hafen', de kunstmatig aangelegde waterweg 'Grube', de behouden gebleven plattegrond- en perceelstructuur van de straten en pleinen en de indrukwekkende sacrale baksteenarchitectuur evenals de middeleeuwse pakhuizen en burgerhuizen zijn authentieke getuigen van Wismars betekenis ten tijde van de Hanze. Het traditionele huizenbestand vormt met het marktplein, de drie monumentale gotische kerken en diverse waardevolle monumenten de weergaloze charme van de werelderfgoedstad”.
Wismar was inderdaad net als de weg er naar toe: een absolute beauty. Terecht dat het op de Unesco werelderfgoedlijst prijkt.
Niet alleen de straatjes zijn oud, maar ook de straatnamen. Wat moeten we ons bij deze straatnaam voorstellen over de zeden en gewoonten in de oude Hanzetijd?
Toch bleek deze stad maar liefst zes kerken te tellen, die naar je zou mogen verwachten toch een stichtende uitwerking op de bevolking moeten hebben gehad. Ze waren allemaal van baksteen. Daarvan was de Nicolaikirche de grootse bakstenen kerk die wij ooit gezien hebben. Maar dan waren er dus nog vijf. Kun je nagaan hoe veel rijkdom die Hanze in de 14e eeuw de plaats heeft gebracht.
Hieronder het uitzicht op Wismar vanaf de Nicolaikirche
links de Wasscherturm in Wismar
rechts een van de mooiste vakwerkhuizen die we ooit gezien hebben
hieronder de prachtige havenkade van Wismar
En dan te bedenken dat al dit fraais slechts op vier uur met de auto rijden vanaf Groningen gelegen is. Je zou toch nooit weer met een vliegtuigreis naar Zuid-Europa gaan? Oké, Toscane is erg mooi en Andalusië ook. Maar wat je hier te zien krijgt, doet daar toch architectonisch gezien niet voor onder. En die stille door een licht golvend terrein voerende wegen met die rustieke wegbeplantingen van linden of beuken zijn een genot om met een licht gangetje over te rijden. Voor een meer relaxte vakantie dan in dit deel van Duitsland zul je goed moeten zoeken.
Zo mis je de ergernis dat je eerst half Nederland door moet als je met het vliegtuig wilt en dan soms bij nacht en ontij op Schiphol moet zijn. En als je met de auto naar het zuiden wilt, dan moet je zelfs heel Nederland door, wat ook zeker geen relaxed begin van je vakantie is. Met dat soort vakanties is de dag van vertrek op zijn minst een afzien en niet zelden een marteling. En het zelfde geldt voor de dag van terugkeer. Het nuttig rendement van een reis naar het oosten is echter maximaal, zo lang je de drukte op de autobanen bij Hamburg tenminste weet te vermijden.
Maar op de secundaire wegen is het in het algemeen heel relaxed rijden in Duitsland. En zeker in de bossen rond Schwerin. Lustige weggetjes hebben we bereden. Zo reden we naar ein kleines Ort, waar ook een slot zou zijn. Heel idyllisch gelegen was het. Basthorst heette het, middenin het Naturpark Sternberger Seenland. Een ontdekking was het. Op het terras in fraai aangelegde kasteeltuin hebben we na eerst een wandeling gemaakt te hebben naar de oever van het meer waaraan dit slot lag, een klein hapje met een goed glas tot ons genomen. Ook hier heb ik me weer door eeuwenoude woudreuzen laten imponeren. Je zou hier zeker ook mooie fietstochten kunnen maken. We kwamen regelmatig al aanduidingen voor fietsers tegen.
Dat hebben we de volgende dag dan ook gedaan. We konden ergens in de binnenstad van Schwerin een paar goede fietsen huren. Daarmee hebben we een prachtige tocht deels rond de Schweriner See gemaakt. Direct in het begin hadden we een prachtig zicht op het Schloss am See.
Halverwege het meer liep een soort natuurlijke dam, over welk we terugreden. Anders was het nog te ver geweest. Even na die dam kwamen we langs een prachtige uitspanning, d.w.z een hotel met terras aan het water. Ook weer iets voor fijnproevers. Dat was het Seehotel Frankenhorst van de Best Western keten.
Onderweg waren we een paar keer langs eigenaardige beeldengroepen gekomen. We wisten niet wat er van moesten denken. Pas toen wij bij een grote beeldengroep eens goed gingen kijken kwamen we er achter dat het met iets uit de donkerder geschiedenis van deze streek te maken had.
De precieze ins en outs hiervan vernamen wij min of meer bij toeval toen wij op de dag van onze thuiskeer langs het het kleine museum van Wobbelin kwamen.
De dag daarvoor, op onze excursie naar Ludwigslust, hadden we langs de kant van de weg ook al een gedenkplaats zien liggen, die waarschijnlijk wel met de oorlog te maken zou hebben. Maar we waren er al voorbij en er was veel verkeer op de weg, zodat we niet omdraaiden.
Na onze fietstocht kwamen wij op een ander punt Schwerin weer binnen en maakten van deze gelegeheid gebruik de Innenstad nog eens goed te verkennen. Hier blijkt ook veel stedeschoons te zien. Het lijkt ook allemaal heel vredig en harmonieus. De jaren dat de neonazi's hier buitenlanders belaagden leken een vergissing van de historie.
De volgende dag wilden wij wel eens naar dat Schloss Ludwigslust, dat wij op onze fietstocht al hadden zien aangeduid worden. Dat ging dus gebeuren. We zaten gelukkig niet vast aan een reisgezelschap.
Met het Schloss in Ludwigslust was echter iets aan de hand. In het park aan de voorzijde lagen een hele serie graven. De betekenis daarvan zouden wij pas in dit museum gewaar worden.
Schloss Ludwigslust was op zichzelf echter een fraai paleis. In deze omgeving noemt men het wel "das kleine Versailles des Nordens". Van 1769 tot 1837 is het de hoofdresidentie van de hertog van Mecklenburg-Schwerin geweest.
Achter het paleis liep een diep met beuken begroeid donker park met een hele aparte waterpartij. Het ging om een snel stromende beek in een lange kaarsrechte aangelegde geul, die ergens heen voerde wat je door het dichte geboomte niet kon zien. Een beetje onheilspellend.
Zouden we hier soms bij een Mahnstätte uit komen? Dat bleek niet het geval. De geul kwam uitvin een ronde vijver met een groot aantal lage fonteinen.
Intussen waren we aan de voorzijde van het paleis, waar we al die graven gezien hadden, ook nog een monument tegengekomen, waarvan de strekking ons evenmin als bij die beeldengroepen langs de eerder gemaakte fietsroute duidelijk was geworden.
In het museum waar we nu waren vielen de stukjes van de legpuzzel echter al gauw op hun plaats. Het ging hier om een klein museum, maar de indruk die het op ons maakte was bijna omgekeerd aan de grootte van het gebouw. Het zag er een beetje uit als een dorpshuis. We werden begroet door de dienstdoende vrijwilligster. Het museum was een Gedank und Mahnstätte.
Dit museum was gewijd aan het KZ-lager Wobbelin, een van de minst bekende, maar niettemin een van de wreedste kampen die het Nazidom op zijn naam heeft staan. Het was een zogenaamd verzamelkamp, een buitenkamp van KZ Neuengamme, dat natuurlijk wel bekend was en dat toen in de buurt van Hamburg lag.
Kamp Wobbelin werd echter pas in februari 1945 opgericht en was bedoeld als eindpunt van de dodenmarsen die de Nazi’s aan het einde ca de oorlog organiseerden. Dat was om de gevangen van kampen die door de geallieerden bevrijd dreigden te worden naar oorden te deporteren waar de geallieerde legers nog niet waren doorgedrongen en waar ze maar snel aan hun einde moesten zien te komen. Voor zover de toch al uitgeputte mensen die zelfs van Ravensbruck naar Wobbelin, over een afstand dus van honderden kilometers, werden gesleept de mars overleefd hadden, kwamen ze in Wobbelin op een uithongeringsrantsoen. Zodoende stierven er dagelijks wel 150 mensen.
Een aangrijpende fotoreportage was die van de acties die de Amerikanen ondernomen hebben toen zij het kamp bevrijd hadden. Zij dwongen de bevolking van Wobbelin en van het nabijgelegen Ludwigslust om het kamp te betreden en de barakken in te gaan om datgene wat zij daar aantroffen zeer indringend in ogenschouw te nemen. De bewoners werden daarbij allemaal gefilmd toen zij weer naar buiten kwamen. Dat was een actie van generaal Gavin van de 82e Airborne division.
Vervolgens werden de bewoners gedwongen om de massagraven in de omgeving van het kamp te openen en de slachtoffers alsnog een fatsoenlijke begrafenis te bezorgen. Op een film konden we zien hoe de bewoners massaal met spaden bezig waren graven te delven, nadat de lijken eerst uit het massagraf waren gehaald en op boerenwagens met paarden naar hun nieuwe rustplaatsen waren gereden. Een zo’n begraafplaats was dus in het park voor het slot van Ludwigslust. Daarvan hadden wij de vorige dag de graven gezien. Sommige met kruisen, anders met de Davidster.
Op de videofilm die de dames van het museum zelf nog nooit gezien hadden was vervolgens te zien hoe de bevolking langs de geopende graven met daarnaast de in witte gewaden gewikkelde lijken die met het hoofd onbedekt waren moest defileren. De meeste vrouwen huilden en sommige mannen ook. Het was zeer aangrijpend om te zien. Sommige vrouwen legden bloemen bij een graf. Na de teraardebestelling moesten de mannen van het dorp de graven weer dichtgooien en de steen en kruisen plaatsen.
Een van de museumdames zei dat ze eens een oudere kennis had gesproken die er bij geweest was en die had gezegd dat het ”schwer” geweest was. Nou, dat kan ik mij voorstellen.
Ik begrijp nog steeds niet dat een volk dat in zoveel opzichte op het onze lijkt, ja dat zelfs vriendelijke en hulpvaardiger op mij overkomt dan mijn eigen volk zich zo heeft laten verfuhren dat dit soort dingen hebben kunnen gebeuren.
Natuurlijk vroeg ik of de plaatselijke bevolking weet gehad had van wat zich in dat kamp afspeelde. Het antwoord was dat men wel een zwaar vermoeden had dat er zich daar dingen afspeelden die niet pluis waren. Maar men waagde zich er niet in de buurt, want dat was streng verboden. Ik vond dat een acceptabel antwoord.
Daarmee hadden wij genoeg stof ter overdenking voor onze terugreis. Het was een mooie en tevens leerzame vakantiereis geweest. Zeker vatbaar voor een herhaling. Dat hebben we het volgende jaar ook gedaan.
andere verslagen van Duitsland:
Onze reis naar Saksen en Thüringen
Onze reis naar Saksen en ThüringenWeekje Rügen
Rondtoeren en wandelen in de Harz
Hamburg, een stad om zeker niet aan voorbij te gaan