In mei 2006 bezochten wij Kreta. Kreta is het grootste Griekse eiland en op drie na ook het grootste eiland in de Middellandse Zee. Er wonen ruim 600.000 mensen op een oppervlakte die ongeveer een kwart van Nederland bedraagt.
In een lang vervlogen verleden moet Kreta geteisterd zijn geweest door verschrikkelijke aardbevingen, die het eiland als het ware uit elkaar getrokken hebben en waardoor de reusachtige kloven, die het eiland noord-zuid doorsnijden , moeten zijn ontstaan.
Kreta is aantrekkelijk vanwege zijn bergachtige, ruige natuur, prachtige kusten en doordat het de bakermat voor de oudste beschaving in Europa is geweest. Van de overblijfselen daarvan kan men in het museum van de hoofdstad Heraklion, een van de mooiste in zijn soort, genieten. Verder is het behalve aan de noordkust niet erg toeristisch. Je kunt er dan ook in betrekkelijke eenzaamheid prachtige tochten maken.
Ons verblijf was in het Hapimag-resort, gelegen aan de zuidkust, niet ver van Plakias.
Op zondag 7 mei kwamen we om 15.45 aan op het vliegveld van Heraklion. Het aparte van onze reis dit keer was dat wij deze geheel met openbaar vervoer gemaakt hebben. Tenminste als je het vliegtuig ook openbaar vervoer wilt noemen.
Verder was het dit keer wel heel bijzonder dat het hier bij aankomst in Heraklion kouder was dan bij ons vertrek uit Nederland. De omgekeerde wereld zou je zeggen en zeker niet de reden om in mei naar een Zuid-Europees land te gaan. De volgende ochtend om 10.00 uur was het op ons resort slechts 16 graden, terwijl het bij vertrek in Nederland 23-25 graden geweest was. Dat was zeker om die voorafgaande ongelofelijk koude maart en april een beetje te compenseren. Maar dat zie je meer. Als het dan bij ons een keer een tijdje goed is, is het weer in Zuid-Europa vaak minder.
Toen we in de eerste bus vanuit Heraklion in Rethymno waren aangekomen, was het in de schaduw van het busstation bij een straffe wind zelfs gewoon koud geweest. Kwamen we naar het Zuiden om onze verkleumde botten eens bij te warmen en kregen we dit.
We hadden beter in Nederland kunnen blijven. Het is verdomme al net als in Toscane in de herfst van 2004. Daar was het eind oktober in Pisa slechts 6 graden geweest.
Nou, ik was blij dat ik hier een lekker warme fleecetrui aan kon trekken. In de zon overdag is het echter wel lekker.
De eerste tocht op Kreta verliep zoals gezegd per openbare bus. Dat liep nog beter dan op rolletjes. Eerst van het vliegveld naar Heraklion was de bus zoals je verwachtte. Zoiets als vroeger onze KLM –bus, maar dan iets minder. We hoefden echter maar tien minuten te wachten en het kostte geloof ik € 1,60 voor 2 personen. We misten alleen het centrale uitstappunt in de stad. Ja , wisten wij veel waar die bus overal zou stoppen. Dat hadden we niet meegekregen. Ik dacht dat de bus daar naar toe zou rijden , maar hij reed er langs. We hadden niks van een soort autobusstation of een groot plein met veel autobussen gezien.
Zodoende stapten we een aantal haltes te laat uit. En vroegen ons vervolgens af: “Wat nu?”
Maja wilde blijven wachten, maar ik vroeg me af waarop dan wel, er waren ons al een paar bussen voorbij gereden. Toen we een taxi zagen hebben we het zekere maar voor het onzekere genomen. Het kon nooit ver zijn naar dat busstation, van waar we verder moesten. Om een klein half uur later, met een andere bus, toch weer langs de bushalte te komen waar we eerst uitgestapt waren. Die bleek dus op de route naar Rhéthimno te liggen. Dat hadden we eerder niet gezien. Maja had dus gelijk gehad met haar optie om gewoon te wachten. Nu hadden we voor € 8 voor nop een eind heen en weer gereden. Die taxichauffeur had ons aanvankelijk niet begrepen zeker.
In een bijna luxe touringbus ging het vervolgens naar Rhéthimno. Het leek wel een soort snelbus.
uitspanning bij het strand van Rhetymno
Maandag 8 mei
Het was een gelukkig toeval dat we in die bus een Nederlander getroffen hadden. Alhoewel zo’n toeval is dat helemaal niet, want waar op de wereld kom je géén Nederlanders tegen. Nergens toch? Deze man kwam al sinds 1988 elk jaar naar Plakias, dat vlak na onze eindbestemming lag. Plakias ligt ongeveer 3,5 km ten westen van Damnoni, zoals het plaatsje waar onze resort lag heette. Hij kon daarom precies zeggen waar we er uit moesten.
Dat uitstappen werd nog bijna onze tweede stunt. Want toen wij uitstapten kwam de chauffeur ons niet achterna om de bagage uit te laden. Toen wij op hem stonden te wachten reed hij tot onze verbijstering weg. Met onze bagage er dus nog in. Meteen holde ik als een haas achter de bus aan, daarbij als een gek zwaaiend en schreeuwend. Gelukkig merkte iemand dat blijkbaar want de bus stopte . Toen was het nog 500 meter lopen met onze bagage en onze reisdag zat er op.
Nu de vraag of er op zondag wel baliepersoneel van Hapimag aanwezig was. Anders stonden we mooi weer voor Piet Snot, net als twee jaar gelden in Chateau Chabenet in Frankrijk. Daar waren we om twee uur’s-nachts aangekomen, omdat we ons lichtelijk op de duur van de route verkeken hadden, en hadden toen een dichte kasteelpoort getroffen. We waren er wel ingekomen toen, maar bij de balie was niemand geweest en we hadden onze kamer niet kunnen vinden, waarop wij toen in iemand anders bed waren gekropen, die naar wij dachten wel niet meer zou opdagen. Daar hadden wij toen nog geluk mee gehad.
Ook hier hadden we weer geluk. Er lag een couvert met sleutel voor ons en nu was het alleen nog spannend hoe ons appartement er uit zou zien. Ik had een comfort-type gereserveerd.
Ons resort bleek een der fraaiste die we tot dan van Hapimag hadden meegemaakt, voorzien van een prachtig privéstrand.
http://www.hapimag.com/nl/damnoni-kreta-impressies.htm
Ook hadden we uitzicht op zee. Maar het was niet zo groots als vorig jaar op Porto Heli, op de Peloponnessos.
het resort van Hapimag achter het strand van Damnoni
We keken namelijk gedeeltelijk tegen het platte dak van het beneden gelegen gebouw aan en dat was vol gezet met zonnepanelen. Dat is dan dus een in het oog springend nadeel van zonne-energie. Maar als voorstander van zonne-energie kon ik daar moeilijk bezwaar tegen maken. Wat ook een beetje tegenviel was dat er geen zon op het balkonterras kwam. Dat kwam doordat het een ingebouwd balkon was. Hapimag wil haar gasten blijkbaar goed beschermen tegen de hier vaak erg hete zon . We zitten hier namelijk wel op het zuidelijkste puntje van Europa. Maar met het straffe briesje dat er hier vaak waait kan het dan toch al gauw te koud voor het balkonterras worden. Alleen tussen twaalf en twee uur in de middag had de helft van ons balkon zon.
Daarom begaven wij ons maar liever naar het strand. Het Hapimag resort had een eigen strand, dat van alle gemakken voorzien was, zoals stretchers en parasols. Wilde je niet in zee zwemmen, wat ik wel gedaan heb de volgende middag, dan kon je ook naar het zwembad van het resort. ’s-Avonds was dat samen met de belendende terrassen feeëriek verlicht, wat een beetje een 1001- nacht- gevoel gaf. Op donderdagavond werd het zelfs even echt , toen er na het Savlakibuffet een heuse buikdanseres haar opwachting maakte. Het restaurant was trouwens ook goed, waaronder een heerlijke rode huiswijn.
Tijdens het dessert van ons eerste diner daar hadden we ineens ergens applaus vandaan horen komen. We gingen kijken en toen bleek dat er halverwege het zwembad een klein theatertje was, waar een stuk opgevoerd werd. Op het grote terras daarvoor zat het behoorlijk vol. Duitsers, Engelsen, Nederlanders , Zwitsers. Noordwest-Europees dus. Zo’n beetje het doelgebied van Hapimag.
Het stuk “Dinner for two” werd dan ook half in het Engels half in het Duits opgevoerd. De acteurs bleken allemaal tot het personeel van Hapimag te behoren. Zo bleek mrs. Sophie de Nederlandse crècheleidster te zijn en Jamesie was een lange Duitser. Het was een kostelijke uitvoering.
het Hapimag resort te Damnoni
Terwijl ik er naar keek kreeg ik ineens dat bijzonder prettige Europa-gevoel. Ik bedoel , dat de Hapimag resorten zo langzamerhand kristallisatiepunten worden voor de Europese eenwording in mentale zin. In het algemeen komen er namelijk beschaafde , goed opgeleide mensen , die zich in meerdere talen kunnen uitdrukken. De meeste mensen groeten elkaar ook en als je dat wilt heb je snel contact. Juist omdat het om mensen met meestal wat meer achtergrond gaat, wordt dat Europa-gevoel sterk gestimuleerd. Ook helpt daarbij dat het personeel sterk internationaal van samenstelling is . We troffen de tweede avond een Brabantse jongen, die er net drie dagen werkte en er tot oktober zou blijven. Ook het feit dat de meeste gasten de zelfde munteenheid delen werkt wat mij betreft integrerend. Hapimag zou misschien nog wel eens meer kunnen doen in de sfeer van de culturele integratie binnen Europa.
maandag en dinsdag 8-9 mei
Deze dagen hebben we wat nabijverkenningen gedaan. Uiteindelijk heeft Hapimag niet voor niets een resort in Damnoni. Het is er erg goed toeven, zoals aan de foto’s te zien is.
vanaf Damnoni kon je mooie boottochtjes langs de rostachtige kust maken
Woensdag 10 mei Wandeling naar Plakias
Naar Plakias , de hoofdplaats van de gemeenten en het eindstation van de bus, was maar 3,5 km lopen. We gingen binnendoor, grotendeels over ongeplaveide landweggetjes.
De baai van Plakias kwam al gauw in zicht. Deze bleek in het oosten omsloten te zijn door een behoorlijk hoog massief, waar een smal paadje langs liep. De verleiding was te groot. Vanaf dat paadje zou je een machtig uitzicht hebben op de baai, het strand en op Plakias.
de baai van Plakias
Het was wel een steil paadje, echt zo’n geitenpad. Het liep zo pal naast de rand dat je er bijna verkrampt van ging lopen; zo veel mogelijk aan de bergzijde. Iedere keer was je verbaasd dat het pad nog steeds weer verder liep.
In een kromming hebben we op een klein rotsplateautje even iets genuttigd. Verder kon je hier ook niet dachten we. Maar toen kwamen er toch een paar mensen van de kant waar je volgens ons niet verder kon.
Je vroeg je af waar ze vandaan kwamen. Het leken Ali Baba en zijn 40 rovers wel. Bij mijn onderzoek bleek dat er een honderden meters lange grot was aangelegd. Daar had je door gekund. Maar dan moet je wel een zaklantaarn bij je hebben. Iets voor een volgende keer dus.
Bij terugkeer kwamen we op het langgerekte strand van Plakias uit. Aan de bergzijde was dit strand nogal begroeid , hetgeen goed was voor een paar foto’s.
Op dat strand zagen we werd veel naakt gezond. Het was er ook mooi weer voor vond ik. In het algemeen heb ik er geen bezwaar tegen als je er zelf ook aan meedoet. Maar tegen een enkele naaktloper tussen geklede badgasten heb ik wel bezwaar. Zoals gisteren, toen er van een gezinnetje alleen de man naakt rondhuppelde. Dan krijg je toch de neiging om zo iemand te vragen of hij niet wat vergeten is. Of wat harder: “Trek eens wat aan kerel.”
Maar als je ergens alleen bent vind ik het niet meer dan natuurlijk. Waar is zo’n knellend stuk textiel dan voor nodig? Overigens is naaktrecreatie op Kreta officieel verboden.
strand van Plakias
Plakias zelf is wel een aardig plaatsje. Een gewoon huis hebben we er nauwelijks gezien. Het zijn bijna allemaal pensions, hotels en appartementen. Bij het haventje zagen we restaurantjes, bars etc. De kans dat we hier die Nederlander van in de bus zouden treffen leek me niet zo groot. De twee namen van prima restaurantjes die hij ons gegeven had herkende ik niet. Hun namen was ik natuurlijk weer vergeten. Ik dacht nog als ik die namen zie dan herinner ik me ze wel weer. Er was een Griekse naam bij geweest. Maar er stonden hier wel dertig eethuizen met Griekse namen.
Plakias bleek veel uitgestrekter te zijn dan we vanuit de verte hadden verwacht. Maar dat is ook een ervaringsfeit. In bergachtig terrein lijkt een dorp in de verte uit twee straatjes met hooguit twintig huizen te bestaan. Maar als je er een keer in loopt kun je alles rustig met tien vermenigvuldigen. We zagen in Plakias dat de straatweg inderdaad eindigde, in een grote parkeerplaats. Dat geeft wel aan dat Kreta een erg rotsachtig eiland is en lang niet alle wegen doorgaande wegen zijn. Verbazingwekkend was dat er op die doodlopende weg toch zoveel verkeer reed. Na een kilometer over de straatweg te hebben gelopen kregen we er genoeg van en schoten een zijweg in om later weer op de route uit te komen. Dit lukte.
Die avond hebben we niet bij Hapimag gegeten, maar bij een eethuisje er naast. Dat was een soort luis in de pels van het grote Hapimag. Je zat er mooi en rustig onder een beboomd terras met uitzicht op het zandstrand, dat misschien tien of twintig meter van ons af lag. Alles was daar goedkoper dan bij de grote broer en niet minder goed. Voor € 6,50 had je daar een werkelijk heel smakelijke pizza. En dan niet zo een als in veel Nederlandse pizzeria’s, met veel bodem en dikke rand en alleen in het midden de vulling. De pizza’s hier at je volledig op en dat was niet omdat ze zo klein waren, want dat waren ze niet.
Dinsdag 11 mei , Palmenstrand en Preveliklooster
Voor vandaag hadden we het bezoeken van het beroemde Preveli-klooster als doel en het hierin de buurt gelegen Palmenstrand. Om bij dat strand te komen kon je te voet gaan, maar om daar over de gewone weg heen te lopen leek ons niet zo geweldig. De eerste dag toen we naar hotel-restaurant Ammoudi en het dorpje Lefkogia waren gelopen en weer terug , was dat een beetje tegen gevallen. De route was nogal kaal geweest. En het te bezoeken Ammoudi lag niet leuk. Het had niet veel sfeer en er zat niemand. Een zaak om niet te bezoeken dus.
In Lefkogia was echter wel een leuke eetgelegenheid, waar we een uitgelezen Griekse salade gegeten hebben. De rode wijn die er bij geschonken werd, had ons echter veel minder kunnen bekoren. Te sterk, had haast naar Port gesmaakt.
Vanwege de minder positieve ervaring met deze eerdere wandeling besloten we om vanochtend dan maar met het bootje naar het Palmenstrand te varen en vandaar de wandeling te beginnen.
Het Palmenstrand ( Ook wel Prevelibeach of Limni geheten) viel ons op zichzelf echter nogal tegen , evenals de prijs die de schipper er voor vroeg. Voor een retourtje moest ik €24 neertellen, terwijl het amper een half uurtje varen was.
Het Palmenstrand bleek niet goed te zijn onderhouden. Het was er rommelig. Daardoor liepen we al gauw langs de rivier die hier in zee kwam. Deze rivier had blijkbaar de juiste condities voor de palmen geschapen, want ze groeiden overal langs de oever. Het waren Kretenzische dadelpalmen.
De wandeling werd steeds sprookjesachtiger. De rivier stroomde inmiddels in een kloof , waarin je maar met moeite de stroom kon volgen. Het werd achteraf de mooiste wandeling van deze vakantie. Je kwam er ook geen mens tegen. Die lagen allemaal op dat palmenstrand in hun niksje te niksen.
Het leek hier wel tropisch. Het was hier alleen veel aangenamer van temperatuur. Op een gegeven punt leek het of je echt niet verder kon. We hadden toen al wadend en springend een heel stuk afgelegd.
Achteraf heb ik begrepen dat we deze gorge Kourtalotiko, want dat was hem, wel hadden kunnen beklimmen, als we ons niet hadden laten afschrikken.
Maar we wilden deze dag dus ook nog naar het klooster en daarvoor moesten we eerst weer naar dat Palmenstrand. Vandaar voerde een gemarkeerd pad naar het klooster. Het was een hele klim.
Toen we vlak bij het klooster waren liepen we tegen een merkwaardig monument aan. Omdat er alleen Griekse tekst stond was het ons niet duidelijk of het iets met de Tweede W.O. te maken had. Het leek nog niet zo oud. Apart was dat er een geestelijke en een soldaat naast elkaar de wacht leken te houden. De geestelijke met een schop en de militair met een geweer. Ik had graag de tekst eens kunnen lezen.
Het Preveliklooster bleek vrij druk bezocht. Je had er dan ook met een auto kunnen komen. Van de rondleiding kan ik me niets schrijvenswaardig meer herinneren. Maar ik heb er enkele mooie foto’s kunnen maken. Aardig waren de kloosterkatten die er zich ophielden.
Het Preveliklooster bestaat feitelijk uit twee gebouwencomplexen. Het klooster 'Pisso Monastiri' ligt geïsoleerd en hoog boven de kust en dat is wat wij gezien hebben.
Het wordt nog bewoond door een drietal monniken. Het klooster is gebouwd rond een bron, met veel trappen en niveauverschillen.
Een zeven kilometer lange weg voert naar een tweede klooster, 'Kato Monastiri'. Dit is echter vervallen en verlaten.
Volgens Wikipedia speelde het klooster een rol tijdens de Turkse bezetting in de 19e eeuw en ook tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog. Verschillende Engelse, Australische en Griekse geallieerden konden met behulp van de monniken Kreta ontvluchten, nadat Duitse troepen het eiland waren binnengevallen. Vermoedelijk was het monument dat wij gezien hebben daaraan gewijd.
12-13 mei Relaxen op en rond het resort.
14 mei Mountainbiken op Kreta
Deze Hapi-excursie was met € 49 p.p. niet echt goedkoop te noemen. Toch kregen we vond ik wel waar voor dat geld. Het hoofddoel van deze dag was een dag mountainbiken. Kreta is echter een erg bergachtig eiland. Dus dat zou wel erg afzien zijn geworden. Ik had dat jaren geleden al eens een keer in de bergen van Tirol gedaan en dat was me toen niet meegevallen. Maar toen hadden we ook over niet gemarkeerde paden gereden, omdat we de goede route al gauw kwijt geweest waren. Hier was het natuurlijk anders. Je fietste over asfaltwegen waarover ook autoverkeer ging. In dit geval hebben we de tocht echter gemaakt zoals dat ook in de raftsport gebruikelijk is. Daar laat je je in een bus een eindweegs stroomopwaarts voeren om vervolgens al peddelend weer naar het beginpunt terug te keren. Dat kan met mountainbiken dus ook , tenminste hier op Kreta. Met een bus reden we naar zo ongeveer het hoogste punt van Kreta waar je nog met een auto kon komen.
Wij hoefden dus alleen maar onze remmen te gebruiken, op enkele kleine stukjes met wat stijging na. Die ook nog te vermijden waren, want je kon desnoods die stukjes in de bus mee maken. Die reed namelijk achter de groep aan , als een soort bezemploeg. Maja, die niet erg gewend was om met een veelversnellingenfiets om te gaan, maakte gebruik van die optie. Mij was dat te onsportief. Ik was wel blij dat ik mijn benen ook nog kon gebruiken. En alleen maar naar beneden glijden vond ik te mager.
Tijdens de route naar beneden maakte de excursieleider een videofilm van de deelnemers, waarna afloop best interesse voor was. Goede business. We moeten dat filmpje toch, na zeven jaar, eens bekijken.
Het aardige van de excursie was dat je onderweg enkele niet-alledaagse bezienswaardigheden aandeed en dat daar interessant over verteld werd. Zoals in het oude bergdorpje Lappa, dat er al een hele geschiedenis op had zitten. Toen wij even van de groep afdwaalden werden we vriendelijk bejegend door een local , die ons nog meer interessante dingen over het dorpje vertelde. Hij nodigde ons zelfs in zijn taveerne uit. Om daar een glaasje raki met hem te gaan drinken.
Op een kaartje toonde hij waar we een idyllische waterval konden vinden. Hij was in Lappa geboren en had een tijd in Karlsruhe, Duitsland dus, gewerkt. Nu werkte hij hier op Kreta in de olijvenbouw. Leuk om zo spontaan met de bevolking in aanraking te komen vonden wij.
Na het glaasje raki met bijbehorende glas water liet hij ons kennis maken met zijn vrouw en zagen we wat zij aan het doen was. Daarmee kwam voor ons helaas de bijna onvermijdelijke aap uit de mouw. De spontaniteit van deze ontvangst was toch niet helemaal 100%. In een recordtempo toonde de vrouw ons de ene stapel kleedjes na de andere, geweven , geborduurd en wat daar verder nog mee gedaan kon worden. Het was een complete nering dus. De prijzen waren niet kinderachtig. Je betaalde maar zo € 50 voor zo’n kleedje. Tja, en wat moest je er mee? Ja, je kon hen er rijk mee maken. Nou , wij maakten heel Kreta al rijk.
Daar hadden we het gisteravond net nog over gehad. Die verdiensten aan deze excursie bijvoorbeeld spreidden zich als een olievlek over het eiland uit. Ga maar na. De bus moest er van betaald worden en dat is niet alleen voor de chauffeur, maar ook voor al degenen die bij zo’n bus betrokken zijn, van de producent tot de garagehouder en olieboer.
Het zelfde gold voor de tweede pleisterplaats van die dag, waar een raki-en ouzoproducent gevestigd was. Hier werd getoond en uitgelegd hoe raki en ouzo gemaakt worden, twee van de nationale volksdrankjes van Griekenland. Ik kan me er intussen niets meer van herinneren. Daarom is het tijdens een vakantie toch goed af en toe eens iets op te schrijven.
Dat van die olijfperserij, die ze hier ook hadden, heb ik gelukkig wel opgeschreven. Uitgelegd werd hoe je de olijfolie afkomstig van een koude persing kunt onderscheiden van die van een warme persing. De warme persing is de tweede persing van de overblijvende substantie van de eerste persing. Die wordt tot 30 graden verhit. Daardoor neemt de zuurgraad toe tot 1% of meer. Deze olie is dan alleen nog geschikt om in te bakken. De olie uit de koude persing is bedoeld voor dressing. (en is ook duurder)
Als je de fles op de kop houdt en even schudt, dan kun je aan de dan opstijgende bubbeltjes zien met welke soort je te doen hebt. Zie je kleine , vluchtige bubbeltjes, dan gaat het om een koude persing. Die olie is geschikt als dressing over salades. Stijgen er dikke bubbels op dan duidt dat op een hogere zuurgraad en heb je dus te doen met olie uit een tweede persing.
Zo hebben we al met al heel wat geleerd die dag. Zo ook wat onze reisleider, een knaap uit Duitsland, ons vertelde over het ontstaan van Kreta. De talloze kloven en gorges, er zouden er wel 2000 zijn, zouden ongeveer 40 miljoen jaar geleden zijn ontstaan tijdens een geweldige aardbeving , waarbij het eiland als het ware uiteengerukt werd en het aanwezige massief in N-Z richting overal deed uiteenscheuren. Oost-Kreta verdwijnt sindsdien langzaam in zee, terwijl het in het westen omhoog komt. Daarom zal de hoogste top in de Witte Bergen, waar we nog sneeuw op zagen liggen, met 2452 meter nog wel hoger worden dan de tot nu toe hoogste berg van Kreta, die in het midden van het eiland, in het Idagebergte ligt en nog 2456 meter hoog is.
De gezamenlijke lunch was vervolgens een genoeglijk gebeuren. Taalverschillen en beschavingsniveau blijven echter handicaps voor een zeer uitbundige conversatie. Het gespreksthema wordt dan al gauw gevormd door de ervaringen die de aanwezigen met andere Hapimag resorts hebben. Het stel naast ons kwam uit Hamburg en de hij vertelde dat vier deelstaten, Hamburg, Bremen, Sleeswijk Holstein en Nedersaksen, bezig waren met een samenwerkingsverband. Ik zei dat het me wel wat leek om ons daar als Noord-Nederland dan bij aan te sluiten.
Maandag 15 mei, tocht naar de Imbroskloof
Deze dag hebben we een auto gehuurd, waarmee we de tweede week van ons verblijf het eiland verder wilden verkennen. Dit maal hadden we een Suzuki voor zes dagen voor € 136. Als we bij Hapi bij Avis hadden moeten huren, waren we minimaal 50% duurder uit geweest. Maar ja , een pak melk in de Hapi winkel kost ook €1,67 tegen bij ons in Nederland nog geen 1 Euro. Dat is wel mooi van die Euro. Je ziet veel sneller of iets duurder is of niet dan bij ons.
.
Voor vandaag hadden we nog geen plan. Dan het ANWB-gidsje maar eens doornemen. Ook dit ANWB gidsje bevatte trouwens weer enkele missers, zoals ook hun gidsje vorig jaar over de Peloponnessos. Bijvoorbeeld de vermelding van dat strand bij Frangokastello. Volgens ons ANWB gidsje zouden we hier de geneugten van zandduinen kunnen ondergaan. Nou die heb je niet veel aan de zuidkust van Kreta . Dus wij uitkijken toen we langs Frangokasstello , op weg naar de Imbroskloof, reden. Want daar hadden we voor gekozen. Frangokastello is zoals de naam al aangeeft een fort van de Franken, zoals indertijd alle West-Europeanen aangeduid werden. Zie voor meer Wikipedia http://nl.wikipedia.org/wiki/Frangokastello
Nou, we hebben ze gezien die “zandduinen”. Het was een grote hoop van een berg afgegleden grof zand”. Verder was er daar volgens het gidsje niet veel te beleven. Er waren daar geen taveernen e.d., zodat je er wijs aan deed een fles water mee te nemen voor in die zandduinen. Ik denk dat de auteur te veel van het zand van die “zandduinen” in zijn ogen had gekregen, want ik heb minsten een stuk of zes drinkgelegenheden geteld.
het mooie en rustige zandstrand bij Frangokastello
Het was goed toeven op een van de terrasjes van Frangokastello, met zowel een magnifiek uitzicht op het strand als op het oude fort en de achterliggende bergen
Dit zagen we op onze heenreis naar de Imbroskloof.
De gorges op Kreta bestaan uit diepe en lange noord-zuid kloven en zijn qua breedte nogal afwisselend. Je hebt bredere en smallere stukken. Bij een noordenwind kan de windsterkte in die smallere stukken dan enorm toenemen. De harde wind zou dan ook een reden kunnen zijn om niet naar de bekendste gorge van Kreta , de Samariakloof, te gaan.
Een andere reden is dat zich er per dag zo’n 7000 wandelaars doorheen wringen. Dat betekent dat je er niet lekker in je eigen tempo kunt lopen. Het probleem met de Samariakloof is trouwens ook dat hij zo moeilijk bereikbaar is. Om bij het beginpunt te komen moet je vanuit onze standplaats zo wat het hele eiland over . Met je eigen auto is dat nauwelijks een optie. Want als je na de tocht van 18 km beneden bent , ga je niet nog eens terug. Daarom gebeurt het betreden van de Samariakloof vrijwel uitsluitend in georganiseerd verband. Ook Hapimag organiseert dat voor haar gasten. Dat kost dan € 39 p.p., waar de entree voor de kloof en ravitaillering onderweg nog bij komt. Het is dus nog aardig prijzig. Bovendien moet je dan om halfzes in de ochtend vertrekken.
We zouden natuurlijk op eigen gelegenheid een deel van de route kunnen doen, tot het meest imposante deel ongeveer halverwege en dan weer terugkeren. Net zoals we dat eergisteren bij de Imbroskloof hebben gedaan. De Imbroskloof is een droge kloof, er stroomt geen rivier door.
De Imbroskloof was de eerste bestemming van onze huur-Suzuki. Het was een niet onverdienstelijk mobiel koekblik Voorzien van airco heette het, maar het openen der raampjes werkte beter. Voor de rest hadden we geen commentaar op het wagentje. De locals hier rijden echter bijna allemaal in een pick-up. Meestal waren die volkomen in elkaar getrapt en vaak zonder kentekenplaat en steevast met een of twee kwaadaardige honden in de laadbak. Sommige gehuchten waar je doorheen komt staan vol met die dingen. Misschien zijn ze van boeren die er mee naar hun land of schaapskudden trekken en daarbij graag wat gezelschap in hun eenzaamheid hebben. Misschien zijn het ook honden om de kudden bij elkaar te houden.
De geiten zie je trouwens meestal op zichzelf grazen. Die zijn echt niet te tellen en je komt ze werkelijk overal tegen, tot in de gorges. Je vraagt je af wat al die schapen en geiten toch te vreten hebben tussen de bijna kale rotsen. De feta van de geiten hier is overigens veel brosser en korreliger dan wij die kennen. Komt mogelijk door alle kruiden die ze hier vreten. Daarom is die feta in de Griekse salade minder geschikt en krijg je die ook niet.
Het lamsvlees dat je hier eet , dat ze hier heerlijk in de oven bereiden, zal wel van Kreta zelf afkomstig zijn lijkt me. Maar als de welvaart verder toeneemt, dank zij vooral het toerisme, zal de schapenteelt wel op zijn retour raken. Het levert immers geen vetpot voor de eigenaren op. Moet je nagaan, elke dag met je pick-up de bergen intrekken om je schapen te gaan melken.
Imbroskloof
Het passeren van de Imbroskloof doet wat avontuurlijker aan dan dat van de Samariakloof, omdat je hier nagenoeg alleen bent. De kloof is 8 km lang en verloopt van het bergdorpje Imbros naar Komitades aan de kust.
Het verval is daarbij bijna 600 meter. De wandeling is in twee uur voor mensen met een gemiddelde conditie goed te doen.
Dinsdag 16 mei , tocht naar Chania
Chania is de op een na grootste stad van Kreta en was al in de Oudheid bekend onder de naam Kydonia. De stad is sindsdien in verscheidene handen geweest. Eerst in die van de Arabieren, daarna in die van de Byzantijnen en eind de 13e eeuw kreeg Venetië er de heerschappij. De stad kreeg toen de naam Canea. Begin 17e eeuw werd Chania veroverd door de Osmanen. Deze bleven er tot de onafhankelijkheid van Kreta in 1898. Chania werd toen de eerste hoofdstad van de Republiek Kreta.
Het mooiste overblijfsel van al deze culturen is de Venetiaanse haven. Deze is zeer fotogeniek en telt verscheidene heerlijke terrasjes.
Maar er zijn ook andere bezienswaardigheden.
haven van Chania
vermoedelijk Venetiaanse pakhuizen in Chania
kerk in Chania
Daarnaast troffen wij het dat wij op de heenreis de noordkust konden zien die hier op enkele plekken vanwege een woedende storm een bijzonder mooie aanblik bood.
kust bij Chania
Woensdag 17 mei: Bezoek aan Minoïsche graven in Armeni, het Arkadiklooster en aan Rhetymno
Vandaag stormt het al weer zo. Ik moet dat toch eens uitzoeken. Waarom waait het hier zo veel en zo hard? Aan de zuidkust hebben we een zeer straffe noordenwind, dus aflandig. Het is minstens windkracht 5. Vanwege de aflandigheid zie je de schuimkoppen op zee pas wat verder van het strand af. Niet bepaald geschikt dus om te gaan surfen. Dat aanziende doemde er een angstvisioen uit het verleden in mij op. Uit de periode dat ik mij de surfkunst probeerde machtig te maken. In het begin sla je vaak om en moet je zien weer op je plank te klimmen. Zodra je er eindelijk weer op staat, moet je het zeil zien op te hijsen, waarbij de wind er natuurlijk opnieuw in slaat. Als je dan niet al te vast ter been bent sla je zo weer om. Dat kan nogal een uitputtingsslag worden. Dat is allemaal niet zo erg als de wind maar van de waterzijde komt. Maar bij een aflandige wind drijf je steeds verder van de wal af. Hier in zee zou dat al gauw levensbedreigend worden. Tijdens zo’n maneuver ben ik eens onder het zeil terecht gekomen. Als je dan het touw loslaat, ben je je plank kwijt en zul je op eigen kracht naar de wal moeten zwemmen. Maar als je het touw niet loslaat kan het nog verrekte lastig zijn om onder het zeil uit te komen. Dat overkwam mij op het Lauwersmeer. Door de harde wind lukte het mij niet om het zeil boven mij omhoog te duwen. Ik heb daar toen enkele benauwde ogenblikken onder dat zeil meegemaakt. Alsof je kop met geweld onder water gedrukt werd. Een soort waterboarding dus. Nou, ik leef nog. Maar als ik die surfboards hier dan op het strand zie liggen, geeft die herinnering een licht beklemmend gevoel.
Die harde wind hier is trouwens in de bergen ook niet ongevaarlijk. Vooral in de gorges kan het bij zo’n noordenwind goed spoken, want die lopen allemaal noord-zuid.
Die noordenwind waait vooral in de zomermaanden en is het gevolg van een hogedrukgebied boven de Balkan en een lagedrukgebied in ZW-Azië en Noord-Afrika. In Griekenland noemen ze deze wind de Etesian en in Turkije de Meltemi. De wind kan vrij plotseling opsteken en was daarom reeds in de oudheid een gevaar voor zeilers.
Vanochtend ging mijn gsm. Goh, dacht ik, misschien is het Robert Jan wel. Wat zou er zijn. Mijn moeder liep al in haar tiende decennium, dus zo langzamerhand een mensje van de dag. Bleek het gvd een dame van een of ander callcenter. Die had mijn voicemailboodschap afgeluisterd , waar ik voor dringende gevallen mijn gsm nummer had vermeld. En dan wordt je hier tijdens je vakantie op jouw kosten door zo´n onbestemd wezen gebeld voor iets waar je echt helemaal geen zin in hebt. Nooit niet en hier helemaal niet. Als je op vakantie gaat moet je dus ook nog je voicemail boodschap veranderen. Ik kreeg ook al een sms van een tennismaat die vroeg of ik zaterdag voor hem kon invallen. Moet je ook nog antwoorden. Kost het je twee keer wat.
Als je vroeger in het buitenland was had je de grootste moeite om met je thuisfront contact te krijgen. Daar kan ik verhalen over vertellen. Zoals die keer dat we een telefooncel op het Duitse wadeneiland Sylt hadden gevonden, waar we tijdens onze pogingen om onze aankomst aan het thuisfront te melden, bijkans opgevreten werden door een honderdtal muskieten, voor wie wij zeer welkom bleken. Telefooncellen, wat waren dat ook al weer voor dingen?
Maar nu zijn we vervallen in het andere uiterste. Waar moet dat heen? Ik zie het er nog eens van komen dat tijdens de gebedsdienst in een Grieks-Katholiek klooster, zoals ik dat vorig jaar op de Peloponnessos heb beschreven, tussen het gemurmel van de prevelende prelaten ineens zo’n lulijzertje in de diepste gekrochten van zo’n lang zwart gewaad afgaat en dat de drager daarvan dan, als door een wesp gestoken, uit zijn trance opvliegt, om koortsachtig op zoek te gaan naar dat ding, als was het een zich plotseling openbarende relikwie en vervolgens de hele dienst om zich heen vergeet, alsof hij door Abraham of de Allerhoogste zelve was aangesproken.
In de middag van deze dag hebben we volgens onze foto’s de Minoïsche begraafplaats van Armeni bezocht. Deze ligt 8 kilometer ten zuiden van Rethymnon en is bereikbaar via de afslag naar Spili en Agia Galini. De necropolis ligt net buiten (aan de noordkant van) het dorp Armeni (Er zijn verschillende dorpen met de naam Armeni op Kreta). Armeni zelf is slechts een klein, niet zo interessant dorp.
De graven zijn geplaatst in een veld onder de schaduw van de bomen. Er zijn er ongeveer 200 van en ze dateren uit 1300 tot 1050 voor Christus. Deze graven zijn uitgehouwen uit de rotsen en je kunt de trappen af om ze van dichtbij te gaan bekijken.
Bij sommigen van de graven staan de sluitstenen nog steeds naast de ingang. Ze zijn allemaal vierkante "kamer tombes" met uitzondering van één. Dit is een grotere zogenaamde "Tholos tombe" - wat betekent dat deze een bijenkorf-vorm heeft: hij is in ringen, en deze ringen worden steeds kleiner hoe dichter je bij het plafond van het graf komt.
Deze extra grote tombe wordt beschermd door een houten dak en er is licht binnen (dit gaat automatisch aan als je naar binnen stapt).
De graven zijn zeer goed bewaard gebleven. Dit komt omdat de steensoort waarin ze werden uitgehakt heel sterk is.
Er zijn 500 skeletten gevonden in de graven. Daardoor kreeg men een beeld van hoe deze mensen leefden en wat voor soort dieet ze gehad moeten hebben (niet veel vlees maar veel groente en fruit).
Onder de vondsten in de graven waren aardewerk, bronzen voorwerpen, gereedschap, sieraden, stenen vazen en zegel stenen. Kisten van klei versierd met dubbele assen, heilige horens van de consecratie en scènes van rituele jacht en van stieren werden ook gevonden. Deze vondsten zijn te zien in het Archeologisch Musea van Chania en Rethymnon.
De archealogen zijn er tot nu toe echter nog niet in geslaagd om het bestaan van een nabijgelegen nederzetting aan te tonen, dus het is nog steeds een raadsel waar deze mensen hebben geleefd. De site is iedere dag geopend 8,30 tot 15,00 uur en de entree is gratis. Op maandag is het complex gesloten.
Kreta is de bakermat voor een van de oudste beschavingen in Europa, dat wil zeggen ouder dan de Griekse beschaving. Al in 6000 v Chr. zouden mensen vanuit Anatolië naar Kreta getrokken zijn. Vroeger tijdens de geschiedenisles werd ons verteld van de legendarische koning Minos op Kreta, die zijn paleis op Knossos had en daaronder het labyrinth had laten bouwen waarin hij een monster, de Minotaurus, hield. Dat monster moest gevoed worden met levende Griekse jongelingen.
Het paleis van Knossos is historisch gebleken. Het was het middelpunt van de Minoïsche beschaving, die heerste van ongeveer 3500 v.Chr. tot ongeveer 1450 v.Chr. Het paleis is verscheidene malen door aardbevingen verwoest, maar werd telkens weer opgebouwd. De restanten ervan vormen een van de belangrijkste archeologische trekpleisters van Europa.
Dat geldt ook voor de Minoïsche begraafplaatsen, waarvan wij alleen die te Armeni bezocht hebben. De doden werden in die tijd begraven in uithakte grafkelders, waarvan er nog verscheidene min of meer intact waren. Alleen de interieurs waren natuurlijk leeg. Die was ofwel geroofd ofwel terecht gekomen in het Museum van Heraklion, de huidige hoofdstad van Kreta. De opgravingen zijn trouwens nog steeds gaande.
Eigenlijk weet men pas ruim honderd jaar van het bestaan van deze Minoïsche beschaving af. De Griekse beschaving was al heel lang bekend natuurlijk, maar de Minoïsche beschaving ging ver aan die van de Grieken vooraf.
Arkadiklooster
Vervolgens reden we naar Arkadi met het gelijknamige beroemde klooster. Het Arkadi klooster ligt op ongeveer 25 kilometer ten zuidoosten van de stad Rethymnon. Het plaatsje ligt te midden van een prachtig heuvelachtig en groen landschap. Onderweg kom je onder andere langs het dorp Kiriana, waar het de moeite loont om even een stop te maken, omdat er een hele mooie Byzantijnse kerk staat. We hebben van het interieur hier enige prachtige foto’s kunnen maken.
Hoewel het volgens de tijdsaanduiding op onze foto’s zeer waarschijnlijk is dat deze gemaakt zijn in het hieronder weergegeven kerkje, dat we ergens in de omgeving hadden ontdekt.
Uit een op een van de foto’s zichtbare aanduiding moet het hier om “The Holy Church of Saint Mark the Deaf” gaan, wat ook dicht bij het Arkadiklooster gelegen is.
Van Markus de Dove is weinig meer bekend dan dat hij de patroonheilige van de Doven was.
Het Arkadi klooster zelf is gebouwd in de vorm van een fort tijdens de late Venetiaanse periode en stamt uit de 16e eeuw. De geschiedenis ervan gaat echter nog verder terug, naar de Byzantijnse periode, toen een monnik (die waarschijnlijk Arkadios heette) het klooster stichtte. Naar hem is het klooster dan ook vernoemd. De grote kerk die er nu staat stamt uit 1587 en is gebouwd op de restanten van een 13e eeuwse Byzantijnse kerk.
Voor meer informatie over de rijke geschiedenis zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Arkadi-klooster
Het was een bijzonder fraai complex, met tal van binnenplaatsen, die rijk voorzien waren van in fraaie potten groeiende bloemen, waarvan de kleueren fraai afstaken tegen de terracotta omgeving. Hiertegen concurreerde het prachtige interieur van het klooster. Wij vonden het Arkadiklooster een van de top bezienswaardigheden van Kreta.
Rhetymnon
De laatste bestemming van deze dag was Rhetymnon, waar we op de doorreis naar Damnoni, aan het begin van onze vakantie al even getoefd hadden. Maar nu gingen we het stadje en haar Venetiaanse fort wat beter bekijken. Net als Chania bleek ook Rhetymnon over een prachtige oude haven te beschikken.
Wat deze haven, naast de fraaie vuurtoren, nog extra interessant maakte was dat er een paar replica's van oude Venetiaanse schepen aangemeerd lagen.
De oude stad is geheel gebouwd door de Venetianen en een van de best bewaarde oude steden van Kreta, met resten van zowel de Helleens Romeinse- als de Byzantijnse beschaving. Daarom was een bezoek aan het archeologisch museum van Rhetymnon beslist de moeite waard.
En natuurlijk was ook het Venetiaanse fort een bezoek waard.
donderdag 18 mei, de Kourtaliotiko kloof
Vandaag kozen we er voor om wat dichter bij huis te blijven en de afdaling naar de Kourtaliotiko-kloof te maken. Langs een trap van 240 treden kun je vanaf de weg naar een kapelletje afdalen. Het kapelletje was aardig, maar daarvan heb je er in dit deel van de wereld honderden.
Minder alledaags was dat er een hele stoet van bruiloftsgasten bezig was om onder leiding van een zwart gejurkte heer, waarschijnlijk een heerbroer, naar het kapelletje af te dalen. Dat ging niet snel.
Er waren ouderen met krukken bij en het pad was smal en steil. Mogelijk betrof het hier een korte bedevaartsgang om de heilige, die daar als St Nicholas aanbeden werd, de zegen te vragen voor het huwelijk.
Dat laatste ging blijkbaar nogal snel , want toen het gezelschap er eenmaal in was , was het was ook al weer bijna uit. ”In mien gat uut mien gat” zou mijn zwager, die een Drenth is, gezegd hebben. Dat staat voor hele korte bezoekjes. De afdaling naar het kapelletje had aanmerkelijk meer tijd in beslag genomen.
Voor ons interessanter was dat deze kapel vlak bij de bronnen van de Metalapotoma lag. Dit betekent “Grote Rivier”.
Ik heb nog nooit de oorsprong van een rivier gezien- nou ja, van een aantal beekjes in Drenthe, maar daarvan wist je meestal niet of het niet gewoon een sloot was.
Hier zag je het water uit de rotsen spuiten en vormde het direct kleine watervallen. Op zo’n moment mis je even je videocamera.
Je kon van hieruit ook met een wandeling door de gorge beginnen. Door de zelfde gorge dus als waardoor we vanaf het Palmenstrand de voorafgaande week het begin van de gorge naar boven hadden gedaan.
Maar nu hadden we ook zeker goed schoeisel nodig en dat had Maja niet. Jammer dus. Het zou een mooie tocht naar het Palmenstrand geweest zijn. Met als slot een verfrissende duik in Lybische Zee.
Daarom pakten we weer de auto en reden van Asomatos, waar we in een potterie wat aardige dingen voor het thuisfront kochten , naar de Venetiaanse brug. Deze lag een eindje stroomafwaarts. Vlak bij die romantisch gelegen brug was een rustieke taveerne, waar we geluncht hebben. Een mooie plek om herinneringen aan te bewaren.
Eigenlijk is dit de eerste vakantie dat we steeds onderweg geluncht hebben. Meestal hield dat een Griekse salade in, met een karaf witte wijn. In Chania hadden we overigens een Kretensische salade gehad, die zeer smakelijk was. Het eten is hier niet erg duur. Voor de werkelijk voortreffelijke tonijnfilet met toebehoren hadden we in Chania € 12 betaald.
‘s-Avonds namen we in ons restaurantje aan het strand naast Hapimag vaak een mix van lamsvlees uit de oven en gemengde groenten, die ook heerlijk was. Dat kostte € 16,50. Gisteren toen Maja een mix nam van Chiske souflaki en groenten was het zelfs maar €15,90. Dat was inclusief een halve liter karaf rode wijn . In totaal ben je op zo’n dag dan insgesamt € 25-30 kwijt. Je krijgt qua eten en drinken dus wel waar voor je geld op Kreta. Dit bedrag was ongeveer even veel als we voor onze auto kwijt waren.
Nou hebben we niet zo’n geweldige auto. Op een gravelweg , die naar een strand voerde, begon het koekblik er af en tegen aan te hikken. Omdat het daar toch ook niet erg interessant was zijn we terug gereden naar de Venetiaanse brug Vandaar reden we naar de parkeerplaats boven het Palmenstrand, waar we de vorige week ook al geweest waren. Toen we van daar terug reden naar Damnoni kregen we een kleine steil stuk in de weg die naar de hoofdstraat van Assomato voerde. Daar liet onze Suzuki ons hijgend in de steek. De helling was misschien 15 of 17%, niet meer. Er stonden toevallig mensen te kijken. Nou ik liet Maja uitstappen en wist vervolgens het vehikel ternauwernood over de hoogte heen te krijgen. Maja hoefde nog net niet te duwen.
Sinds dat moment maakte Maja zich zorgen of we met dit weinig krachtpatserige autootje wel met onze koffers door dit dorpje Assomato heen zouden komen, als we op de terugreis zouden gaan. We zouden deze auto namelijk op het vliegveld weer inleveren. Misschien dat Maja voor onze terugreis maar beter de bus naar Heraklion kon nemen. Dat wil zeggen die bus die op de heenreis bijna onze bagage had meegenomen.
20 mei bezoek aan Cnossos en Heraklion
De archeoloog Arthur John Evans, die in 1878 met opgravingen begon waar hij het oude paleis van Knossos vermoedde, heeft bij Cnossos de locatie van een Minoïsch paleis ontdekt dat waarschijnlijk het paleis van de legendarische koning Minos is geweest. Bij de opgravingen werd de westelijke vleugel van het paleis ontdekt. Men vond er veel aardewerk, vazen en kannen en het beroemde stierenfresco, die refereert aan de Minotaurus uit de legende.
Het paleis is vermoedelijk zo'n 4000 jaar oud en zou kunnen zijn gebouwd door de mythische architect Daedalus. Deze had in Egypte gestudeerd en leerde daar het gieten van brons en daarvan beelden maken. De Daedalische beelden vertegenwoordigen daarmee de oudste en eerste beeldenstijl van Griekenland.
Men weet echter nog steeds niet met zekerheid waar de Minoërs vandaan kwamen . Sommige onderzoekers menen dat ze vanuit Klein-Azië Kreta binnenvielen en er zich vermengden met de oorspronkelijke bevolking, die nog als jager-verzamelaars leefde. Anderen menen dat de Minoërs uit de oorspronkelijke bewoners zelf voortkwamen. Zij zouden zich ooit, kort na de neolithische revolutie, als kolonisten vanuit Anatolië op het eiland hebben gevestigd.
Beide visies sluiten elkaar niet uit. De allereerste bewoners zouden landbouwers en herders zijn geweest die met boten via de Cycladen van het vasteland van Anatolië of van Syrië en Palestina afkomstig waren. Zij brachten gedomesticeerde dieren en zaaizaad mee en koloniseerden het eiland vanaf circa 8.000 v.Chr.
Later, in het 3e millennium v.Chr., zou er een tweede immigratiegolf zijn geweest die samen viel met het opkomen van de 1e Dynastie van Egypte. Men ziet in dezelfde periode ook aardewerk in Palestijnse stijl opduiken op Kreta, wat laat veronderstellen dat het mogelijk om uitwijkelingen uit die streken ging. In die tijd werd op Kreta ook de fabricage van wapens en gebruiksvoorwerpen in koper (en mogelijk brons) geïntroduceerd. Onderzoekers menen dat het verre eiland toen een veilig toevluchtsoord was geworden voor nog andere groepen, die waren opgejaagd door barbaren van elders. Men vindt uit die tijd de restanten van een schrift, gebruik van stenen kruiken en van gegraveerde zegels.
Aan het einde van dat 3e millennium was Kreta een beschavingscentrum geworden met steden en vervolgens ook grote paleizen. Er zijn tal van aanwijzingen van de invloed en uitstraling van de Minoïsche beschaving op het hele Middellandse Zeegebied. Zo duiken bijvoorbeeld in Egypte de spiraalmotieven van de Kretenzische kledij op, terwijl via het handelsnetwerk parels, scarabeeën, stenen kruiken en ivoor van daar worden ingevoerd en koper vanuit Cyprus. Tot de uitvoer behoren vooral olijfolie en wijn, en ook stenen kruiken.
Ons laatste bezoek op Kreta betrof Cnossos en het Museum van Heraklion. Voor ons was dit het mooiste museum dat wij in Griekenland tot nu toe gezien hadden. Het is een bezoek meer dan waard. Ook de opgravingen van Cnossos zijn zeer de moeite waard. De vergelijking met de Acropolis van Athene durf ik wel te maken, al zijn daar de overblijfselen voor een deel wel imposanter.
Zowel van Cnossos als van het museum in Heraklion hebben we heel wat foto’s gemaakt.
Heraklion
de Agios Minas kathedraal in Heraklion
voorwerpen in museum Heraklion
Evaluatie van de reis
Nu, zeven jaar en vele andere reizen na dato van deze reis, is Kreta een van de veelzijdigste en mooiste van onze vakantiebestemmingen in Europa geweest. Zowel de natuur als het historisch erfgoed is zeer de moeite van het bezoeken waard. Daarbij is het eiland nog zeker niet vergeven van de toeristen. Je kunt er wandelen zonder voortdurend soortgenoten tegen te komen. Verder is het er goed van eten en drinken tegen schappelijke prijzen. Het is daarmee een plek waar je nog wel eens opnieuw naar toe zou willen.