De kans neemt toe dat de Europese eenheid aan de schuldencrisis ten onder zal gaan. In ieder geval lijkt het Europa van de regio’s ver weg. De schuldencrisis lijkt eerder nationale sentimenten aan te wakkeren, waarvan we gehoopt hadden dat ze al gedoofd waren.

“Je moet mekaar niet in de buutse komen” zei mijn Drentse schoonmoeder vroeger al en daarmee bedoelde ze dat lenen binnen de familie en vriendenkring vaak tot veel narigheid leidde. Dat geldt dus duidelijk ook voor de Europese familie.
Solidariteit is een mooi ding, maar de meeste mensen willen toch wat terug hebben als ze echt diep in de buidel moeten tasten.
Het is in Europa als met de krekel en de mier. Tegenover de hardwerkende Nederlanders, Duitsers en Finnen in het noorden doen ze het in het zuiden van Europa wat meer piano aan. En verder hebben ze het daar een stuk minder efficiënt georganiseerd.


Nu hield de Europese gedachte ook niet in dat de rijke Europese landen de begrotingstekorten van de arme landen zouden aanzuiveren. Wel zou men door middel van de Europese structuurfondsen de voorwaarden voor meer economische groei in de armere landen verbeteren. Maar dat is iets anders dan begrotingstekorten bijlappen.
Afgezien hiervan geven Nederlanders van alle volken zo wat het meest aan goede doelen en ontwikkelingshulp. Maar dan heb je het over een paar procent van hun gezamenlijke inkomen.

Het ondersteunen van de zwakke landen binnen de EU vraagt van de burgers echter heel wat meer dan enkele procenten. Zo zijn de meeste gepensioneerden in ons land de laatste drie jaar al ongeveer 5% aan koopkracht kwijt geraakt. Doordat hun pensioenen niet langer geïndexeerd zijn. En dat was alleen nog maar vanwege de kredietcrisis en de daaropvolgende recessie.
Maar nu staat ons nog heel wat anders te wachten. Volgend jaar zullen sommige pensioenfondsen tot 10% of meer moeten korten. En dan hebben we het nog niet over wat de belastingbetalers nog te wachten staat als Nederland haar bijdragen in het EMS moet storten en die mogelijk nooit zal terugkrijgen.


De Spaanse autonome regio’s

Intussen blijken de autonome regio’s in Spanje zo ver boven hun stand te hebben geleefd, dat ze nu de hand moeten ophouden bij de Spaanse staat. Dat roept de vraag op hoe die regionale autonomie in Spanje dan wel georganiseerd is. Het kan toch niet zo zijn dat regionale politici hun hobby’s kunnen uitleven, zonder daar zelf de rekening voor hoeven te betalen.?

Als regionale autonomie dat inhoudt kunnen we het beter gauw afschaffen of nooit invoeren. Regionale autonomie moet er juist toe leiden dat de regio's zowel het recht als de plicht krijgen om hun eigen broek op een aantal terreinen op te houden.
Bijvoorbeeld om hun eigen energievoorziening voor 100% duurzaam te doen. Echter, wel met het accepteren van het prijskaartje dat daar aanhangt. Als het dan duurder is dan de conventionele energievoorziening, zullen de consumenten in het eigen voorzieningsgebied ook meer moeten betalen dan in andere regio’s waar ze minder begaan zijn met duurzame energie. Dat is dan de consequentie van je autonomie.


Indirect vormen de tekorten van die Spaanse regio’s opnieuw een aanslag op de portemonnai van burgers van de rijkere EU-landen. Want de Spaanse Staat staat zelf bijna aan de financiële afgrond. Het is maar goed dat de Europese Centrale Bank de enige autoriteit binnen de EU is die de geldpers mag hanteren en niet bijvoorbeeld de Spaanse Centrale Bank. Want die heeft het laten gebeuren dat de regionale financiën finaal uit de hand zijn gelopen.

Al met al is het vertrouwen van de financiële markten in de zuidelijke EU-landen tot een dieptepunt gedaald. Daardoor is de rente op de leningen van deze landen zo hoog gestegen dat de begrotingstekorten hierdoor nog verder uit de pas gaan lopen. Tegelijk is de rente op de leningen van de solide geachte landen tot bijna het nulpunt gedaald.


Hieraan heeft mede bijgedragen dat de rijken in de zuidelijke landen hun geld naar door hen veiliger geachte banken brengen in Zwitserland, Duitsland en Nederland. Verder hebben beleggers, waaronder onze pensioenfondsen, eveneens zo veel als zij konden van hun beleggingen in zuidelijke landen afgestoten en overgebracht naar veiliger oorden . Het gevolg is dat de rente op leningen van die landen gestegen is en die in Nederland is gedaald. Want de hoogte van de rente wordt bepaald door de risicograad die beleggers er aan toekennen.

We hebben het dus voor een deel aan de rijke burgers in Griekenland, Italië en Spanje te danken dat wij nu op onze pensioenen gekort worden. Gekker moet het natuurlijk niet worden. Want de verplichtingen van de Nederlandse pensioenfondsen zijn door die rentebewegingen zo toegenomen dat ze niet meer aan hun verplichte dekkingsgraad kunnen voldoen. Daarom zullen de pensioenen in 2013 tot wel 10% gekort moeten worden.

Daar komt dan het koopkrachtverlies als gevolg van het niet indexeren nog bij. Daarbij lopen we ook nog een kwade kans dat de inflatie gaat toenemen als de verkeerde mensen aan de knoppen van de geldpers gaan zitten. (De ECB beslist bij meerderheid van stemmen)

Al deze misere hebben we voor een groot deel te danken aan het wanbeleid van politici en banken in de genoemde lidstaten.
In het bijzonder gaat het hier om Griekenland. De Griekse politieke cultuur blijkt door en door verrot te zijn. Alleen door zware druk vanuit de EU komt men tot hervormingsplannen. Maar die voert het land vervolgens niet uit. De Grieken gaan nog even vrolijk op hun 50e in de Griekse zon liggen. Terwijl wij Nederlanders juist langer moeten doorwerken en ondanks dat niettemin onze pensioenen gekort worden. Dat steekt natuurlijk geweldig.


Dat heeft intussen niets meer met solidariteit te maken. Als ergens in Europa zich een nationale ramp zou voltrekken, zoals een aardbeving, dan zijn de meeste Europese burgers bereid om bij te springen. Maar moeten die ook verplicht worden om een corrupt politiek systeem als een ramp te beschouwen? Ja, natuurlijk is zoiets ook een ramp. Maar dan wel een die het betrokken land over zichzelf heeft afgeroepen. Tenminste als het een democratie is.

Het is dan ook volkomen terecht dat, als de Grieken geen ernst maken met een drastische hervorming van hun systeem, de stekker er uit gaat en dat Europa dit land failliet laat gaan. 

Hoe groot de financiële klap daarvan voor ons zal worden is helaas niet bekend. Onze eigen politici willen het of kunnen het niet zeggen.                                                     Maar we mogen aannemen dat de pensioenfondsen, verzekeraars en anderen hun Griekse beleggingen toch al stevig zullen hebben afgewaardeerd. En dan nog, ook als een land failliet gaat, blijven de resterende schulden in beginsel open staan.

Toezicht ECB op de banken
Van een Grieks faillissement zal bovendien een groot opvoedkundig effect uitgaan. Het zal burger, elke politicus en elke lidstaat er goed van doordringen dat aan de inter/ Europese solidariteit grenzen gesteld zijn. Overigens is het niet zo dat een faillissement het einde van een land betekent. Het is al veel vaker voorgekomen.


De les die hieruit te leren valt is dat er Europees toezicht op de banken moet komen. Daartoe is weliswaar op een van de laatste toppen al besloten, maar het is nog helemaal niet uitgewerkt.

Het lijkt niet voldoende dat alleen strengere eisen gesteld worden aan de balans en aan de maximale kredietgrens. Er zullen ook limieten aan de dekking van de te stellen zekerheden gesteld moeten worden.
Zo zou de ECB achteraf nooit geaccepteerd mogen hebben dat Nederlandse banken nog pas een paar jaar geleden hogere hypotheken verstrekten dan de waarde van het onderpand en dat ook nog eens aflossingsvrij.

Verder zal de E.C.B. er op moeten toezien dat geen belangenverstrengeling meer mogelijk is tussen het bestuur van regionaal werkzame banken en regionale politici, wat in Spanje aan de orde was en is.
Ambitieuze politici, die megalomane projecten willen en die via hun bevriende relaties bij de banken laten financieren door, moeten geen kans meer krijgen.

Een belangrijke overweging voor het te vergroten toezicht van de ECB is dat lokale politici geen inzicht hebben in de macro/economische vraag en aanbodverhoudingen naar appartementen en ander vastgoed. Een E.C.B, mits opgetuigd met voldoende deskundigen, heeft daar meer zicht op. Daarom zou de ECB moeten kunnen verordonneren dat niet meer dan bijvoorbeeld 20% van door haar verleende kredieten in de vastgoedsfeer terecht mogen komen.

Overgang naar een meer geleide economie
Hiermee komen we op een heel belangrijk thema voor de politieke agenda voor Europa. Dat is op welke wijze Europa economisch het beste kan worden bestuurd. Europa zal ergens in het grijze gebied tussen het neoklassieke liberale model en het op meer socialistische leest geschoeide centraal geleide economische model een keuze moeten doen.

Helaas is het intellectuele debat over de optimale mengvorm tussen beide systemen sinds de val van de Muur grotendeels verstomd. Volgens Francis Fukuyama (1) zou met de val van de Sovjet Unie het liberale kapitalisme hebben overwonnen. Sindsdien was het overal in het Westen liberalisering en privatisering wat de klok sloeg. Het bedrijfsleven moest weer vrij baan hebben. Tot even voor de val van Lehman Brothers dacht zo wat iedereen dat we alleen maar meer konden groeien.
Daarna zijn we via de kredietcrisis in het diepe gat van de schuldencrisis gerold en niemand weet hoe we weer tegen de steile wand omhoog moeten klauteren.


Het is nog niet te voorzien waar dit voor Europa op uit zal draaien. Mogelijk op het einde van de EU. Want als we mekaar niet uit de buutse kunnen blijven ontstaat er bonje. De andere optie is dat de EU er sterker dan ooit te voren uit zal komen.

Voor de lange termijn is een Europa van de Regio’s dan ook nog geen mission impossible.
Om de kans daarop te vergroten moet echter wel aan een paar harde voorwaarden worden voldaan.
1e Het financiële toezicht moet vanuit Brussel plaatsvinden en moet onder meer een vergaand toezicht op de banken inhouden
2e De solidariteit van de burgers moet begrensd worden tot het bijdragen aan rampen die niet door eigen schuld ontstaan zijn.
3e Als uitvloeisel van (2) mag het Europese Parlement niet zoveel bevoegdheden krijgen dat ze kan ingrijpen in de bestaande verdeling van personele inkomens en vermogens binnen de lidstaten. Daarover mogen alleen de nationale parlementen beslissen. Het heffen van een Europese belasting op particuliere vermogens mag niet tot de jurisdictie van een E.P. behoren.
Voorstelbaar is slechts dat in een toekomstig Europa van de regio’s een gekwalificeerde meerderheid voor dit soort zaken zal kunnen gelden.

(1) Francis Fukuyama, "The end of history and the last man"  , 1992