Over de noodzaak en uitvoering van een bevolkingspolitiek

Onderstaand essay wil een onderbouwing geven van de noodzaak om eindelijk eens een begin te maken met een bevolkingspolitiek in Nederland alsmede een aanzet geven voor een daartoe geëigend instrumentarium. Daarbij is meer aandacht nodig voor de criteria van een veel breder welzijnsbegrip dan alleen het BrutoNationaal Produkt zoals wordt omschreven in het aangehaalde World Happiness Report van de VN. Als we ons in die richting heroriënteren behoeft een geringe afname van het BNP met een daaraan gepaard gaande afnemende migratiedruk een groei van het welzijn zeker niet in de weg te staan.

 

I Een historische terugblik

Meningen en scenario’s aangaande de bevolkingsontwikkeling

De bevolkingsontwikkeling lijkt momenteel in de Nederlandse politiek de olifant in de kamer. Dat was een halve eeuw geleden anders. Volgens een in 1971 gehouden N.I.P.O.-enquête onder Nederlanders van 18 jaar en ouder vond 71% toen dat Nederland overbevolkt was. Toen al dus, toen Nederland nog maar 13,1 mln. inwoners telde. In 2020 waren dat 17,4 mln.

De voormalige hoofddemograaf van het CBS, Jan Latten, heeft zich bij zijn afscheid in hoge mate verbaasd over het ontbreken van een bevolkingspolitiek.[1] "Hoe kan het dat er in Nederland wél wordt nagedacht over hoeveel de CO2-uitstoot in 2050 mag zijn, hoeveel woningen er in dat jaartal van het gas af moeten zijn, hoe hoog de zeespiegelstijging zal zijn en wat dit weer betekent voor de hoogte van de dijken? Maar waarom buigt niemand zich over de bevolkingsgroei?.....”

Blijkbaar omdat het een gevoelig onderwerp is. Voorstanders van een bevolkingspolitiek worden vanuit linkse hoek al gauw verdacht gemaakt omdat zij wel tegen immigratie zullen zijn en “dus” racistisch. Aan de andere kant vindt politiek rechts bevolkingspolitiek een links speeltje , omdat het om een sterke overheid vraagt die gaat voor een maakbare samenleving. De ontwikkeling van de bevolking - in welke richting dan ook- vinden zij moet een uitvloeisel zijn van vrije maatschappelijke krachten, waar niet op ingegrepen mag worden.  Verder heb je aanhangers van religieuze stromingen die een ongebreidelde uitbreiding van hun zielental als een bijna goddelijke opdracht zien. (Gaat henen en vermenigvuldigt U) 

En dan zijn er de groenen die begaan zijn met het lot van de planeet en die de alsmaar toenemende wereldbevolking als de belangrijkste reden voor de teloorgang van onze planeet zien. Een representant van deze richting was indertijd de JOVD, die al in 1971 van mening was dat een bevolkingspolitiek onvermijdelijk was vanwege de gevolgen voor het milieu[2]. En ten slotte hebben we ook nog de aanhangers van naziachtige ideologieën, waarbij het uitgangspunt is dat de uitverkoren eigen etnische groep zo sterk mogelijk moet worden ten opzichte van de anderen.

Al deze verschillende stromingen met hun geheel eigen invalshoek maken het formuleren en uitvoeren van een bevolkingspolitiek zacht gezegd tot een lastige zaak, waaraan de grote en middelgrote politieke partijen blijkbaar liever niet hun vingers branden.

Daarom is het al een hele uitdaging om aan te geven waarom Nederland een bevolkingspolitiek nodig zou hebben en wat het doel daarvan zou moeten zijn, laat staan om dan ook nog aan te geven hoe dat te bereiken.

Het is dan ook alweer zo’n vijftig jaar geleden dat in ons land een serieuze poging is ondernomen om tot een bevolkingspolitiek te komen. We hebben het dan over de aanbevelingen van de in 1972 ingestelde “Staatscommissie Bevolkingsvraagstuk Muntendam”. Toevallig of niet was dat in hetzelfde jaar als waarin het rapport van de Club van Rome uitkwam, waarin gewaarschuwd werd voor de uitputting van allerlei grondstoffen en fossiele energiebronnen, als alles, waaronder de bevolkingsgroei, onbelemmerd zou blijven doorgaan.

De instelling van deze Commissie had als achtergrond de maatschappelijke zorg over de snelle groei van de Nederlandse bevolking in het licht van de ramingen over een verdere expansie hiervan. Hierbij werd gerefereerd aan de eerdergenoemde NIPO- enquête uit 1971.

De belangrijkste aanbeveling van de Commissie Muntendam was om te streven naar een zo spoedige mogelijke beëindiging van de natuurlijke bevolkingsgroei. Voor de middellange termijn zou gestreefd moeten worden naar een stabilisatie op vervangingsniveau (2,1 kind per vrouw) opdat de bevolking niet blijvend in omvang zou afnemen. Er was dus ook zorg dat de bevolking te veel zou krimpen. Verder zou de regering ervoor moeten zorgen dat noch immigratie noch emigratie noemenswaardige invloed op de demografische ontwikkeling zouden uitoefenen.

Van de twee door het CBS overlegde alternatieve prognoses sprak de commissie haar voorkeur uit voor het alternatief waarbij de maximale bevolkingsomvang van 14,3 mln. al in 1998 bereikt zou zijn en daarna verder zou afnemen tot 13,2 miljoen in 2020 en tot 9,7 miljoen in 2050. Een verdere daling nadien werd echter ongewenst geacht.

De aanbevolen doelen van deze staatscommissie zijn dus nu, bijna vijftig jaar later, verre van bereikt.

Maar de Nederlandse regering zag in 1979 dan ook af van het voeren van een expliciet bevolkingsbeleid, gericht op het behalen van een gewenste ontwikkeling in de omvang en samenstelling van de bevolking.  Het gevolg was dat in het bijzonder het immigratieoverschot zodanig toenam dat de bevolking met vele tienduizenden per jaar toenam.

Volgens de terugblik van de secretaris van deze staatscommissie is het opmerkelijk dat de regering in haar reactie op het rapport de aanbeveling van het streven naar een beëindiging van de natuurlijke groeide deelde. Toch is bijna 50 jaar later die nulgroei nog steeds niet bereikt. In tegendeel, de bevolkingsomvang in 2021 is al bijna twee keer zo groot als indertijd het doel voor 2050. Volgens Latten gaan we bij aanhoudende hoogconjunctuur tegen 2050 richting de 20 miljoen mensen, “maar niemand maakt zich zorgen. Dat vind ik frappant. Niets doen is geen optie."

 

II Nut en noodzaak van een nieuwe bevolkingspolitiek

Op 11 april 2021 publiceerde het Planbureau voor de Leefomgeving haar rapport “Grote opgaven in een beperkte ruimte”. De vraag was of er voor alle grote doelstellingen en wensen wel voldoende ruimte was in ons kleine dichtbevolkte land.

Het antwoord luidde ontkennend. We kunnen niet én een miljoen huizen bouwen, én klimaatneutraal op eigen bodem worden, én een biologische landbouw scheppen en dan ook nog meer natuur ontwikkelen.

Merkwaardig aan deze lijvige, theoretische nota is dat een van de belangrijkste oorzaken van de gesignaleerde verschijnselen, de alsmaar toenemende bevolking in ons toch al zo dicht bevolkte land, blijkbaar als een gegeven wordt aangenomen en niet als een te sturen ontwikkeling.

Daarmee geeft dit planbureau aan zich alleen op symptoombestrijding te richten, terwijl toch ten aanzien van tenminste drie van de vier factoren die het bevolkingsverloop bepalen: de geboorten, de emigratie en de immigratie, sturend beleid mogelijk is, wat in vele landen van de wereld ook gebeurt.

De bevolkingsdichtheid, in combinatie met de economische activiteit van die bevolking, is immers in hoge mate bepalend voor de planologische en ecologische druk op een land.

De vraag is dan ook hoogst urgent wat de doeleinden van een te voeren bevolkingspolitiek zouden moeten zijn en waarom.

Mogelijke doeleinden van een Nederlandse bevolkingspolitiek

Zoals eerder opgemerkt kan bevolkingspolitiek verschillende doeleinden dienen. Zo is de Hongaarse premier Orban van mening dat de witte Europeaan door immigratie (‘omvolking’) ten onder zal gaan. Zijn oplossing is om Hongaarse gezinnen meer kinderen te laten krijgen. Voor andere landen met een vergrijzende bevolking kan het bevorderen van geboorten echter zijn ingegeven door de angst voor een arbeidstekort in de toekomst. Die angst wordt ook in Nederland gevoeld, waarbij als remedie dan vaak wordt genoemd om meer mensen van buiten te halen.

In en rond de jaren vijftig werd door de Nederlandse regering overigens juist emigratie bevorderd. Tussen 1945 en 1967 vertrokken zo’n 500.000 mensen uit Nederland, waarvan 200.000 naar buiten Europa.[3] De belangrijkste overwegingen daarvoor waren toen de sombere economische vooruitzichten, de woningnood en de angst voor een derde wereldoorlog die naar men vreesde opnieuw vooral in Europa zou worden uitgevochten

Vanaf 1949 voerde de regering zelfs een actief emigratiebeleid, dat pas in 1961gestopt werd, omdat de arbeidsmarkt tegen die tijd gedraaid was en er buitenlandse arbeidskrachten nodig waren om de economie draaiende te houden.

 

II Is een bevolkingspolitiek echt noodzakelijk?

Er zijn tenminste drie terreinen voor welke de noodzaak van een bevolkingspolitiek voor Nederland blijkt:

1 De structurele woningcrisis.                                                                                                                                                  Steeds manifester wordt de onmacht van politiek en de bouwwereld om niet alleen de groei van de bevolking op te vangen, maar ook het effect  van de voortgaande welvaartsgroei, die tot een steeds verdere gezinsverdunning leidt en daarmee tot een vergrote behoefte aan woonruimte.

2Aanslag op natuurgebieden en de biodiversiteit                                                                                                          Evenmin zijn we in staat om de toenemende aanslag op onze natuurgebieden en de biodiversiteit te keren. Zo is de stikstofcrisis evenzo niet alleen het gevolg van de druk van in omvang toenemende bevolking, maar ook van het consumptiegedrag van de steeds welvarender bevolking, tot uiting komend in bijvoorbeeld een toenemende mobiliteit. De stikstofcrisis is daarom te zien als een barrière voor verdere groei van de economie en welzijn.

Het effect op dit laatste komt bijvoorbeeld tot uiting in de ontwikkeling van de hoeveelheid natuur per burger in de afgelopen vijftig jaar, zoals hieronder weergegeven. 

Tabel Verloop beschikbare hoeveelheid natuur en bos in Nederland

jaar

 Bevolking in mln.

Oppervlakte  natuur en bos

per inwoner in m2

1900

  5,1

1700

2012

16,7

293

2015

16,9

215

2021

17,475

208 *

2050

17,1 -21,6.

168- 212 *

Bron: https://www.clo.nl/indicatoren/nl006210-ruimte-per-inwoner

*Bij een gelijkblijvende oppervlakte aan natuur en bos

Daarnaast is aan Eurostat te ontlenen dat Nederland van de EU bijna het geringste percentage bos heeft. In 2015 was dit 11,1% tegen Duitsland bijvoorbeeld 32,7%.[4] Denemarken komt weliswaar ook niet hoog met 14,4%, maar inwoners van Denemarken hebben gemiddeld beduidend meer bos tot hun beschikking, omdat hun bevolkingsdichtheid maar ongeveer een derde is van die in Nederland.[5]

De stikstofcrisis uit zich intussen al middels berichten zoals dat in het Drentse Veenhuizen de opvoering van het Pauperparadijs niet mogelijk zijn, omdat de stikstofdeposities van de auto’s van de bezoekers het naburige natuurgebied Fochteloërveen te zeer zouden belasten.

Kortom, Nederland valt nu in haar eigen zwaard, als belangrijke voorvechter van de invoering van de Europese Natura 2000 richtlijnen.

 

3 Afnemende bestuurbaarheid                                                                                                                                               De bestuurbaarheid neemt af door de steeds langere vergunningenprocedures, die weer het gevolg zijn van de vele claims van belanghebbenden op de schaarse ruimte.

Dit laatste is een symptoom van de steeds grotere aanslag die de noodzakelijke infrastructuur doet op het leefmilieu. De aan de gang zijnde energietransitie die in Nederland voor in belangrijke mate middels de aanleg van windparken en zonneakkers met bijbehorende netverzwaringsvoorzieningen moet plaatsvinden beperkt de ruimte waarbinnen burgers ongestoord kunnen leven nog eens extra.

Het gevolg is een alsmaar toenemend aantal bezwaarschriften en een steeds langere duur van vergunningsprocedures, die als zand in de machinerie fungeren en het land ten slotte tot stilstand doet komen. 

 

Een nieuwe Brede Maatschappelijke Discussie ?

De te formuleren doelstellingen alsmede de middelen om deze te bereiken zouden zich goed lenen voor een nieuwe Brede Maatschappelijke Discussie, zoals die ook al in de jaren negentig over kernenergie georganiseerd is.

Maar dan zonder opnieuw in de valkuil van die veel besproken en bekritiseerde discussie te vallen. Die discussie heeft inclusief de voorbereidingstijd maar liefst zes jaar in beslag genomen. Dat is veel te lang. Die lange duur maakte indertijd dat zich alweer andere problemen voordeden die op dat moment urgenter gevonden werden. Maar het ergste was dat de belangrijkste aanbeveling, namelijk om niet meer kerncentrales te doen bouwen, niet door het toenmalige kabinet werd overgenomen. Integendeel, dit besloot om twee nieuwe kerncentrales te doen bouwen, zonder dat dit naar de bevolking behoorlijk werd uitgelegd. Veel deelnemers aan de BMD waren hierover zeer verontwaardigd. Zij zagen het besluit van de regering als “een klap in het gezicht” van de vele deelnemers en als een voorbeeld van “arrogantie van de macht” en “autoritair gedrag van de regering”. Door veel mensen werd destijds de BMD daarom als zinloos gezien. In een bijlage is het verloop van deze BMD beschreven.

 

Liever een burgerforum                                                                                                                                               Vanwege genoemde ervaring heeft de vorming van een burgerforum dan ook de voorkeur boven een nieuwe brede maatschappelijke discussie. Bij een burgerforum wordt een groep ad random benaderde burgers gevraagd om zitting te nemen in een panel, dat vervolgens op grond van zo objectief mogelijke informatie gevraagd wordt een oordeel over een bepaalde zaak uit te spreken. Dat oordeel dient als beleidsrelevant door het kabinet te worden behandeld, dat het met haar reacties aan de Tweede Kamer voorlegt.

Anders gezegd, als we de pregnante problemen van onze tijd willen oplossen dan lijkt een andere inrichting van ons democratische systeem nodig, waarin politieke partijen een veel minder dominante rol spelen en waarin  veel meer directe macht aan de burger wordt toegekend, in de vorm van burgerfora en referenda.

De vraag aan dit burgerforum zou refererend aan het rapport van het PBL kunnen luiden:

Met hoeveel mensen denken wij Nederland in 2050 nog voldoende leefbaar te kunnen houden, uitgaande van een adequate huisvesting, een op biologische leest geschoeide landbouw, een fossielvrije energievoorziening en een forse uitbreiding van het natuurareaal?

Om haar werk goed te kunnen doen dient het Burgerforum over een goed geëquipeerde professionele en onafhankelijke staf te beschikken.

 

De huidige prognoses van het CBS voor 2050[6]                                                                                                                                    In hun Verkenning Bevolking 2050 hebben CBS en NIDI zeven varianten aangegeven van mogelijke toekomstige ontwikkelingen.

Dit naar aanleiding van de Algemene Beschouwingen van september 2018, waar met name het grote migratieoverschot reden voor de toenmalige regeringspartijen VVD en CDA was om opnieuw een staatscommissie te willen instellen. Die zou moeten uitzoeken hoeveel Nederlanders er de komende jaren bij zouden komen en wat dit zou gaan betekenen voor de verzorgingsstaat, het verkeer, de zorg en de woningmarkt.  Ook coalitiepartner D66 en oppositiepartij PvdA reageerden positief.[7] Het ging dus dit keer niet om doeleinden te formuleren , maar om de gevolgen van autonome ontwikkelingen beter te kunnen sturen.

Intussen is die staatscommissie nog steeds niet ingesteld.                                                                                               Maar wel hebben CBS en NIDI drie variabelen bekeken vanuit een perspectief van groei en krimp. Dit betreft het kindertal, de levensverwachting en de migratie. Daarbij is de migratie onderverdeeld naar arbeids-en studiemigratie en naar asiel. Tenslotte is ook het migratiesaldo, het verschil tussen emigratie en immigratie, bezien.

Dat leidde tot de volgende mogelijke combinaties:

1 groeivariant: hoog kindertal, hoge levensverwachting en migratie

2 krimpvariant: laag kindertal, lage levensverwachting en migratie

3 variant groen: hoog kindertal, lage levensverwachting

4 variant grijs , laag kindertal , hoge levensverwachting

5 variant: laag migratiesaldo

6 variant arbeid: hoge arbeids-en studiemigratie

7 asielvariant: hoge asielmigratie

Bij elk van deze varianten past een eigen prognose. De groeivariant zou tot een bevolkingsomvang in 2050 van 21,6, mln. leiden, de laagste, de krimpvariant tot een bevolking van 17,1 mln.

Bij de presentatie van deze varianten is in het midden gelaten of hier invloed van beleid is verondersteld.

Toegelicht wordt dat de varianten sterk verschillen in de ontwikkeling van het bevolkingsdeel met een migratieachtergrond. Afhankelijk van de variant zou deze groep met 1 tot 4 miljoen toenemen ten opzichte van de 4 miljoen Nederlanders die in 2020 een migratieachtergrond hadden.

De vraag is of dit van belang is voor een te voeren bevolkingspolitiek.

Ten aanzien van de oplossing van het geschetste spanningsveld tussen woningnood, vergroening, milieuproblemen en natuurbehoud is het onderscheid in achtergrond van de bevolking niet relevant. Wel de immigratie in totaal natuurlijk.

Of een bevolkingspolitiek noodzakelijk is hangt intussen af van de doeleinden die men er mee wil bereiken.

 

Ad Doeleinden van een bevolkingspolitiek.

Het doel van een bevolkingspolitiek zou kunnen zijn het streven naar een zodanige omvang en samenstelling van de bevolking dat een maximale score op de internationale geluksladder wordt bereikt. Voor dat laatste kan het jaarlijks door de VN gepubliceerde World Happiness Report (WHR)  goed als richtsnoer dienen

In 2019 stond Nederland op de 5e plaats van deze wereldranglijst, na Finland, Noorwegen, Denemarken en Ijsland. In 2020 zakte ons land naar de 6e plaats, doordat we werden ingehaald door Zwitserland.

Met zo’n hoge positie lijkt een actieve bevolkingspolitiek niet nodig. Zoals al genoemd heeft Nederland die sinds 1979 ook niet gevoerd, wat wil zeggen dat geen van de hierbij relevante beleidsterreinen vanuit de optiek van een bevolkingspolitiek werd benaderd.[8]

Toch lijkt het te gemakkelijk om te stellen dat omvang en samenstelling van de bevolking geen invloed zou hebben op de welzijnsbeleving van de bevolking.

Een interessante studie aangaande welzijn betreft de verdeling van de mensen in grote steden en het platteland.[9]  Gesteld dat mensen in grote steden gemiddeld gelukkiger zouden zijn dan mensen in de rest van het land, of juist omgekeerd, dan zou daar in een te voeren bevolkingspolitiek rekening mee kunnen worden gehouden.

In ieder geval is de verdeling van de bevolking over stad en platteland volgens het World Health Report een belangrijke determinant.

In hoofdstuk 7 van dit WHR krijgt dit punt veel aandacht. Zo wordt opgemerkt dat mensen op het platteland aanmerkelijk hoger scoren op de in totaal zes onderscheiden welzijnscriteria dan die in de steden. Die zes door de VN gekozen criteria zijn:

1e Bruto Binnenlands Product per hoofd

2e De levensverwachting

3e Generositeit

4e Sociale ondersteuning

5e Individuele vrijheid

6e Afwezigheid van corruptie

De eerste twee criteria spreken voor zichzelf. Bij generositeit gaat het om de vrijgevigheid voor goede doeleinden, uitgedrukt in de omvang van de donaties. Onder sociale ondersteuning worden zaken verstaan zoals iemand hebben waar je op kunt rekenen en vertrouwen

Veel aandacht krijgen de hoge scores van de Scandinavische landen, die allemaal in de top tien scoren. Anders dan vaak geopperd wordt zou dit niet te maken hebben met de relatief grote etnische homogeniteit in deze landen.

In de andere hoofdstukken van het WHR rapport komen verder tal van andere mogelijke determinanten voor welbevinden aan de orde.

Zo wordt in hoofdstuk 1 ingegaan op de gezondheid, de sociale staat in de zin van gehuwd, gescheiden of het zijn van weduwe (weduwnaar) en verder op de arbeidsstatus, inkomenspositie, ervaren discriminatie en ervaren veiligheid in de straten.

Wat dit laatste betreft wordt aangaande het verband tussen etnische diversiteit en ervaren onveiligheid vermeld dat zich onder de slechtst scorende landen vele bevinden waar zich etnische spanningen en conflicten voordoen. De bevindingen van de Scandinavische onderzoekers die etnische diversiteit niet als een determinant voor de positie op de welzijnsschaal aanmerken lijken hiermee op gespannen voet te verkeren.

 

Wat kunnen we leren van de Blue Zones?                                                                                                                        Een ander aanknopingspunt dan het VN World Happiness Report voor een te voeren bevolkingspolitiek bieden de zogenaamde “blue zones”. Hier worden mensen namelijk aanzienlijk ouder dan elders, terwijl volgens het WHR rapport geluksbeleving en levensverwachting met elkaar correleren.

In dit verband is de ontdekking van zogenaamde “Blue Zones” relevant. Dit betreft vijf gebieden op de wereld waar de mensen bovengemiddeld gezond oud worden. Uit vergelijkend onderzoek komen 9 kenmerken als een verklaring. Dit zijn:

Regelmatige fysieke activiteit in een natuurlijke omgeving

Levensdoel

Weinig stress

Matige calorie-inname

Plantaardig eten

Matige alcoholinname, vooral wijn

Gelijkgestemden door spiritualiteit of religie

Sterke familiebanden

Intensief contact met vrienden

De laatste drie kenmerken zijn te beschouwen als elementen van wat de VN het criterium van sociale ondersteuning noemt.

 

III  Instrumenten voor een bevolkingspolitiek

De te voeren bevolkingspolitiek zou eigenlijk niet alleen gericht moeten worden op kwantitatieve doeleinden ten aanzien van de bepalende factoren voor de bevolkingsomvang, maar ook op kwalitatief beleid zoals de verdeling van de bevolking over generaties, over stad en platteland en naar etnische samenstelling.

Vooralsnog gaan we onderstaand alleen in op de kwantitatieve aspecten.

Het dashboard voor zo’n kwantitatief gerichte bevolkingspolitiek bestaat in principe uit vier elementen, eventueel aan te duiden als knoppen:

1Een knop gericht op beïnvloeding van het geboortecijfer

2 Een knop gericht op beïnvloeding van de gemiddelde levensduur

3 Een knop gericht op beheersing van de immigratie

4 Een knop gericht op beïnvloeding van de emigratie

Hiervoor is al genoemd dat waarschijnlijk een belangrijke reden dat het in Nederland nooit een bevolkingspolitiek van de grond  is gekomen de politieke gevoeligheid ervan is. Onder andere als gevolg van de uiteenlopende visie op de maakbaarheid van de samenleving. Een premier die een visie ziet “als een olifant die het uitzicht belemmert” gelooft met andere woorden niet in een maakbare samenleving. Dat zou ook op gespannen voet te staan met de vrijheid van het individu, wat voor liberalen een dominant uitgangspunt is. Daartegenover staan dan de linkse partijen die wel in grote mate in de maakbaarheid van de samenleving geloven.

Een compromis tussen die twee uitersten zou hantering van het prijsmechanisme kunnen zijn, zoals dat bij het beleid naar een klimaatneutrale energievoorziening nu schoorvoetend wordt toegepast door de externe kosten van CO2 -emissies middels een heffing daarop aan de gebruikers in rekening te gaan brengen. Geen rechtstreekse dwang, maar zachte dwang door toepassing van het prijsmechanisme.

Hieronder volgt nu een aantal mogelijke beleidsopties ten aanzien van de te hanteren instrumenten van bevolkingspolitiek

 

Ad Knop 1  Instrumenten m.b.t. beïnvloeding geboortecijfer                                                                                        Aan dit onderdeel van bevolkingspolitiek zitten een aantal ethische aspecten die het tot een politiek moeilijk thema maken. Een eenkindpolitiek zoals China een tijdlang heeft toegepast is in ons land waar individuele vrijheid hier zo ongeveer het grootste goed is,  ondenkbaar. Dat maakt dat een overheid hier niet veel meer kan dan voorlichtend en voorwaardenscheppend bezig zijn. Politieke punten hier zijn of alle anticonceptiemiddelen in het basispakket moeten worden opgenomen en hoe ruim het abortusbeleid moet zijn.

Op fiscaal vlak zijn meer beleidsopties beschikbaar. Een denkbare maatregel is om gratis kinderopvang tot twee kinderen per gezin te beperken.  Ook het huisvestingsbeleid kan mede in dienst staan van een bevolkingspolitiek. Op dit moment heeft het huisvestingsbeleid naar mag worden aangenomen al ongewild invloed op het geboortecijfer. Immers, voor starters is het vrijwel onmogelijk geworden om nog een betaalbare woning te betrekken, wat een overweging voor emigratie kan zijn. 

Feitelijk is het bestaande huisvestingsprobleem in belangrijke mate een gevolg van het ontbreken van een bevolkingspolitiek. De politiek blijkt onmachtig of onwillig om keuze’s te maken over de invulling van de in ons land schaarse ruimte.

 

Ad Knop 2  Beleid gericht op beïnvloeding van de gemiddelde levensduur                                                             Feitelijk gaat het hier om beïnvloeding van de sterfte. Hierbij is te denken aan dat deel van de medische research dat gericht is op verlenging van de gemiddelde levensduur. In theorie zou deze van ongeveer 80 jaar nu naar 120 jaar of meer kunnen gaan. Maar de vraag is of dat nastrevenswaardig is. Het antwoord op deze vraag kan bepalend zijn ten aanzien van het zorgbeleid in het algemeen, waaronder ook dat met betrekking tot de keuzevrijheid van burgers om hun leven te beëindigen.

 

Ad Knop 3 Aanpassing van het immigratiebeleid                                                                                                   Verreweg het grootste beleidsterrein van bevolkingspolitiek betreft dat van immigratie. Niet alleen omdat het de meest dominante factor is in de bevolkingsontwikkeling, maar ook omdat het zoveel raakvlakken heeft met andere beleidsterreinen, zoals de arbeidsmarkt en huisvesting.

In de periode 2008-2018 bedroeg het totale migratieoverschot, het verschil tussen immigratie en emigratie, 494.000. Gemiddeld dus bijna 50.000 per jaar. De laatste jaren tonen een versnelling met een gemiddelde van 67620 over de laatste vijf jaar.

Zouden we voor de toekomst uitgaan van een overschot van 60.000 personen per jaar dan levert dat tot 2050 , het jaar dat we klimaatneutraal willen zijn, een extra bevolkingscontingent op van 1,8 mln. mensen. Trekken we de lijn door naar het einde van de eeuw dan gaat het om 4,8 mln. meer.[10]

Thans is Nederland het op een na dichtst bevolkte land binnen de EU (Na Malta) met 416 bewoners per km2.[11] Tegelijk is Nederland ook het land met de op vijf na hoogste CO2-emissie per hoofd van de bevolking met 11,54 ton per hoofd. [12]

Die combinatie maakt dat Nederland een relatief belangrijke uitstoter van broeikasgassen is. Dat laatste feit legt extra druk op de te voeren bevolkingspolitiek, omdat Nederland zich heeft verplicht om de uitstoot van CO2 in 2050 tot bijna nul terug te brengen.

Dit legt dus in ieder geval ook vanuit milieuoverweging een druk op vermindering van immigratiedruk.

Voor het verminderen van die immigratiedruk dienen zich

de volgende beleidsopties aan.

1 Beperking van de vrije vestiging van bedrijven

2 Arbeidsmarktgericht beleid

3 Beperking van de instroom van migranten

 

Ad 1 Beperking van de vrije vestiging van bedrijven                                                                                                        Een mogelijk beleidsuitgangspunt  hiervoor is om alleen bedrijven die aan het welzijn, zoals omschreven in het hierboven genoemde VN World Happiness Report, bijdragen vergunning voor te verstrekken.

Niet ieder bedrijf dat zich nieuw vestigt is een aanwinst is voor de Nederlandse economie. De recente commotie rond de vestiging van een datacentrum van Meta bij Zeewolde is daar een uiting van. Een bedrijf zou alleen een vestigingsvergunning moeten krijgen als het kan aantonen dat het een bijdrage aan een breder geformuleerd welzijn binnen de regio van vestiging oplevert. Zoals een positieve bijdrage aan de regionale arbeidsmarkt en welvaart, zonder dat het een onevenredig grote negatieve aanslag doet op het regionale leefmilieu. Of anders gezegd zonder dat sprake is van belangrijke externe kosten. Dat zou kunnen betekenen dat bijvoorbeeld distributiecentra die een groot grondbeslag paren aan een slechts geringe toegevoegde waarde in de vorm van lonen aan intra-regionaal aangetrokken arbeidskrachten geen vergunning voor vestiging krijgen.

Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn als de aangeboden arbeidsvoorwaarden zo slecht dat wel voor de arbeidsmarkt beschikbare Nederlandse werknemers daarvoor bedanken en de werkgever op zoek moet naar Oost-Europese arbeiders. Zo is in een rapport van het College van Rijksadviseurs en het Planbureau voor de Leefomgeving al geopperd om schaarse grond te gebruiken voor huizen, natuur of bedrijven die meer toegevoegde waarde opleveren[13]

Een stap verder zou zijn om ook bestaande bedrijven die weigeren of niet in staat zijn aan bestaande normen ten aanzien van milieu te voldoen hun vergunning te ontnemen. Er zal dan wel een MKBA opgemaakt moeten worden waaruit moet blijken of een bedrijf per saldo een positieve bijdrage aan de samenleving levert.  

Als een bedrijf dan uiteindelijk zal moeten sluiten of haar activiteiten moet verminderen zal dan een ontspanning op de arbeidsmarkt teweegbrengen en daarmee een verlichting van de immigratiedruk.

In dit verband kan gedacht worden aan grote werkgevers als Tata Steel en Schiphol, waar veel buitenlandse arbeidskrachten werkzaam zijn.

Speciale aandacht kan in dit verband ook worden geschonken aan de glastuinbouw.

 

Verplaatsing van glastuinbouw naar Zuid-Europese lidstaten                                                                                 Volgens het CBS werden in 2017 in ons land 838000 banen door buitenlandse werknemers vervuld. Vooral uit Oost-en Midden-Europa werkten velen daarvan in de land-en tuinbouw. Volgens Agrimate telde de glastuinbouw , die voor een groot deel in het westen van het land geconcentreerd is, 85.000 voltijdsbanen. Gemeten in arbeidsplaatsen is het getal hoger.

Verder blijkt uit een studie van de WUR[14] dat het oppervlaktebeslag van de glastuinbouw ongeveer 9000 ha bedraagt (2018) Daarbij geldt een aandeel van de glastuinbouw in de totale toegevoegde waarde van ons land (BNP) van circa 1,2%.

De werkgelegenheid in personen bedroeg in 2018 bijna 75.000 en tijdens seizoenpieken ruim 125.000. De totale CO2- emissie van deze sector bedroeg in dat jaar een kleine 6 miljoen ton, wat 3,3% van het landelijke totaal is.

Alleen al in de gemeente Westland werken dagelijks 12000 arbeidsmigranten. Daarvan hebben 4500 een (tijdelijke) huisvesting in de gemeente zelf.[15]

Al met al doet de glastuinbouwsector een relatief groot beroep op buitenlandse arbeidskrachten, waarmee dus ook een relatief groot beroep op schaarse huisvestingsruimte plaatsvindt.

 

ad.2 Maatregelen op de arbeidsmarkt                                                                                                                                    Een tweede, generieke maatregel om de instroom van buitenlandse arbeidskrachten tegen te gaan is om via arbeidsmarktbeleid de gemiddelde arbeidsduur van werknemers te verhogen. Van alle EU lidstaten kent Nederland namelijk de kortste gemiddelde arbeidsduur

Deels heeft dit te maken met de relatief hoge participatie van vrouwen in het arbeidsproces. Volgens een studie van het SCP uit 2018 is deze met 72,8% hoger dan het EU-gemiddelde van 66,5%. Maar het gemiddelde aantal in loondienst gewerkte uren blijft in ons land mede daardoor ver achter bij dat in de meeste andere EU-landen.[16]  Van de werkende vrouwen werkt in Nederland namelijk 74,1% in deeltijd, wat veruit de hoogste score binnen de EU is. Gemiddeld ligt dat namelijk op 31,1%. Vrouwen komen daardoor op een gemiddelde arbeidsduur van 28 uur tegen mannen 39 uur. Volgens een RABO studie werken vrouwen in Nederland op Italië na het minst van heel Europa. Door McKinsey is berekend dat als vrouwen net zo lang zouden werken als mannen het BBP met 113 miljard Euro ofwel met 13%  zou toenemen.

Voor de bevolkingspolitiek is een vergroot BBP echter niet relevant. Eerder integendeel. Een toename in welvaart zal immers juist meer immigranten trekken. Maar wel belangrijk is met hoeveel het binnenlandse arbeidsaanbod door een gemiddelde arbeidsduurverlenging zou toenemen en in hoeverre dat voldoende is om het geprognotiseerde tekort aan arbeidskrachten in de toekomst te ondervangen. In de qua werkgelegenheid belangrijkste sector, de zorgsector, waar ongeveer 1,4 miljoen werken, zou dat betekenen dat veel minder arbeidsimmigranten nodig zouden zijn.

De vraag is dan ook hoe het arbeidsaanbod in de zorgsector kan worden verhoogd. Uit onderzoek is al gebleken dat de animo om meer uren te gaan werken niet erg groot is. Zo zou maar 13 % van de vrouwen bereid zijn om meer uren te gaan maken. Een belangrijk reden daarvoor lijkt van fiscale aard. Het loont amper of zelfs helemaal niet om meer uren te gaan werken. Een andere reden is de dure kinderopvang.

Het probleem lijkt te zitten in de extreme belastingprogressie aan de onderkant van de arbeidsmarkt. [17]

Kortom, dat zijn relevante elementen van een bevolkingspolitiek.

 

Ad 3. Beperking van de instroom van migranten                                                                                                                   Het indammen van de stroom migranten vanuit andere EU -landen is niet zonder meer mogelijk door het primaat van het vrije personenverkeer binnen de EU. Dit is zelfs een van de grondslagen van de EU.

Als we het vrije verkeer van personen vanuit ander EU -landen naar ons land niet kunnen afremmen dan is de enige uitweg om uit het Schengenverdrag te stappen. 

 

Ad Knop 4 Beleid ten aanzien van emigratie                                                                                                                   Zoals eerder vermeld voerde de regering in de jaren vijftig een actief emigratiebeleid, dat in 1967 tot een einde kwam

Bij de beheersing van deze vierde knop van bevolkingspolitiek gaat het er natuurlijk om dat alleen gewenste emigratie plaatsvindt. Het deporteren van mensen is geen optie. Maar indirect is het onderscheid  tussen vrijwillige en onvrijwillige emigratie diffuus.

Zo kan het woningmarktbeleid immers tot een zodanige woningnood onder starters leiden dat bijvoorbeeld jongeren die hier geen passende woning kunnen vinden en niet langer willen wachten met het stichten van een gezin zich gedwongen voelen om te emigreren.

Volgens het CBS bestond van de ruim 200.000 emigranten in de jaren 2015-2019 ruim 30% uit jongeren van 20-29 jaar. In hoeverre dat met de woningnood te maken heeft is weliswaar niet onderzocht, maar het lijkt zeker aannemelijk dat deze factor bij een deel van de emigranten meespeelt. Sindsdien zijn de huizenprijzen nog fors verder gestegen.

Een laatste generieke maatregel die aandacht verdient is de invoering van een forse belasting op reclame-activiteiten. Reclame heeft immers een opdrijvend effect op de consumptie. Het afremmen van reclame-activiteiten zal in principe dus tot een vermindering van de economische groei leiden en daarmee tot een afname van de spanning op de arbeidsmarkt. Dat laatste leidt dan tot een mindere instroom van arbeidsmigranten en mogelijk zelfs een uitstroom.

Het voordeel van deze maatregel is dat het geen inbreuk maakt op de individuele vrijheid van consumenten.

 

Tot slot                                                                                                                                                                                         Uit de beschrijving van de historie rondom pogingen om in Nederland tot een bevolkingspolitiek te komen blijkt dat de politiek zich hier nooit serieus mee heeft beziggehouden. Toch kan moeilijk ontkend worden dat een aantal van de meest ernstige problemen waar ons land zich thans mee geconfronteerd ziet in belangrijke het uitvloeisel zijn van een onbeheerste groei van de bevolking. Wellicht dat een nieuwe brede maatschappelijke discussie met inzet van burgerfora en gevolgd door een referendum hierin verandering kan brengen.

In ieder geval zijn er beslist instrumenten inzetbaar die de richting van de bevolkingsontwikkeling kunnen beïnvloeden. Daarvan worden er hier een aantal benoemd. De belangrijkste is een strakker vestigingsbeleid voor bedrijven, dat indirect de ongebreidelde toestroom van arbeidsmigranten kan afremmen.  

Einde

reactie ? Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

 

[1] Interview in Trouw, 25 juni 2018

[2] JOVD in de Driemaster: “De onvermijdelijkheid van een bevolkingspolitiek”,jrg23(1971)

[3] http://resources.huygens.knaw.nl/emigratie

[4] Volgens het CBS was in 2015 12% van de Nederlandse oppervlakte bedekt met bos, heide, stranden en duinen.

[5] De bevolkingsdichtheid in Denemarken bedroeg in 2020 136 per km2 tegen 517/km2 in Nederland

[6] https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/28/verkenning-bevolking-2050-meer-inwoners-met-een-migratieachtergrond

[7] https://www.ad.nl/binnenland/zorgen-om-overbevolking~a13454c2/

[8] Zie de column van Frank Kalshoven in de VK van 10 juli 2020 (https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/instrumenten-van-bevolkingspolitiek-die-studie-zou-ik-graag-lezen~b7fb8b12/

[9] https://worldhappiness.report/ed/2020/cities-and-happiness-a-global-ranking-and-analysis/

[10] https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/01/voor-derde-jaar-op-rij-100-duizend-inwoners-erbij

[11] https://www.indexmundi.com/map/?v=21000&r=eu&l=nl

[12] https://nieuwscheckers.nl/nieuwscheckers/nederlandse-co2-uitstoot-per-inwoner-is-niet-hoogste-van-europa/

[13]. https://www.collegevanrijksadviseurs.nl/actueel/nieuws/2020/03/03/adviesorganen-zet-ontwerpkracht-in-voor-omgevingskwaliteit

[14] https://edepot.wur.nl/504578

[15]https://www.gemeentewestland.nl/fileadmin/documenten/wonen_bouwen_en_verhuizen/Beleid_wonen/woonvisie-westland-2020-2030.pdf

[16] https://digital.scp.nl/emancipatiemonitor2018/hoe-doet-nederland-het-ten-opzichte-van-andere-eu-landen/

[17] https://www.ad.nl/werk/vrouwen-willen-wel-meer-werken-in-de-zorg-oplossing-voor-personeelstekort~a2fec6ef/