Wie een mooie fotoreportage met toelichting van de stad Groningen op internet zoekt moet lang zoeken. Zelfs de site van VVV-Groningen biedt geen link naar zo’n reportage. Toch telt de stad alleen al 646 Rijksmonumenten (Zie Lijst van Rijksmonumenten Groningen (stad), allemaal voorzien van een vaak fraaie afbeelding. Het is echter zeer tijdrovend om aan de hand daarvan een wandeling samen te stellen, omdat de objecten maar gedeeltelijk op adres geordend zijn. Verder bevat die lijst vaak geen of juist een hele uitvoerige beschrijving. In principe worden alleen de functie van het monument, het bouwjaar en het adres vermeld. Wel kun je bij sommige objecten doorklikken, maar dan krijg je meestal een heel uitvoerige kunsthistorische gerichte beschrijving.
Omdat ik toch graag over een hanteerbaar overzicht beschik van de mooiste monumenten van de stad met een beschrijving erbij, waarbij zo mogelijk ook aandacht is ingeruimd voor de vroegere bewoners, want die maken een monument vaak interessant, heb ik zelf een paar wandelingen uitgezet en de naar mijn smaak mooiste objecten langs die route gefotografeerd en van een toelichting voorzien. Die is eventueel op een tablet te downloaden en kan vervolgens als stadsgids dienen.
De stad heeft te veel bezienswaardigheden om in één wandeling te bekijken. Dus ik heb twee wandelingen uitgezet, de eerste langs de diepen en de tweede door het binnen de diepenring gelegen stadsdeel.
Wandeling 1 Langs de Diepenring van de Stad Groningen
Hoofdstation
Onze wandeling langs de diepen begint bij het hoofdstation van Groningen. Dit is ook meteen een van de mooiste objecten van de stad. Vooral vanaf de brug bij het Groninger Museum heb je een fraai zicht op een van de mooiste stationsgebouwen van ons land . Het hoofdstation werd tussen 1891 en 1893 gebouwd, naar ontwerp van de Amsterdamse architect Isaac Godschalk, in een mix van Hollandse Renaissance-stijl en Neogotiek. Vooral na de restauratie van de jaren negentig is het station een bezoek meer dan waard.
Die restauratie was mogelijk dank zij onder meer Europese subsidies en bijdragen van de gemeente, de provincie, de NS, het bedrijfsleven en particulieren. In 1999 werd het hoofdstation officieel heropend door koningin Beatrix.
Dat was wel apart want in 1883 was het station geopend door haar overgrootvader Koning Willem III. Daarover werd tijdens de rondleidingen voor het publiek bij de heropening na afloop nog een aardige anekdote verteld.
De koning was met de trein van Den Haag gekomen, wat toen een nog aanzienlijke langere reis was dan thans. Hij toefde in het koninklijke rijtuig en had zich onderweg uit verveling of uit dranklustigheid rijkelijke tegoed gedaan aan de daarin voor hem beschikbare spiritualia. Blijkbaar iets te rijkelijk, naar bij aankomst bleek.
Het ganse gemeentebestuur en nog tal van andere notabelen van de stad stonden hem daar op het perron op te wachten. Toen de deur van het rijtuig door de hoofdconducteur geopend werd kwam de koning tevoorschijn. Hij stapte de treeplank af en viel daarbij pardoes op het perron. Ontsteltenis gonsde over het perron. Was Zijne Majesteit onwel geworden? Zijn lakei wist wel beter. De koning was bij Beilen al ver over zijn theewater geweest en had bij het uitstappen gewoon zijn evenwicht verloren.
Goede raad was duur. Daar lag de koning. Vlug werd hij overeind geholpen en door gedienstigen naar de stationsrestauratie overgebracht. Daar bracht men hem na een tijdje met vlugzout weer bij zijn positieven.
Intussen had het volk zich allang op de trottoirs langs de straten waar de koning zijn rijtoer door de stad zou maken verzameld. Het ongeduld steeg. Waar bleef de Koning?
Toen een half uur later dan gepland de koninklijke stoet zich dan toch eindelijk in beweging zette, steeg er een groot gejuich op. De koning die gezeten was in een open landauer was daardoor zichtbaar gevleid. Hij had niet gedacht dat hij hier in Groningen zo populair was. In de residentie was dat immers wel anders. Daar werden spotversjes over hem gezongen. Van enthousiasme ging hij in zij rijtuig staan, nam zijn steek af en begon daarmee naar het volk te zwaaien. Het enthousiasme aan beide kanten kende geen grenzen.
Toch was de koning nog verre van ontnuchterd en op zeker ogenblijk dreigde hij zijn evenwicht opnieuw te verliezen. Hij zwaaide hevig met zijn arm aan het einde waarvan de steek zich bevond. Zo maakten de grote wagenwielen zich meester van zijn steek die uit zijn hand gerukt werd. Even later vlogen de veren het volk rond de oren. Het was lachen, gieren en brullen toen.
Nu meer dan 100 jaar later is de eersteklasrestauratie een beauty en vormt een sfeervolle ambiance voor het nuttigen van een goed kop koffie.
Als we over de brug langs het Groninger Museum rechtsaf slaan komen we over de Ubbo Emmiussingel. Deze vormt samen met de andere singels aan de zuidelijke van de stad de schitterende noordoever van het wijde Verbindingskanaal, dat het Hoornse diep en het Hoendiep verbindt met het Eemskanaal.
Een van de mooiste gebouwen treffen we aan bij het Hereplein. Op de nummers 4-5 staat hier het crème witte gebouw van de voormalige Nederlandse Bank, de zogeheten Villa van van Panhuys. (RM 486667) Het gebouw dateert van 1881 en is gebouwd door de Duitse architect Schnitger.
Hieraan is een dramatische gebeurtenis gekoppeld. De vroegere bewoner, Jhr. Mr. Johan Æmilius Abraham van Panhuys, heer van de borg Nienoord bij Leek was in zijn tijd (1836 -1907) de rijkste man van Groningen. Dat had hij onder meer te danken aan het overlijden van zijn kinderloze oom, Ferdinand Folef von Innhausen und Kniphausen, die hem de borg naliet. Verder was hij o.a. burgemeester van Groningen en later commissaris van de koningin van Groningen. Hij eindigde als Minister van Staat.
De dramatische gebeurtenis bestond er uit dat hij met zijn rijtuig, samen met zijn tweede echtgenote, zijn zoon en diens echtgenote ten gevolge van dichte mist in het Hoendiep te water raakte. Alle vier de inzittenden verdronken daarbij. Redding was namelijk niet mogelijk doordat de rijtuigdeuren verzegeld waren geweest. Dat was gebeurd omdat zij die dag bij een bank in Groningen een groot geldbedrag hadden opgenomen en ze bevreesd waren voor een overval. De paniek van het verdrinkende viertal was zo groot geweest dat volgens ooggetuigen "de nagels in de leren kap van het rijtuig staken". Ook hier bleek weer eens dat geld niet altijd gelukkig maakt.
Op het Hereplein zelf staat een mooie beeldengroep van Albert Hesseling , die de verbeelding vormt van het aangrijpende schilderij “Bij moeders graf” "van de in 1924 in Groningen geboren schilder Jozef Israëls.
Hier voor staande kijk je uit over de met kastanjebomen gedecoreerde Heresingel.
Net als op de andere singels staan ook langs deze singel fraaie herenhuizen, waaruit mag blijken dat Groningen vroeger een rijke stad is geweest.
Dit had de stad in belangrijke mate te danken aan de opbrengsten uit de turf. De stad had het namelijk vroeger zo georganiseerd dat alle turf die vanuit de Drents-Groningse veenkoloniën naar de rest van het land vervoerd werd door de stad moest waarbij de stad een flinke accijns hief. Het waren verder vooral de industriëlen en reders uit de veenkoloniën die zich hier fraaie panden lieten bouwen. De meeste van deze riante panden dateren uit de tweede helft van de 19e eeuw.
Volgens het Rondvaartbedrijf Kool zou het hier gaan om Middeleeuwse patriciershuizen. Middeleeuwse gebouwen staan echter niet of nauwelijks langs de Diepen, maar in de binnenstad. De behuizingen langs de diepen dateren voornamelijk uit het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20 e eeuw.
Loop je de Heresingel uit dan passeer je verscheidene fraaie herenhuizen. De meest markante daarvan is wel het in chalet stijl gebouwde huis dat dan ook het Zwitserse huis genoemd wordt. (RM 485691) Het is gebouwd in 1891.
Loop je de Heresingel uit dan sta je tegenover de St. Jozef Kathedraal (RM 18669). Hij mag dan minder imposant zijn dan de Martinikerk aan de Grote Merkt, maar qua schoonheid doen beide kerken niet voor elkaar onder. De Sint Jozefkerk is in neogotische stijl opgetrokken. de architect was Peter Cuypers . De kerk is in 1887 geconsacreerd. Niert verwonderlijk is dat het als Katholieke kerk een rijker interieur heeft dan de protestantse Martinikerk. De laatste van de Sint Jozefkerk afkomstige bisschop was Mrg. Eijk, die onlangs kardinaal van de kerkprovincie Nederland geworden is. De kerk is zeker een bezoekje waard.
Daarna is het advies om in de richting van de Oosterbrug te lopen het pand aan de overkant te bewonderen. Dit is op Zuiderpark 18. Dit is namelijk een van de mooiste art nouveau creaties van de stad Groningen. Vroeger was er een apotheek in gevestigd. (Rijksmonument 483746)
In dit Zuiderpark staan overigens nog een heel aantal andere Rijksmonumenten vanwege hun specifieke bouwstijl.
Loop je vandaar langs de Trompsingel dan passeer je de Oosterpoort, het belangrijkste cultuurpaleis van de stad. Dit oogt echter allerminst als zodanig. Maar van hieruit heb je wel een mooi uitzicht op de fraaie herenhuizen aan de overkant.
Ga vervolgens over de Trompbrug, alleen toegankelijk voor fietsers en voetvangers. De Trompbrug is trouwens zelf ook een rijksmonument en wel vanwege “fraai en zuiver geconstrueerd voorbeeld van een draaibrug met tuiwerk”. Ze dateert van 1879. In de volksmond werd het ook wel Klainbrugje en het Kattenbrugje genoemd.(RM 486425)
Vanaf de Trompbrug heb je een mooi uitzicht op de Oosterhaven en de daaraan gelegen gerestaureerde pakhuizen.
We lopen vervolgens via de Radesingel naar de Winschoterkade.
Aan het einde hiervan komen we bij de zogeheten Diepenring , die begint met het Schuitendiep. Dit diep telt verscheidene fraaie historische pandjes, waarvan er heel wat op de monumentenlijst van het Rijk of de gemeente staan.
Zoals dit pand op de hoek van het Schuitendiep en de Steentilstraat.
Of aan de overkant het rijksmonument 18685, bekend onder de naam "de kleine heerlijkheid " geheten, waarin een eetgelegenheid is gevestigd. Het dateert uit de 17e eeuw en wordt gekenmerkt door haar "klokgevel".
Het volgende “diep” is de Turfsingel. Het meest in het oog vallende pand hier is de Stadsschouwburg. Deze dateert van 1887 en is opgetrokken in neorenaissance stijl. Architecten waren Frederik Willem van Gendt en Hugo Pieter Vogel. Het is een van de mooiste gebouwen van de stad.
Even voorbij de Stadsschouwburg, op Turfsingel 64, komen we langs een merkwaardig bouwwerk dat zich bevindt op de hoek van de Walstraat en de Gymnasiumstraat. Het bestaat uit in totaal 22 beneden- en bovenwoningen en het is in 1937 in opdracht van de gemeente gebouwd door S.J. Bouma in de stijl van de Delftse School.
Het is een rijksmonument( RM486455) vanwege zijn cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde, vanwege zijn stilistische en ruimtelijke kwaliteit, alsmede vanwege zijn sociaal-maatschappelijke betekenis voor de geschiedenis van de vooroorlogse volkshuisvesting in de stad Groningen.
Noot. Het is jammer voor degenen die zich hebben laten verleiden tot alleen een boottocht door de Groninger diepen, dat dit complex vanaf de boot nauwelijks zichtbaar is. Dat is trouwens met veel meer bezienswaardige panden langs de diepen het geval en dat komt door de vele in deze diepen gelegen woonschepen. Gezamenlijk vormen zij niet bepaald een visitekaartje voor de stad, integendeel, zij doen zelfs ernstige afbreuk aan de toeristische waarde van de Groninger diepenring.
Aan de andere kant van de Turfsingel zien we de muur van de Prinsentuin. Dit is een fraaie in renaissancestijl aangelegde en ommuurde tuin met onder meer een rozentuin en een prachtige zonnewijzer. Het is een geschikt rustpunt om al het aanschouwde fraais tot dan toe even te laten bezinken.
Deze tuin werd aangelegd na de afbraak van de middeleeuwse stadsmuren in 1626. Dat gebeurde naar een ontwerp van stadsbouwmeester G. Peters. De tuin vormt onderdeel van het Prinsenhof dat door de eeuwen heen heeft gediend als het hof van de prefect, als klooster, als stadhouderlijk hof en als militair hospitaal. Laatstelijk was Radio Noord er in gevestigd en toen dat vertrok is het als hotel ingericht. Je kunt er eventueel een lunch genieten.
De Prinsentuin is een typische renaissancetuin. Kenmerkend zijn de vierkante perken met rozen en kruiden, omgeven door hekwerken en berceaus, d.w.z. hoge aan de bovenzijde met elkaar verbonden heggen. In 1939 werd de tuin gereconstrueerd op basis van de bekende stadskaart van Egbert Haubois uit 1634. In de muur aan de Turfsingel bevindt zich de uit 1731 daterende en in 1953 herstelde Zonnewijzerpoort.
Deze zeer oude de tuin heeft zich qua ecosysteem in de loop der jaren sterk kunnen ontwikkelen. Mede dank zij het beschutte karakter van de tuin vormt de Prinsentuin dan ook een perfecte binnentuin met een hoge natuurwaarde.
De Turfsingel maakt even verder een bocht naar links en gaat dan over in de Spilsluizen.
Intussen hebben we op het kruispunt met de Oude en Nieuwe Ebbingestraat (nr 2)ook een in architectonisch opzicht interessante behuizing kunnen bekijken. Dit geldt althans de gevel aan de Diepenzijde. Ook dit is een monument.(RM 18580)
Nog geen vijftig meter verderop lopen we langs een ander fraai pand. Dit is de “Lege opslag” op nummer 7 . Volgens de rijksdienst voor Cultureel erfgoed gaat het hier om een “vijf traveeën breed pand met verdieping onder hoog zadeldak met grote hoekschoorstenen boven de ingebouwde topgevels. Omlijste ingang waarboven snijraam en datumsteen uit oorspronkelijke pand: 1634. Zesruits vensters.” (RM 18688)
Nog enkele panden verder en dan zou je argeloos pand nr. 17 voorbij lopen. Maar daar is ook zeker iets over te vermelden.
Het zal niet opvallen maar op Spilsluizen 17 heeft de grote Nederlandse schrijver “W.F. Hermans” gewoond. Hier heeft hij, uitkijkend op de Ossenmarkt, twee van zijn beroemdste romans geschreven, te wetende " De donkere kamer van Damocles " en " Nooit meer slapen".
In een column van Frits Abrahams van 10 april 2010 schrijft deze dat Hermans ook met zijn huisbaas ruzie heeft gekregen. Hermans wilde zijn fiets namelijk graag in het gangetje naast zijn huis kunnen plaatsen, maar volgende de huurbaas was dit niet bij de huurprijs inbegrepen. Hermans zou Hermans niet geweest zijn als hij daarop de huurbaas geen kort geding had aangedaan. Dat hij heeft verloren.( Het gangetje tussen de nummer 15 en 17 is tegenwoordig niet meer toegankelijk. Vanwege rondzwervend gespuis heeft men er een muurtje tussen gemetseld.)
Dat was dus nog een reden voor Hermans om de stad Groningen waar hij zich in zulke onverkwikkelijke ruzies met de universiteit van Groningen, waar hij docent fysische geografie geweest was, maar dat vak volgens zijn superieuren schandelijk verwaarloosd zou hebben, had begeven dat hij de stad voorgoed de rug zou keren en zelfs het land. Als afscheidscadeau liet hij de universiteit het andere bekende boek “Onder professoren” na, waarin hij zijn opponenten van weleer met zijn peperscherpe pen ongenadig over de hekel haalde op de hem zo bekende spottende wijze, zonder overigens namen te noemen. Maar iedereen wist wie hij op het vizier had. Misschien dat er daarom ook geen herinnering aan Hermans bij Spilsluizen 17 a te vinden is. Overigens heeft hij eerder ook nog op het pand Turfsingel 3 a gewoond.
We zijn nu bijna op de Ossenmarkt aangekomen. Sinds dit plein dank zij een ondergrondse parkeergarage autovrij gemaakt is, vormt de Ossenmarkt weer een van de mooiste plekken van de stad Groningen. Het plein dateert uit het begin van de 17e eeuw, dus uit de tijd van de Gouden Eeuw en dat is ook goed te zien. Ongetwijfeld het meest markante pand aan dit plein is het pand Ossenmarkt 4-6. (RM 18610) Het is gebouwd in opdracht van Jan Albert Sichterman, een van de kleurrijkste figuren uit de stadsgroninger geschiedenis.
Jan Albert Sichterman, geboren in Groningen in 1692 was een telg uit een bekend Groninger geslacht. Evenals zijn vader nam Jan Albert Sichterman dienst in het leger, waar hij het tot luitenant bracht. Nadat hij als een gepassioneerde jongeling op 23 jarige leeftijd een tegenstander in een duel per ongeluk doodstak zocht hij zijn heil in Nederlands Indië. Daar maakte hij fortuin in zaken en trouwde ook nog eens met een rijke vrouw, met Sibylla Volkera Sadelijn, dochter van Jacob Sadelijn, de latere directeur van Bengalen. Deze verbintenis met Sybilla zou zijn carrière bij de VOC behoorlijk begunstigd hebben. In 1725 werd hij koopman en fiscaal voor de VOC Bengalen en in 1734 werd hij door de VOC zelfs tot directeur benoemd.
Door een en ander raakte hij zeer een vermogend man en toen hij in 1744 terug keerde naar Groningen waren er twee schepen nodig om al zijn bezittingen mee te nemen. Teruggekeerd kondigde hij aan het mooiste huis van Groningen te laten bouwen. Dat werd dus het pand aan de Ossenmarkt.
Daarop hield hij domicilie waarbij hij goede sier met zijn rijkdom maakte. Zo zou hij regelmatig vanaf zijn bordes muntstukken naar de daar verzamelde mensen hebben gegooid. Ook liet hij zich rondrijden in een koets met zes paarden en zes donkere bedienden. Mogelijk dat hij vanwege zijn rijkdom meende zich ook meer te kunnen permitteren dan een ander, want hij schijnt het vele vrouwen in de stad behoorlijk lastig te hebben gemaakt. Hij stond bekend als een notoire rokkenjager. Het verhaal wil dat hij het daarbij vooral voorzien had op domineesvrouwen. Wat daar nu zo aantrekkelijk voor hem aan was vermeldt het verhaal niet, maar wel dat hij heel wat processen aan zijn broek kreeg. Zo bekende een van Groningens bekende advocaten uit die tijd, Kersteman, dat hij alleen al aan Sichterman een flinke jaarwedde overhield.
Op 15 januari 1764 overleed Sichterman. Zijn weduwe verkocht het herenhuis aan de Ossenmarkt en de inboedel werd geveild. In 1770 werd het huis verkocht en de nieuwe eigenaar splitste het huis in twee delen, zoals het thans nog steeds in gebruik is. Het balkon dat boven de voordeur hing werd verwijderd en staat thans in het Groninger Museum.
Naast het Sichtermanhuis zien we op nummer 5 vervolgens een prachtige uiting van de Groninger Renaissance. Dit pand dateert van 1625 (RM 18612).
Even verderop betreden we het domein van een vroegere stadjer van een geheel ander kaliber dan de net genoemde Sichterman. Dit was dat van ds. Guyot, de oprichter van het naar hem genoemde Henri Daniel Guyot Instituut, ofwel het Doveninstituut. Dit was lange tijd aan het Guyotplein gevestigd. Later is het deels gesloopt om plaats te maken voor de nieuwe rechtbank. Op het plein werd in 1829 het Guyotmonument geplaatst.
Henri Daniel Guyot (Blegny, 25 november 1753 - Groningen, 10 januari 1828) was predikant van de Waalse gemeente in Groningen. Hij werd geboren in de buurt van Luik. Hij studeerde aan de hogeschool te Franeker. Vanaf 1777 was hij predikant van de Waalse gemeente in Groningen en in 1781 verhuisde hij naar die stad. Hij vond onderwijs voor doven belangrijk. Daarom richtte hij op 14 april 1790 samen met Hora Siccama, Van Olst en Van Calcar in Groningen het eerste Instituut voor Doven in Nederland op. In 1815 werd hij door Koning Willem benoemd tot lid van de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte van de Rijksuniversiteit Groningen
We lopen nu op de hoogte van het Lopende Diep. Dit verwijst naar de tijd dat de stad Groningen nog in open verbinding stond met de zee en de invloed van eb en vloed dus nog merkbaar was. Dit zien we goed terug aan de Lage en Hoge der Aa . Tijdens eb meerden de schepen af aan de Lage der Aa, de stadse zijde, en tijdens vloed aan de Hoge zijde.
We kunnen deze oude loop van de Drentse Aa het beste bereiken door vanaf de Kijk in ’t Jatbrug langs de Noorderhaven Z.Z te lopen en vlak voor de bocht de Hoekstraat in te slaan. Daar lopen we dan ook nog tegen twee monumenten op. Een daarvan is het Westerpakhuis (RM 18454) aan het Gasthuisstraatje nr9. Dit is een pakhuis met twee volledige verdiepingen en gedekt door zadeldak tegen puntgevel waartegen trijshuisje. In zij- en voorgevel op elke verdieping serie halfrond gesloten lichtopeningen.
Een paar meter verder zien we het Jacob en Annagasthuis, ook in het Gasthuisstraatje. (RM 18453) De oudste vermelding hiervan is van 1489.Daarin worden een Jacob Grovens en zijn “huusfrouw” Eteken genoemd die ter ere van Gode Gode en de ere der hilige vrouwe S. Anne en des hiligen apostel S. Jacobs’ het gasthuis hebben opgericht.
Het blijkt in dit gasthuis in het algemeen goed toeven te zijn geweest. Dat bewees Geert Adriaans Boomgaard, die er 34 jaar woonde en er in 1899 als oudste Nederlander op 110-jarige leeftijd overleed. Hij was overigens niet de enige die meer dan dertig jaar in het gasthuis verbleef. Vanaf het midden van de twintigste eeuw waren er nog minstens elf anderen die er ook zo lang woonden.
Hierna lopen we door een klein stukje van Groningens rosse buurtje, de Vishoek geheten, naar de Visserbrug.
Van hier ongeveer heb je zowel een mooi uitzicht op de noordzijde van de Noorderhaven als op de behuizingen langs de Lage der Aa. Deze uitzichten blijken menig Gronings schilder te hebben geïnspireerd tot lyrisch stemmende schilderingen.
De mooiste route vanaf de Visserbrug is om langs de Lage der Aa, d.w.z. aan de stadse zijde, naar de A-Brug te lopen en daar linksaf de Brugstraat in te gaan. Ook deze straat huisvest enkele bijzondere monumenten. Daarvan is het Scheepvaartmuseum de bekendste en ook dat is zeker een bezoek waard. Dit is aan de Brugstraat 24. (RM 18433)
Dit zogenaamde Gotisch Huis is een van de oudste panden in de stad Groningen. Het geldt zelfs als het oudst bewaard gebleven woonhuis in de stad, al is het Calmershuis dat rond 1250 werd gebouwd en in 1338 als (burgemeesters)woning wordt genoemd veel ouder. Samen met het naastgelegen Canterhuis ( op nr 26) is het tegenwoordig in gebruik bij het Noordelijk Scheepvaartmuseum.
Overigens zijn ook de nabij gelegen panden Brugstraat 30 en 32 rijksmonumenten.
Noot.
Voor degenen die nu wel eens weer aan een versnapering toe zijn kunnen wij het Grand Café de Sigaar aanraden. Volgens de Reisgids is het een Grand Café met internationale allure en met veel kunst aan de muur. Het is verder voorzien van een aangenaam aan het water van de Lage der Aa gelegen terras.
Aangezien we nog steeds vlak bij de A-Brug zijn lopen we naar deze brug om vandaar langs de Pottebakkersrijge en de Kleine der Aa naar het voormalige Oude Groninger Stadsmuseum, aan het einde van de Praediniussingel terecht te komen.
Het geldt als een neo-gotisch bouwwwerk en het is gebouwd in 1994-1907 naar een ontwerp van C.H.Peters, rijksbouwmeester te Groningen. (Rijksmonument 486286) Vanaf 1995 huisvestte het gebouw het Natuurmuseum van Groningen. Het museum liep echter slecht en alleen op 23 december 2007, de laatste dag waarop het geopend was, trok het museum een recordaantal bezoekers.
Het laatste monument dat op deze wandeling op ons lijstje van aanbevelingen staat is Huize Tavenier aan de Ubbo Emmiussingel 110. (RM 486627) Dit in 1905 in Jugenstil opgetrokken gebouw heeft vanaf 1948 dienst gedaan als de eerste kraamkliniek van Groningen. De naam heeft het te danken aan de toenmalige directrice. In dit gebouw zagen ongeveer 27.000 Groningers het levenslicht.
Ten slotte komen we nu weer bij het Groninger Museum en daarmee op het punt dat we op het begin van onze wandeling ook aangedaan hebben. Onderweg waren nog vele andere rijks-en gemeentelijke monumenten te zien geweest. Voor een volledig overzicht van alle rijksmonumenten in de stad Groningen, met een afbeelding, ga naar: http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_rijksmonumenten_in_Groningen_%28stad%29
Einde
zie ook Drie hemelse hofjes in Groningen
reportages van andere Nederlandse steden